Zoölogie (Oudgrieks: ζῷον,zōion, dier en λόγοςlogos, woord, in de wetenschap vaak vertaald als kunde) ofdierkunde is een discipline in debiologie diedieren bestudeert.
De oude Grieken deden al aan dierkunde,Aristoteles formuleerde zelfs een soort vanerfelijkheidsleer. Tot de 16de eeuw lag de nadruk op het verzamelen van beschrijvingen en verhalen over het liefst vreemdsoortige dieren. Dat resulteerde in boeken als dePhysiologus (2e eeuw n.Chr.). In deMiddeleeuwen werden veelbestiaria (beestenboeken) uitgegeven, met beschrijvingen en tekeningen van bestaande en verzonnen dieren. Meestal was de inhoud overgenomen uit oudere boeken.
Oorspronkelijk zoölogisch onderzoek werd er weer vanaf de 16e eeuw gedaan. Een bekend werk uit die tijd is deHistoriae animalium vanConrad Gesner. Er werd meeranatomisch onderzoek verricht (geïllustreerd door bijvoorbeeld deAnatomische Les van Dr. Nicolaes Tulp vanRembrandt uit 1632) en later ooktaxonomisch onderzoek. De ontwikkeling van demicroscoop stelde onderzoekers alsJan Swammerdam enAntoni van Leeuwenhoek in staat de cellen in verschillende weefsels te bestuderen. Classificatie van soorten gebeurde systematisch vanaf de 18e eeuw (Linnaeus).
Tot de formulering van deevolutietheorie doorCharles Darwin in 1859, was de dierkunde vooral beschrijvend van aard. Daarna kwam er ook een verklarend element in: het bestaan, hetevolueren, hetuitsterven, demorfologie en fysiologie van diersoorten werd verklaard als het gevolg van (gebrek aan) aanpassing aan omstandigheden (natuurlijke selectie).