Zweedse literatuur verwijst naar geschrevenliteratuur in deZweedse taal dan wel geschreven doorZweedse auteurs.
De Zweedse literatuur kende een hoogtepunt rond 1900 met het werk vanAugust Strindberg enSelma Lagerlöf, dat alom gerekend wordt tot de wereldliteratuur. Een bijzondere traditie is herkenbaar in de kinderliteratuur, metAstrid Lindgren als belangrijke exponent, en in het genre van demisdaadroman, waarinStieg Larsson enHenning Mankell internationale faam verwierven.
De Zweedse literatuur heeft zeven winnaars van deNobelprijs voor de Literatuur voortgebracht:Selma Lagerlöf (1909),Verner von Heidenstam (1916),Erik Axel Karlfeldt (1931),Pär Lagerkvist (1951),Eyvind Johnson, (1974),Harry Martinson (eveneens 1974) enTomas Tranströmer (2011).
De eerste Zweedse geschriften warenrunen die merendeels dateren van 300 na christus tot het jaar 1200.[1] Later verdrongLatijn het runenschrift als schrijftaal in Zweden.[1] Bestudering van de runen leerde dat er inScandinavië en dus ook in Zweden al vroeg een literaire traditie bestond. Op meerdererunenstenen staan verzen te lezen of andere teksten van literaire waarde. Bekend is deRunensteen van Rök, waarop de oudste Noord-Europese strofe voorkomt in eenzelfde strofenvorm waarin later deEdda neergeschreven werd. Zweden heeft van alle Scandinavische landen verreweg de meeste runenstenen.
De enige werken waarin de geest van de Zweedse voortijd is blijven bestaan zijn de provinciale wetten. Zo begon men omstreeks 1220 met het schrijven van deWestrogotische wet (in het moderne ZweedsVästgötalagen genaamd), de oudste Zweedse tekst die in het Latijnse alfabet is geschreven.[2] Andere provinciale wetten uit deze tijd zijn bijvoorbeeld deUpplandslagen, deGutalagen en deSödermannalagen. Beter dan in andere Noord-Europese landen werd in de provinciale wetten de Oudgermaanse geest en de sobere volkse stijl van mondelinge overlevering goed bewaard. Dewetsprekers, die aan het hoofd stonden van hetding, een rechtsprekende instantie, gebruikten deze teksten om de wet op te lezen en meteen te wijzen op praktische toepassingen. In het begin van de veertiende eeuw werd onder koningMagnus II ook een nationale wetgecodificeerd. Deze verzameling, met de naamLandslag, werd waarschijnlijk samengesteld door geestelijken en edelen aan het hof van Magnus II.[3][4]
Bekende Zweedse schrijvers in de middeleeuwen waren geestelijken, zoalsBrynolf Algotsson,Petrus de Dacia enSint-Birgitta.[5] Daarnaast deed dehoofse literatuur van Franse en Duitse schrijvers na verloop van tijd ook in Zweden haar intrede en werden diverse teksten in het Zweeds bewerkt. Een bekende verzameling romans van deze tijd is deEufemiavisorna. Hiertoe behoort onder meer een vertaling vanYvain van de Franse dichterChrétien de Troyes.[6] Een ander belangrijk werk is deErikskrönikan, de eerste in hetOudzweeds geschrevenkroniek, met daarin onder meer een beschrijving van de geschiedenis van Zweden in de tweede helft van de dertiende eeuw.[7][8]
Tijdens deReformatie, die in Zweden begon onder het bewind vanGustaaf Wasa (r. 1523-1560), werd de basis gelegd van de huidige Zweedse taal. Een belangrijke rol daarbij speelde de eerste volledige, door de koning verordonneerdeBijbelvertaling, deGustav-Wasa Bijbel, die nog tot 1917 in zwang zou blijven. Delutherse kerkhervormersOlaus Petri (1593-1552),Laurentius Petri (1499-1573) enLaurentius Andreae (c. 1470-1552) namen het grootste deel van de vertaling voor hun rekening. Zij ontleenden hun inspiratie aan de Duitse Bijbelvertaling vanMaarten Luther. De belangrijkste teksten uit deze tijd met literaire waarde betroffenhumanistischegotische religieuze literatuur, met de katholieke aartsbisschopJohannes Magnus (1488-1544) en diens broerOlaus Magnus (1490-1557) als belangrijkste exponenten.
Tijdens de regeerperiode vanGustaaf II Adolf ontwikkelde Zweden zich tot een Europese mogendheid en ontstonden er meer internationale contacten. Daarmee doet ook een door derenaissance beïnvloedde literatuur haar intrede, met hetbarokkehexametrische gedicht 'Hercules' (1658) vanGeorg Stiernhielm (1598-1672) als hoogtepunt. In deze periode werden vanuit een nieuw ontstane bovenklasse ook diverse andere lyrische werken geschreven, waarbij humanistische uitgangspunten en gotische stijlelementen steeds herkenbaar bleven. Namen die daarbij horen zijnOlaus Rudbeck (1630-1702),Gunno Eurelius Dahlstierna (1661-1709),Johan Runius (1679-1713) enHaquin Spegel (1645-1714). Spegel had ook contacten in Nederland en haalde onder anderenJacob Cats enJoost van den Vondel aan in zijn werk.[9]
De 18e eeuw wordt in de Zweedse literatuur wel aangeduid als de "gouden eeuw".[9] De standaard ging aanzienlijk omhoog en voor het eerst werden werken geproduceerd die van internationaal niveau waren. Belangrijk in deze ontwikkeling was de uitgave het spectatoriale weekbladThen Swänska Argus (1832-1834) doorOlof von Dalin (1708-1763), waarinverlichte ideeën werden verspreid via politiekeallegorieën ensatiren, die ook het gewone volk bereikten. Daarnaast introduceerde Dalinklassieke poëzie, naar het voorbeeld van hetFranse classicisme. OokHedvig Charlotta Nordenflycht, de eerste Zweedse vrouwelijke dichteres van naam, werkte in deze klassieke stijl.Jacob Henrik Mörk (1715-1763) schreef metAdelriks och Giöthildas äfwentyr (1742) de eerste voldragen Zweedse roman.
De belangrijkste dichters van de late 18e eeuw warenJohan Henrik Kellgren (1751-1795) enCarl Michael Bellman (1740-1795). Kellgren was een uitgesproken navolger van de Verlichting en een bewonderaar vanVoltaire. Voor het Zweedse hof vanGustaaf III schreef hij ook veel spraakmakendedrama's, met elementen uit derococo, waarin hij niet schroomde God te loochenen en erotische lyriek te integreren. Bellman werkte vooral met beelden uit de klassiekemythologie en groeide met name door zijn drinkliederen uit tot een van de populairste schrijvers van zijn tijd.
Tot slot, hoewel geen literator, kan ook debotanicusCarl Linnaeus genoemd worden, wiens boeken in de 18e eeuw sterk bijdroegen tot het voorzichtig ontstaan van een leescultuur.
Aan het begin van de 19e eeuw deed de invloed van deDuitse literatuur zich nadrukkelijk gelden (Goethe,Schiller). Rond 1810 verschenen twee tijdschriften,Polyfem inStockholm enPhosphoros inUppsala, die zich keerden tegen het classicisme en nadrukkelijk kozen voor de (Duitse)romantiek. Belangrijkste voorman van de groep uit Uppsala, de fosforisten genoemd, was de dichterPer Daniel Amadeus Atterbom (1790-1855), met in zijn kielzogErik Gustaf Geijer (1783-1847) enEsaias Tegnér (1782-1846), alle drie academici en leden van deZweedse Academie. OokErik Johan Stagnelius (1793-1823) dient als romanticus pur sang te worden genoemd. Geijer en Tegnér vonden elkaar later inGötiska Förbundet, een invloedrijk literair genootschap. Hun werk had een sterknationalistische insteek en greep vaak terug op de geschiedenis van deVikingen en Oudgermaanse sagen. Adolf Arwidsson gaf een verzameling historische volksliedjes uit,Svenska fornsånger (3 dln., 1834-1842).
Kort na de romantische golf deed zich vervolgens ook een groeprealistische schrijvers gelden, die zich in belangrijke mate richtten op Franse voorbeelden, met eenliberale insteek. Hun belangrijkste exponent wasCarl Jonas Love Almqvist (1793-1866), die met zijnDrottningens juvelsmycke (1834,De Juwelen van de Koningin) eerst nog een roman schreef in de romantische traditie, maar metDet går an (1839,De week met Sara) als eerste een realistisch beeld schetste van een ongehuwd samenwonend paar en daarmee een nieuwe kritisch liberale fase inluidde in de Zweedse literatuur. Zijn voorbeeld werd gevolgd door defeministischeFredrika Bremer (1801-1865) enEmilie Flygare-Carlén (1807-1892), en iets laterViktor Rydberg (1828-1895), die zich keerde tegen het dogmatische geloof, en de dichtersCarl Snoilsky (1841-1903) en deFin[10]Johan Ludvig Runeberg (1804-1877).
Eind 19e eeuw beleefde Zweden in versneld tempo de overgang van een arm boerenland naar een jonge industriestaat, met alle sociale vraagstukken van dien. De radicale maatschappijkritiek vanGeorg Brandes deed zich gelden in de literatuur en vanuitNoorwegen enDenemarken druppelden voorzichtigavant-gardistische tendensen door. De belangrijkste literaire stroming werd die van hetnaturalisme.
De belangrijkste vertegenwoordiger van het Zweedse naturalisme wasAugust Strindberg (1849-1912). ZijnRöda rummet (1879,De rode kamer), de eerste grote sociale roman in Zweden, geldt daarbij als baanbrekend. Strindberg schreef ook diverse grote naturalistische drama's, zoalsFadres (1887,De vader) enFröken Julie (1888,Freule Julie) en groeide uit tot een literator van wereldfaam. Andere naturalistische schrijvers alsGustaf af Geijerstam (1858-1909) enVictoria Benedictsson (1850-1888) bleven sterk bij hem in de schaduw, evenals een aantal getalenteerde lyrische dichters uit die tijd.[11]
In de jaren 1890 ontstond onder aanvoering vanOscar Levertin (1862-1906) en de latere NobelprijswinnaarVerner von Heidenstam (1859-1940) een soort tegenbeweging tegen het toen dominante naturalisme. Ze verzetten zich tegen het door het zo genaamde "schoenmakersrealisme" en bepleitten in een pamflet uit 1890,Pepitas bröllop, eenesthetische stijl (l'art pour l'art) op basis van harmonie en verbeelding, sterk neigend naar deneoromantiek. Ook de lyriciDan Andersson (1888-1920),Gustaf Fröding (1860-1911) en NobelprijswinnaarErik Axel Karlfeldt (1864-1941) kwamen voort uit deze traditie. Fröding werd daarbij ook sterk beïnvloed door het symbolisme, met somsarchaïsche trekken. Karlfeldt koos vooral volksverhalen tot uitgangspunt.
Een duidelijk eigen weg ging rond de eeuwwisselingSelma Lagerlöf (1858-1940). Ook zij schreef aanvankelijk neoromantische werken in reactie op het naturalisme (Gösta Berlings Saga, 1891), maar legde allengs steeds meer nadruk op de psychologische aspecten binnen haar werk. Met haar kinderboekNils Holgersson (1911) zette ze bovendien de toon voor een sterke Zweedse traditie van kinderliteratuur waar later ookAstrid Lindgren (1907-2002) aan ontsproot, schrijfster vanPippi Langkous (1945), evenalsMaria Gripe (1927-2007),Tove Jansson (1914-2001) enSven Nordqvist (1946). Lagerlöf schreef sterk lyrisch proza, in een fantasievolle stijl, vaak vanuit een sociaal geëngageerde opstelling. Ze kreeg in 1909 de Nobelprijs.
Van belang als psychologisch romanschrijver en dramaturg waren ookHjalmar Söderberg (1869-1941) enHjalmar Bergman (1883-1931), die beide in tegenstelling tot Lagerlöf schreven vanuit een pessimistischnietzscheaans mensbeeld, in het geval van Söderberg in een dromerige stijl met duidelijke invloeden vanuit hetimpressionisme.
Strindberg zou na de eeuwwisseling zijn naturalistische stijl inruilen voor een meersymbolistisch georiënteerde werkwijze, waarmee hij de toon zette een sterke experimentele vernieuwing in de Zweedse literatuur.[11] Hij zou nieuwe hoogten bereiken met werken alsEtt drömspel (1902,Een droomspel). In het kielzog van Strindberg zou vervolgens in de eerste helft van de 20e eeuw een grote groepmodernistische dichters het Zweedse literatuurtoneel betreden, die behalve symbolistische invloeden vaak ooksurrealistische enexpressionistische elementen in hun werk integreerden. Een markerend moment is de verschijning van de explosieve,vitalistische gedichtenbundelFem unga (Nederlands:De jonge vijf), metArtur Lundkvist (1906-1991) en NobelprijswinnaarHarry Martinson (1904-1978) als drijvende krachten. Andere belangrijke modernisten zijnVilhelm Ekelund (1880-1949),Edith Södergran (1892-1923) enKarin Boye (1900-1941). In zekere zin kan ook de NobelprijswinnaarPär Lagerkvist (1891-1974) in deze traditie worden geplaatst, hoewel die een veelheid aan stijlen hanteerde en na deTweede Wereldoorlog vooral bekendheid kreeg met een aantal moralistische romans, zoalsBarabbas (1950), dat ingaat op het vraagstuk van goed en kwaad.
In de Zweedse romankunst ontwikkelde zich tussen de twee wereldoorlogen ook een sterke "proletarische" schrijversschool, die het boeren- en arbeidersleven tot centraal thema maakte, vaak vanuit een sociale optiek. De bekendste onder hen isVilhelm Moberg (1898-1973), die met zijn "Emigrantenreeks" internationale faam verkreeg. Andere exponenten van deze stroming warenIvar Lo-Johansson (1901-1990) enMoa Martinson (1890-1964). Ook NobelprijswinnaarEyvind Johnson (1900-1976) kan in dit rijtje worden geplaatst, hoewel hij, veel gebruik makend vanmonologue interieur, een duidelijk eigen stijl had, politiek geëngageerd, zich zowel tegen hetcommunisme als tegen hetfascisme kerend.
Een eigen plek wordt ingenomen doorFrans Bengtsson (1894-1954), die ook meestal schreef over eenvoudige mensen, maar dan vooral in een historische context, bijvoorbeeld over het leven van deVikingen.
Een verwante stroming ontstond verder in detroubadourpoëzie, in navolging van de achttiende-eeuwer Carl Michael Bellman, metBirger Sjöberg (1885-1929) als grootste naam in de 20e eeuw. In de jaren 1970 zettenEvert Taube (1890-1976) en de halve NederlanderCornelis Vreeswijk (1937-1987) deze traditie verder voort.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de Zweedse literatuur nog lange tijd gedomineerd door schrijvers die reeds voor de oorlog naam hadden gemaakt, zoals Lagerkvist, Moberg, Lo-Johansson, Martinson en Johnson. Nieuwe namen kwamen metLars Ahlin (1915-1997) met zijnideeënromans,Stig Dagerman (1923-1954) dieexistentialistische werken schreef,Per Anders Fogelström (1917-1998) die Stockholm tot thema nam,Sven Delblanc (1931-1992) met fantasievolle romans, de FinBo Carpelan (1926-2011) die sterk melancholisch schreef, enSara Lidman (1923-2004) die voortbouwde op de proletarische romantraditie. Van een dominante "school" kon nauwelijks worden gesproken.[12]
Een heuse traditie binnen de Zweedse literatuur ontstond wel rondom het genre van demisdaadroman. Sinds de jaren 1960 en 1970 genotenPer Wahlöö (1926-1975) enMaj Sjöwall (1935) wereldwijde bekendheid. In de 21e eeuw geldenStieg Larsson (1954-2004),Liza Marklund (1962) enHenning Mankell (1948) internationaal als meesters in het genre.
In de 21e eeuw kent Zweden voorts een aantal literaire romanciers van wereldfaam, metTorgny Lindgren (1938),Kerstin Ekman (1933),Per Olov Enquist (1934) en toneelschrijverLars Norén (1944) als grootste namen. Als belangrijkste dichters van de moderne tijd geldenLars Forssell (1928-2007) en vooralTomas Tranströmer (1931), de Nobelprijswinnaar van 2011, die begonnen als experimenteel dichter in zijn latere periode steeds toegankelijker zou gaan schrijven. Een nieuwe naam dient zich aan metJonas Jonasson (1961), die in 2009 met zijn romanDe 100-jarige man die uit het raam klom en verdween andermaal aanknoopte bij het suspensegenre.
Dit lemma, als geplaatst in januari 2014, is m.u.v. de paragraaf 'Middeleeuwen' voornamelijk een compilatie van informatie uit deEncyclopedie van de wereldliteratuur, deel 10, blz. 361-367, lemmaZweedse literatuur (V. Claes), met informatie vanuit lemma's over Zweedse literatuur op de Engelse, Duitse en Zweedse Wikipedia. Op onderdelen werd verdieping gezocht in A. Bolckmans'Scandinavische letterkunde.