Dewinter is een van de vierseizoenen in degematigde enpolaire streken. Het afwisselen van de winter met de andere seizoenen wordt veroorzaakt door de schuine stand van deaardas. In de winter staat op hetnoordelijk halfrond de aardas van dezon af en in de zomer juist naar de zon toe. Op het zuidelijk halfrond is dit omgekeerd, zodat de winter zich daar juist afspeelt tijdens de zomer van het noordelijk halfrond.[1] Het meest kenmerkend aan de winter is hierdoor, behalve de in vergelijking met andere seizoenen lage temperaturen, de kortedagduur.
Een bepaalde winter kan worden aangeduid met twee opeenvolgende jaartallen, zoals 'winter 2024/2025'. Als er maar één jaartal staat dan is het het jaar waarin de winter begint.[2]
Zoals ook met de andere seizoenen, wordt onderscheid gemaakt tussen demeteorologische en deastronomische winter.
Oorspronkelijk deelde men in de Germaanse streken het jaar in in slechts twee (zomer en winter) en later drie (zomer, winter enlente) seizoenen. Jaren werden geteld alswinters (bijvoorbeeldna zeventien winters isna zeventien jaren).
Het woord winter stamt van hetOergermaanse woord*wintruz.
Het verwanteOudhoogduitse woorduuintar,wintar ofuuntar, dat door het eerste Latijns-Duitse woordenboekAbrogans:
wordt gelijkgesteld met hetLatijnse woordhiems in de betekenis vanonweer (unuuitari) ofvrieskou (frost), doch dat tegenwoordig alswinter vertaald wordt. In nauwer aan het Nederlands verwante talen dan het Latijn is het woordvetr (Oudnoors),vintrus (Gotisch), winter (Engels enOudengels,Duits,Deens). In deIndo-Europese taalgroep is het woordwinter waarschijnlijk eencognaat vanwater, en is de winter dus te beschouwen als het natte seizoen.
De astronomische winter begint op hetnoordelijk halfrond rond21 december. Dezon staat dan 's middags aan deSteenbokskeerkring loodrecht aan de hemel. De naam is afgeleid van hetsterrenbeeldSteenbok dat rond middendecember begint. Deze dag valt daarom ook samen met de kortste dag op het noordelijk halfrond. De astronomische winter eindigt meestal op20 maart, soms op21 maart, wanneer de zon 's middags aan deevenaar loodrecht aan de hemel staat (equinox). Hierna begint delente.
Op hetzuidelijk halfrond begint de astronomische winter rond21 juni, wanneer de zon 's middags aan deKreeftskeerkring loodrecht aan de hemel staat. De naam is afgeleid van het sterrenbeeldKreeft die rond midden juni begint op het zuidelijk halfrond en eindigt meestal op23 september, soms op22 september wanneer de zon 's middags aan deevenaarloodrecht aan de hemel staat.
Omdat de Aarde op 3 januari hetperihelium bereikt en het dichtst bij de zon staat (ongeveer 147,1 miljoen km ofwel 0,983 AE) en op 5 juli het verst van de zon staat (ongeveer 152,1 miljoen km ofwel 1,017 AE is de noordelijke winter minder koud en korter dan de zuidelijke winter.
Een andere, alternatieve definitie van de meteorologische winter is die van de gemiddelde luchttemperatuur op het noordelijk halfrond, respectievelijk het zuidelijke halfrond. Hiervoor neemt men de gemiddeld koudste dag van het jaar en trekt men respectievelijk anderhalve maand eraf en erbij om het begin en het eind van de winter te krijgen. De uitkomst hiervan bepaalt dat op6 december de winter begint en op6 maart eindigt. Op het zuidelijke halfrond komt dit meer overeen met de data van de astronomische winter, namelijk 20 juni t/m 19 september. Dit komt doordat het zuidelijk halfrond voor een veel groter deel dan het noordelijk halfrond uit oceaan bestaat, en zeewater veel langer dan land een bepaalde temperatuur vasthoudt.
Niet in alle landen die op hetzelfde halfrond liggen worden precies dezelfde delen van het jaar als periodes van de winter beschouwd. InIerland en andere landen die deIerse kalender hanteren, wordt de periode van de winter uitsluitend bepaald aan de hand van de dagduur. De winterzonnewende die rond 21 december plaatsvindt wordt dan beschouwd als het midden van de meteorologische winter, die men laat beginnen op1 november, een dag die bekendstaat alsSamhain. OpImbolc − een dag die overeenkomt met1 of2 februari − eindigt volgens de Ierse kalender de meteorologische winter en begint de meteorologische lente.
In sommige andere Europese landen wordt11 november, de dag van hetSint Maarten-feest, als het begin van de meteorologische winter beschouwd. Men laat de meteorologische lente dan beginnen op de dag die bekendstaat alsValentijnsdag en overeenkomt met14 februari.
ZieWinterdepressie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
In meer of mindere mate is het wisselen van de seizoenen bij sommige mensen van invloed op hun gemoedstoestand. Wellicht als gevolg van het geringe aantal zonuren kan de winter een bepaald soort neerslachtigheid veroorzaken. Wanneer deze neerslachtigheid ernstige vormen aanneemt, spreekt men van een winterdepressie.
In de klassiekemythologieën, volksverhalen en muziek wordt de winter op allerlei manieren symbolisch afgebeeld. In de Griekse mythologie wordt het wisselen van de seizoenen toegeschreven aan het jaarlijkse afdalen aan het begin van de herfst vanPersephone, de dochter vanZeus, naar de onderwereld. In andere verhalen wordt de winter zelf voorgesteld als een persoon en/of geassocieerd met negatieve zaken, zoals dedood en het ontbreken van elke hoop. Een voorbeeld van een dergelijk verhaal isDe Kronieken van Narnia: Het betoverde land achter de kleerkast vanC.S. Lewis. Een van de stukken vanDe vier jaargetijden vanAntonio Vivaldi stelt als zodanig de winter voor.
Bioscoopjournaal uit 1979 over de strengewinter van 1978-1979.Bioscoopjournaal uit 1975 over de zachtewinter van 1974-1975, die op dat moment de zachtste was sinds 240 jaar eerder de temperatuurwaarnemingen begonnen. Hierdoor kwam de natuur circa anderhalve maand eerder in bloei dan normaal.Winter in het GelderseWapenveld (bijZwolle)
De gemiddelde wintertemperatuur loopt uiteen van 2,4graden in het noordoosten tot 4,2 graden in het zuidwesten. In de oostelijke helft liggen de nachtelijke temperaturen gemiddeld enkele tienden van graden onder nul, in het westen een paar graden boven nul.Vlissingen telt in de drie wintermaanden 20 dagen metvorst tegen 42 vorstdagen inEelde. Op 15 dagen vriest het hiermatig (lager dan -5 graden) en op 5 dagenstreng (lager dan -10 graden). Op 10 tot 12 dagen vriest het in het noorden en oosten de hele dag. Vlissingen telt 6ijsdagen, maar in noordelijke richting neemt het aantal ook aan zee toe tot 9 ijsdagen inDen Helder. Het kouderecord staat op 27 januari 1942 inWinterswijk met -27.4/
Wanneer er sprake is van wintertemperaturen die ver beneden het gemiddelde liggen, dan spreekt men van een strenge winter. Om te bepalen of een winter streng, koud, normaal of zacht is, gebruikt men hetkoudegetal of Hellmangetal als belangrijkste maatstaf. Een koudegetal tussen 40 en 100 betekent volgens deze definitie een normale winter. Een winter met een koudegetal boven de 300 is een strenge winter, tussen 100 en 300 is abnormaal koud, terwijl een winter met een koudegetal lager dan 40 geldt als zacht tot zeer zacht.[8]
Gemiddelde maandtemperaturen in Nederland over de maanden dec. t/m feb. en over de jaren 1971-2000
De winter is het seizoen met de meeste urenneerslag. In drie maanden valt er landelijk gemiddeld gedurende 195 uurregen ofsneeuw tegen 114 uur in dezomer. Toch is de winter niet het natste jaargetijde. Landelijk valt er 186 mm, dat is 45 mm minder dan in hetnajaar. Het midden van het land, rond deUtrechtse Heuvelrug, is 's winters het natste gebied. InBeekbergen valt 243 mm.Zeeland is met ruim 160 mm inNoordgouwe (Schouwen-Duiveland) een stuk droger. De landelijke verdeling van de neerslag toont echter een grillig patroon, deels samenhangend met hetreliëf. De hoogste delen van het land vangen doorgaans de meeste neerslag. Zo krijgt inZuid-Limburg het hoger gelegenVaals 233 mm winterneerslag, terwijlEcht inMidden-Limburg slechts 163 mm opvangt. Het aantalsneeuwdagen loopt in de winter uiteen van 13 in het zuidwesten tot 21 in het oosten.
De winter is ook het seizoen van de grotestormen. Landelijk gemiddeld stormt het op 1 dag, maar aan dekust staat gewoonlijk op 4 tot 6 dagen een stormachtige wind (windkracht 8), of nog hardere wind.
Dezon schijnt in drie maanden gemiddeld tussen 160 en 180 uren, het meest in het westen. Gewoonlijk laat de zon in het donkerste seizoen op 37 dagen geheel verstek gaan, terwijl de zomer landelijk maar 5 zonloze dagen telt. Op 5 dagen schijnt de zon de hele dag (meer dan 80% van de mogelijke duur) tegen 10 zeer zonnige dagen in het voorjaar.
Bevroren branding in de strenge winter van 1962-1963
Van de15e tot en met de18e eeuw − een periode die ook wel bekendstaat als deKleine IJstijd − kenden Nederland en veel andere delen van de wereld veel strenge winters, waardoor bijvoorbeeld in hetVerenigd Koninkrijk het water van deTheems geregeld bevroor en de zogehetenTheems-vorstbeurzen konden worden gehouden. De gemiddelde wintertemperatuur is sinds het begin van de19e eeuw echter onafgebroken gestegen met ongeveer een graad per eeuw. In het tijdvak1940-1970 was even sprake van een kleine afkoeling, maar sinds 1970 is zowel in Nederland als de meeste andere delen van de wereld het aantal zachte winters zeer snel toegenomen terwijl het aantal koude tot strenge winters is afgenomen. Ook stijgt de gemiddelde wintertemperatuur sinds de jaren 90 van de 20e eeuw aanzienlijk sneller dan voorheen. De winters van1990,2007,2014 en2016 waren recordzacht. Niettemin is er in 2009 en 2010 twee kaar na elkaar een witte kerst geweest; sinds het begin van de meetreeksen was dit in Nederland niet eerder voorgekomen.