Movatterモバイル変換


[0]ホーム

URL:


Naar inhoud springen
WikiWoordenboek
Zoeken

god

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzenNiet te verwarren met:God, gód,gōd

Nederlands

  • god
enkelvoudmeervoud
naamwoordgodgoden
verkleinwoordgodjegodjes

degodm

  1. (religie) hypothetisch bovennatuurlijk wezen dat verantwoordelijk wordt geacht voor (bepaalde aspecten van) de werkelijkheid
    • Degod van de zee,degod van de oorlog. 
    • Waren degoden kosmonauten? 
  2. versterkend voorvoegsel(krachtterm) heel erg,gebruikt als linkerdeel van samengestelde bijvoeglijke naamwoorden als versterker van het rechterdeel; in feite samengesteld metGod, maar geschreven met een kleine letter volgensspellingregel 16.S
    • Ze zitten degodganse dag achter de computer. 
  
   1. hypothetisch bovennatuurlijk wezen dat verantwoordelijk wordt geacht...  
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]
  1. "god" in:
    Sijs, Nicoline van der
    ,Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ;ISBN 90 204 2045 3
  2. god op website: Etymologiebank.nl
  3. Guus Kroonen. 2013.Etymological Dictionary of Proto-Germanic. Leiden - Boston: Brill Publishers: p. 193-4.
  4. Peter Schrijver. 1991.The reflexes of the PIE laryngeals in Latin. Amsterdam - Atlanta: Rodopi: p. 441-2.
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Afrikaans

  • god
enkelvoudmeervoud
naamwoordgodgode

god

  1. (religie)god

Angelsaksisch

  • god

[A] god

  1. (religie)god; hypothetisch bovennatuurlijk wezen dat verantwoordelijk wordt geacht voor (bepaalde aspecten van) de werkelijkheid
  2. (religie)God; de god van de Abrahamistische religies (specifiek de Christelijke God)
  1. God

[B] god

  1. goed

Deens

  • god
Naar frequentie136
stellendvergrotendovertreffend
onbepaald
(sterk)
genkelvoudgodbedrebedst
oenkelvoudgodt
meervoudgode
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
godebedrebedste

god

  1. goed

    Drents

    • god

    god

    1. (religie)god

    Engels

    • god
    enkelvoudmeervoud
    godgods

    god

    1. (religie)god

    Fries

    • god
    enkelvoudmeervoud
    naamwoordgodgoaden
    verkleinwoordgodsje

    god

    1. (religie)god

      Limburgs

      • god

      god

      1. (religie)god

      Middelengels

      • god

      [A] god

      1. (religie)god; hypothetisch bovennatuurlijk wezen dat verantwoordelijk wordt geacht voor (bepaalde aspecten van) de werkelijkheid
      2. (religie)God; de god van de Abrahamistische religies (specifiek de Christelijke God)

      [B] god

      1. goed

      Middelnederduits

      • god

      [A] god

      1. (religie)god

      [B] god

      1. goed

      Middelnederlands

      • god

      god

      1. (religie)god

      Nedersaksisch

      • god

      [A] god

      1. (religie)god

      [B] god

      1. goed

      Nedersorbisch

      • god

      god

      1. genitief meervoud vangódy

      Noors

      • god
      Naar frequentie106

      god

      1. goed
        «Er det noen som har forslag til engod kake?»
        Heeft iemand een suggestie voor eengoede taart?

      «Fotballjentene, håndballjentene, skigutta og Oslo-filharmonikerne. De hevder seg i verdenstoppen. På samme måte skal vi vise at norsk næringsliv klarer seg internasjonalt. Trenger vi kanskje et nytt slagord? Det er typisk norsk å væregod[1]

      De voetbalmeiden, de handbalmeiden, de skijongens en het Oslo Philharmonisch Orkest. Ze beweren aan de wereldtop te staan. Op dezelfde manier moeten we laten zien dat het Noorse bedrijfsleven en de industrie het internationaal goed doen. Hebben we misschien een nieuwe slogan nodig? Het is typisch Noors om goed te zijn
      stellendvergrotendovertreffend
      onbepaald
      (sterk)
      m/venkelvoudgodbedrebest
      oenkelvoudgodt
      meervoudgode
      bepaald
      (zwak)
      enkelvoud en
      meervoud
      godebedrebeste
      • i god tid
      op tijd
      • godt nyttår / godt nytt år
      Gelukkig Nieuwjaar!
      • vær så god
      alsjeblieft / dankjewel
      1. BronlinkWeblink bron
        Noors premier Gro Harlem Brundtlands
        “Nyttårstale (Nieuwjaarstoespraak)”(1 januari 1992)

      Nynorsk

      • god

      god

      1. goed
      stellendvergrotendovertreffend
      onbepaald
      (sterk)
      m/venkelvoudgodbetrebest
      oenkelvoudgodt
      meervoudgode
      bepaald
      (zwak)
      enkelvoud en
      meervoud
      godebetrebeste
      • i god tid
      op tijd
      • godt nyttår / godt nytt år / godt nyår
      Gelukkig Nieuwjaar!
      • ver så god
      alsjeblieft / dankjewel

      Oudfries

      • god

      [A] god

      1. (religie)god

      [B] god

      1. goed

      Oudsaksisch

      • god

      [A] god

      1. (religie)god; hypothetisch bovennatuurlijk wezen dat verantwoordelijk wordt geacht voor (bepaalde aspecten van) de werkelijkheid
      2. (religie)God; de god van de Abrahamistische religies (specifiek de Christelijke God)

      [B] god

      1. goed

      Schots

      • god

      god

      1. (religie)god

      Sloveens

      god

      1. naamdag

      West-Vlaams

      • god

      [A]god

      1. (religie)god

      [B] god

      1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd vangoan
      2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd vangoan
      Overgenomen van "https://nl.wiktionary.org/w/index.php?title=god&oldid=5218477"
      Categorieën:
      Verborgen categorieën:

      [8]ページ先頭

      ©2009-2025 Movatter.jp