Wolraad IV ‘de Vrome’ van Waldeck-Eisenberg | ||
---|---|---|
Plaats uw zelfgemaakte foto hier | ||
![]() | ||
Regeerperiode | 1588–1640 | |
Mederegent | Christiaan (1588–1607) | |
Voorganger | Josias I | |
Opvolger | Filips Theodoor | |
Regeerperiode | 1631–1640 | |
Mederegent | Christiaan | |
Voorganger | Hans Lodewijk | |
Opvolger | Filips Theodoor | |
Huis | Huis Waldeck | |
Vader | Josias I van Waldeck-Eisenberg | |
Moeder | Maria van Barby en Mühlingen | |
Geboren | 7 juli1588 Slot Eisenberg | |
Gestorven | 6 oktober1640 Arolsen | |
Echtgenote | Anna van Baden-Hochberg | |
Religie | Luthers | |
![]() Het wapen van de graven van Waldeck. |
GraafWolraad IV ‘de Vrome’ van Waldeck-Eisenberg (Slot Eisenberg,7 juli1588 –Arolsen,6 oktober1640[1]), Duits:Wolrad IV. ‘der Fromme’ Graf von Waldeck-Wildungen (officiële titels:Graf zu Waldeck und Pyrmont), was sinds 1588graaf vanWaldeck-Eisenberg. Hij stichtte de nieuwe linie Waldeck-Eisenberg.[1]
Nooit eerder werd deonafhankelijkheid van hetgraafschap Waldeck meer bedreigd doorHessen dan tijdens het bewind van graaf Wolraad IV. Samen met zijn oudere broerChristiaan zette hij later echter met succes de opsoevereiniteit gerichte territoriale politiek van hun vaderJosias I voort. Ze maakten gebruik van de juridische mogelijkheden en kozen tijdens de voor Waldeck rampzaligeDertigjarige Oorlog de voor hun gunstige zijde vanZweden. Het einde van de oorlog en daarmee van het conflict met Hessen hebben beide graven echter niet meer meegemaakt.[2]
Wolraad werd geboren op Slot Eisenberg op 7 juli 1588[1] als de tweede zoon van graaf Josias I van Waldeck-Eisenberg en gravinMaria van Barby en Mühlingen.[3] Hij werd aldaargedoopt op 4 augustus.[1] Twee dagen later, op 6 augustus, overleed Josias I plotseling en overwacht op Slot Eisenberg, waar de gasten voor de doop van Wolraad nog steeds verbleven. Vanwege hunminderjarigheid stonden Wolraad en Christiaan ondervoogdij van hun moeder en graafFrans III van Waldeck-Landau. De door hun vader begonnenhervormingen werden niet voortgezet, tot voordeel van de onder druk geraakte landstand. De andere zijtakken van het Huis Waldeck stierven kort na elkaar uit. GraafWillem Ernst van Waldeck-Wildungen stierf jong op 16 september 1598 aandysenterie. Met graaf Frans III van Waldeck-Landau, die zich als geen ander voor hem tegen Hessen verzet had, stierf op 12 maart 1597 ook de zijtakWaldeck-Landau uit. Omdat hij geen nakomelingen had, vermaakte Frans III zijn deel van hetgraafschap bijtestament aan de minderjarige kinderen van graaf Josias I.[2]
Nog jong maakten Wolraad en Christiaan mee hoe het tot dan toe sluimerende conflict over de soevereiniteit over het graafschap Waldeck zich vanaf 1604 – het jaar waarin Christiaanmeerderjarig werd – tot een openlijk en later oorlogszuchtig en voor Waldeck dramatisch geschil ontwikkelde. Na het overlijden vanlandgraafLodewijk IV van Hessen-Marburg erfde zijn neef,Maurits van Hessen-Kassel, later ‘de Geleerde’ genoemd, een deel van het land. Hoewel een verandering vangodsdienst door het testament was uitgesloten en deAugsburgse Religievrede het niet toeliet, voerdelandsheer Maurits, die zich in 1605 tot hetcalvinisme bekeerde, degereformeerde belijdenis in en oefende hij naast de religieuze ook politieke druk uit op Waldeck. Wolraad en Christiaan reageerden door hetlutheranisme tot de religie voor het gehele graafschap te maken.[2]
Wolraad werd in 1607 meerderjarig.[4] In datzelfde jaar kwam het tot een nieuwe verdeling van het graafschap Waldeck. Want hoewel Wolraad en Christiaan in de regering duidelijk gemeenschappelijk handelden, zou er tussen hen regelmatig ruzie zijn geweest.[2] Wolraad kreeg het noordelijke deel, met de stedenArolsen enRhoden en Christiaan verkreegWildungen,Waldeck,Landau enWetterburg.Korbach bezaten ze gezamenlijk.[5]
Wolraad en Christiaan volgden vanaf het begin van hun regering in respectievelijk 1604 en 1607 volledig de politiek van hun vader. Na de lange jaren van regentschap en dus het ontbreken van een actief beleid, aangepast aan de noden van de tijd, zou dit zeer onaangenaam voor de jonge graven uitpakken. Door de langdurige periode van politieke stilstand werkten de nu weer oplevende pogingen om het land intern te reorganiseren en tegelijkertijd de begrenzing van de landsheerlijke rechten naar buiten als een scherpe cesuur voor het graafschap Waldeck.[6]
Beide graven lieten zich kort na dekroning vanMatthias totkeizer op 20 januari 1612, waarbij Christiaan aanwezig was, derijksonmiddellijkheid bevestigen. Maar dit alleen stelde de soevereiniteit van het land niet veilig.[5] De lange afwezigheid van een krachtige territoriale politiek in het hele land leidde na 1607, toen Wolraad en Christiaan het graafschap Waldeck opnieuw bij de ‘moderne’ ontwikkelingen probeerden te laten aansluiten, tot een zo groot aantal ernstige conflicten, dat vanaf 1614 duidelijk van een diepe regeringscrisis gesproken kan worden. Alleen al de opeenvolging vanLanddagen sinds die tijd is een bewijs van de spanningen die er in het graafschap bestonden. Maar nog zorgwekkender was de druk van buitenaf die door de volstrekt onvoorspelbare landgraaf Maurits, sinds de aanval op degrensstadFreienhagen in 1615, op het graafschap en zijn heersers werd uitgeoefend. Christiaan en Wolraad trokken uit de toenemende gevaren van buitenaf de consequentie dat zij nog in hetzelfde jaar aansluiting zochten bijWetterauer Grafenverein,[6] waarin kleinere landen zich verenigden tegen Hessen en waarbij de graven van Waldeck reeds ten tijde van graafFilips II steun hadden gezocht.[5] Bovendien ondernamen zij al het mogelijke om de in de buurgraafschappen ingevoerde defensiemaatregelen ook in Waldeck in te voeren.[6] Gezien deleenrechtelijke banden van Waldeck met Hessen verklaarde landgraaf Maurits de toetreding voor onmogelijk, maar Christiaan had door zijn huwelijk metElisabeth, dochter van graafJohan VII ‘de Middelste’ van Nassau-Siegen, de graven van deWetterauer Grafenverein aan zijn zijde, ook al was ook Maurits een schoonzoon van graaf Johan VII. Maar pas de pogingen van Wolraad en Christiaan om de heerschappij over Korbach te verwerven, provoceerden landgraaf Maurits zodanig dat hij het land binnenviel en bezette.[5]
Behalve met het landgraafschap Hessen-Kassel hadden Wolraad en Christiaan ook geschillen met destad Korbach, de belangrijkste binnenlandse oppositie.[7] Vanaf 1610 hadden Wolraad en Christiaan het streven van hun vader om de grootste en invloedrijkste stad van het graafschap te beheersen, voortgezet. De omstreden vraag naar de hoogstejurisdictie in Waldeck, die door de graven in hun voordeel was beantwoord, leidde in eerste instantie naar hetRijkskamergerecht. De molens van justitie maalden langzaam.[5] Een in 1619 doorkanselier Zacharias Viëtor opgestelde en gepubliceerde deductie, waarin de rijksonmiddellijkheid van Waldeck nogmaals met alle nadruk werd onderstreept, toont aan hoe gevaarlijk de situatie was voor de onafhankelijkheid van het graafschap Waldeck.[7] In de zomer van 1620,[noot 1] had de situatie zich zodanig toegespitst dat landgraaf Maurits het graafschap bezette – met uitzondering van de Burcht Waldeck en Arolsen. Het graafschap zou bij Hessen wordeningelijfd. Waldeck dreigde meer dan ooit tevoren zijn onafhankelijkheid te verliezen. De twee graven van Waldeck gaven niet op. DeWetterauer Grafenverein hadsoldaten naar Waldeck gestuurd, die samen met graaf Johan VII ‘de Middelste’ in de burcht vastzaten. Terwijl WolraadprinsMaurits van Oranje, een van de meest succesvolleveldheren van die tijd, als medestander won en zo deNederlanden meesleepte in het conflict, probeerde Christiaankeizer Ferdinand II voor zich te winnen. Het beleid van landgraaf Maurits bleef in hetHeilige Roomse Rijk niet onopgemerkt, ondanks dat deBoheems-Paltse Oorlog van groter belang was. Onder druk van onder meer de keizer en dreigende nadelen beëindigde de landgraaf in de zomer van 1621[noot 2] debezetting van Waldeck.[5]
Nadat de acuut dreigende situatie voor het graafschap was afgewend, lieten Wolraad en Christiaan het er niet bij zitten en probeerden zij via het Rijkskamergerecht en deRijkshofraad juridisch dichter bij hun doel te komen. Bovendien eisten zijvergoeding voor de schade die de soldaten van de Hessische landgraaf tijdens de bezetting in Waldeck hadden aangericht.[5][8] Na langdurige onderhandelingen verplichtte keizer Ferdinand II landgraaf Maurits in 1630 tot betaling. De onderhandelingen hierover werden in 1632 afgesloten in een schikking inKassel.[5] De onderwerping van Korbach in februari 1624, waar bij verdrag een commissaris van de graven werd aangesteld, zodat de economische macht, die nog steeds de sterkste concurrent in het land was, werd uitgeschakeld, droeg bij tot een zekere ontspanning van de situatie in het graafschap.[5][8]
Zelfs territoriale winst werd geboekt in wat op zich moeilijke tijden waren. Hetgraafschap Pyrmont werd een deel van Waldeck. Na het overlijden van graafFilips Ernst van Gleichen op 18 november 1619, regeerde zijn jongere broerHans Lodewijk in Pyrmont. Toen duidelijk werd dat hij geen nakomelingen zou hebben, sloot hij tijdens zijn leven eenerfverdrag met zijn verwanten uit Waldeck, Wolraad en Christiaan, en stond hij in 1625 het graafschap Pyrmont aan hen af. Hans Lodewijk overleed op 15 januari 1631. Wolraad en Christiaan namen begin 1630 de titel graaf van Pyrmont aan.[9]
Tegenover de gunstige ontwikkelingen voor de graven stonden de verwoestende gevolgen van de Dertigjarige Oorlog. De inbezitneming van het bijna 90 kilometer ten noorden van het graafschap Waldeck gelegen graafschap Pyrmont bleek moeilijk te zijn, omdat, evenals in de voorgaande jaren, hetprinsbisdom Paderborn aanspraak maakte.Prins-bisschopFerdinand I liet het graafschap in 1629 bezetten,belegerdeSlot Pyrmont en dwong zo na tien maanden de overgave af. In 1631 ontmoette Christiaan echterkoningGustaaf II Adolf van Zweden, wisselde tijdens de oorlog van zijde en verzekerde het graafschap van de steun van de grote mogendheid. Na de overwinning van Zweden op dekeizerlijke troepen in juni 1633 in deslag bij Oldendorf, werd ook even laterPyrmont ingenomen en aan de bondgenoten van Waldeck teruggegeven.[9]
De banden van Waldeck met Zweden konden ontberingen en ellende echter niet voorkomen. Doortrekkende troepen hebben het graafschap Waldeck bijna laten leegbloeden. Bovendien brak in het midden van de jaren dertig depest uit. Keizerlijke troepen namen op 26 september 1636 opnieuw bezit van Slot Pyrmont. De herovering hebben Wolraad en Christiaan niet meer meegemaakt.[9] Wolraad overleed in Arolsen op 6 oktober 1640. Hij werd opgevolgd door zijn oudst overlevende zoonFilips Theodoor.[1]
Wolraad huwde inDurlach op 8 september 1607 metmarkgravinAnna van Baden-Hochberg (Hochberg, 13 november 1587 – 11 maart 1649), dochter van markgraafJacob van Baden-Hochberg[1] enElisabeth van Culemborg.
Uit het huwelijk van Wolraad en Anna werden de volgende kinderen geboren:[10]
Voorganger: Josias I | ![]() 1588–1640 | Opvolger: Filips Theodoor |
Voorganger: Hans Lodewijk | 1631–1640 | Opvolger: Filips Theodoor |
Voetnoten
Referenties