Movatterモバイル変換


[0]ホーム

URL:


Naar inhoud springen
WikiWoordenboek
Zoeken

train

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

  • train
vervoeging van
trainen

train

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd vantrainen
    • Iktrain. 
  2. gebiedende wijs vantrainen
    • Train! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd vantrainen
    • Train je? 
60 %van de Nederlanders;
42 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Engels

enkelvoudmeervoud
traintrains

train

  1. trein
    «We rode thetrain to London.»
    We reden met detrein naar Londen.
vervoeging
onbepaalde wijsto train 
he/she/it trains 
verleden tijd trained 
voltooid
deelwoord
 trained 
onvoltooid
deelwoord
 training 
gebiedende wijs train 

train

  1. oefenen
    «You will need totrain more if you want to be better.»
    Je zult meer moetenoefenen als je beter wilt zijn.
  2. trainen
    «Shetrained seven hours a day to prepare for the Olympics.»
    Zetrainde zeven uur per dag om zich op de Olympische Spelen voor te bereiden.

Frans

enkelvoudmeervoud
zonder lidwoordmet lidwoordzonder lidwoordmet lidwoord
 train   le train  trains   les trains 

trainm

  1. trein
    «Letrain s'est arrêté.»
    Detrein is gestopt.
  2. vaart,gang
    «Autrain dont nous allons, nous ne tarderons pas à les dépasser.»
    Met devaart waarmee we gaan, zullen we hen spoedig voorbijsteken.
  • à fond detrain
    • in volle vaart
  • aller sontrain
    • zijn gang gaan
  • autrain où vont les choses
    • als de dingen zo doorgaan
  • être entrain
    • op dreef zijn
  • être entrain de ...
    • bezig zijn met ... / aan het ... zijn
  • mener quelqu'un bontrain
    • iemand niet sparen
  • mettre entrain
    • in gang brengen
Overgenomen van "https://nl.wiktionary.org/w/index.php?title=train&oldid=4050682"
Categorieën:
Verborgen categorieën:

[8]ページ先頭

©2009-2025 Movatter.jp