Movatterモバイル変換


[0]ホーム

URL:


Naar inhoud springen
WikiWoordenboek
Zoeken

oir

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

  • oir
enkelvoudmeervoud
naamwoordoir-
verkleinwoord--

hetoiro

  1. (juridisch)(verouderd) geheel van de personen die in rechte lijn van iemand afstammen
     Wie heerst, die hoopt en doet omoir meer dan hij mag.[2]
  2. (figuurlijk)(verouderd) persoon die in rechte lijn van iemand afstamt
     Bestraf hem niet. Dit is de vrome vechter
    die 't volk beschut, zijn eigen hof vernielt,
    zijn enigoir en erfgenaam' ontzielt.
    [3]
23 %van de Nederlanders;
19 %van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 22 mei 2020Weblink bron
    P.C. Hooft (ed. H. Duits)
    Baeto, of oorsprong der Hollanderen(1626)in:Geeraerdt van Velsen. Baeto, of oorsprong der Hollanderen.(2005), Bert Bakker, Amsterdam,ISBN 90 351 2733 1, p. 163 r. 827
  3. Bronlink geraadpleegd op 22 mei 2020Weblink bron Jeptha of Offerbelofte(1659)in:Jeptha, of offerbelofte. Koning David hersteld. Faëton, of roekeloze stoutheid.(2004), Bert Bakker, Amsterdam,ISBN 90 351 2652 1, p. 98 r. 1868
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Catalaans

stamtijd
tegenw.
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oeixooïaoït
3e vervoegingvolledig

oir

  1. horen,aanhoren
Overgenomen van "https://nl.wiktionary.org/w/index.php?title=oir&oldid=4780761"
Categorieën:
Verborgen categorieën:

[8]ページ先頭

©2009-2025 Movatter.jp