HetWest-Vlaams is de verzamelnaam voor de groep vandialecten ofstreektalen die gesproken wordt in de provincieWest-Vlaanderen, het westen vanZeeuws-Vlaanderen en door een deel van de bevolking van deWaalse gemeentenMoeskroen enKomen-Waasten en in het noorden van Frankrijk. Ook in het westen vanOost-Vlaanderen worden op West-Vlaams gelijkende overgangsdialecten gesproken, bijvoorbeeld rondMaldegem in hetMeetjesland ofZulte. Het dialect dat gesproken wordt in het westen van Zeeuws-Vlaanderen lijkt sterk op het West-Vlaams, maar wordt bij hetZeeuws gerekend.
Het West-Vlaams wordt verdeeld in het Kust-West-Vlaams in het noorden en het westen van de provincie (de Polders, het Houtland en de streek van Veurne-Ieper-Poperinge) en het Continentale West-Vlaams in het zuidoosten van de provincie (Kortrijk, Roeselare, Tielt). Sprekers van het West-Vlaams kunnen gemakkelijkVlaemsch ofZeeuws verstaan. Het inFrans-Vlaanderen gesprokenVlaemsch, een andere variëteit van het West-Vlaams, wordt met uitsterven bedreigd; slechts enkele duizenden ouderen op het platteland spreken het nog.
Deze dialecten gebruiken allemaal voor het overgrote deel dezelfde grammatica, maar verschillen in het gebruik van (leen)woorden, waar in het Zeeuws meer woorden uit hetStandaardnederlands worden verdialectiseerd of overgenomen, terwijl Frans-Vlaams dit met Franse woorden doet.
Het historische taalgebied van het West-Vlaams in het huidigeNoord-Frankrijk. Tot inStapel en mogelijk zelfs tot de kustnederzettingen vanBerck, werd het West-Vlaams of haar voorgaande dialecten gesproken. InWilleman enWail (Wael) inPas-de-Calais werd zekerOudfrankisch gesproken, gebruik van West-Vlaams heeft er echter geen schriftelijke bewijzen meer.
Het West-Vlaams bevat invloeden uit hetPicardisch, een Frans dialect, omdat de handel metArtesië in de middeleeuwen bloeide;Atrecht (Arras) maakte in de vroege middeleeuwen deel uit van het graafschap Vlaanderen en in de late middeleeuwen vanDe Nederlanden. Het West-Vlaamse dialect, vooral dat van de handelsstadBrugge (hetBrugs), leverde de eerste bijdrage aan de standaardisering in hetMiddelnederlands: uit de West-Vlaamse vormenweggevaagd enwaagschaal ontwikkelden zich bijvoorbeeldweggeveegd enweegschaal, nu deel van de Nederlandsestandaardtaal.[bron?] Het West-Vlaams wordt door sommigen - onder andere doorStijn Streuvels - beschouwd als het Nederlandse dialect dat de meeste kenmerken van Middelnederlands heeft behouden.[1][bron?]
Hoewel het West-Vlaams grotendeelsNederfrankisch is, kent het veelingveonismen, mogelijk afkomstig van deKustsaksen uit delate oudheid envroege middeleeuwen. Deze hebben in het verleden aanleiding gegeven tot speculatie dat er sprake is van eenFries ofNedersaksischsubstraat. Dat zou de lastige vraag kunnen beantwoorden waarom er een tweedeling bestaat tussen West-Vlaams en Oost-Vlaams: er blijkt verder namelijk geen enkele geografische of politieke reden voor te zijn. Sommigen hebben de mogelijkheid dat het West-Vlaams niet volledig Nederfrankisch is als voldoende reden gezien om zelfs te spreken van een aparte taal. Dit wordt over het algemeen door de taalkunde verworpen omdat er wel degelijk eendialectcontinuüm bestaat met hetOost-Vlaams. Bovendien is hetHollands, waarop de standaardtaal (samen met Brabants) gebaseerd is, evenmin geheel Nederfrankisch, maar inNoord-Holland sterk door de taal van deFriezen (met nameOudfries, inWest-Friesland ook Middelfries) beïnvloed. Omdat het West-Vlaams zich na de late middeleeuwen anders ontwikkelde dan het Hollands en het Brabants, spreken sommigen op grond van de klankafwijkingen van een aparte taal.
Deze gedachtegang werd onderschreven door de beweging van de West-Vlaamsetaalparticularisten in de tweede helft van de negentiende eeuw. Zij verzetten zich tegen de invoering van hethalf joodsch, half heidensch Hoog-Hollandsch (Guido Gezelle).[2] Ze streden tegen de standaardisering van het Nederlands in België en voor het behoud van hetVlaams der Vaderen, in dit geval het West-Vlaams. Dekatholieken rond de dialectoloogDe Bo en de dichterGuido Gezelle vreesden het binnendringen van hetprotestantisme via een Nederlandsestandaardtaal.
De vorming van hetStandaardnederlands ging wel door en de positie van de dialecten in het algemeen werd vooral op het einde van de twintigste eeuw zeer penibel. Onder meer door de perifere ligging van de streek wist het West-Vlaams, in tegenstelling tot andere dialecten, wél een comfortabele positie te behouden. Het is het meest vitale dialect in Vlaanderen, het wordt nog algemeen door alle lagen van de bevolking gesproken, ook door jongeren. Vrijwel alle informele conversaties gebeuren er in het West-Vlaams. Een enquête in 1993 naar de dialectkennis van studenten door hetInstitut für Deutsche und Niederländische Philologie van deFreie Universität van Berlijn gaf aan dat 88% van de West-Vlaamse studenten nog dialect sprak, tegenover bijvoorbeeld 62% voor Antwerpen en slechts 40% voor Limburg.[3]
In het West-Vlaams zijn veel sporen te vinden van het dialect van deSaksen, die tijdens deGermaanse volksverhuizingen - in de vierde en vijfde eeuw - inVlaanderen aankwamen. Reeds in de tijd van hetWest-Romeinse Rijk werd delitus Saxonicum aangelegd tegen Saksische zeepiraten die ook de West-Vlaamse kusten bezochten. DeKustgermaanse,Noordzee-Germaanse ofIngveoonse kenmerken van het West-Vlaams vindt men niet alleen terug in andere Nederlandse dialecten als hetZeeuws enHollands, maar ook sterk in het Nedersaksisch, Fries enEngels. Hoe westelijker in West-Vlaanderen, hoe meer men ze tegenkomt - dit geldt bijzonder voor de Saksische kenmerken die ook in plaatsnaamgeving van deWesthoek en het al langer verfranste gebied rondBoulogne-sur-Mer (Bonen) terugkomen.
De Ingveoonse invloeden op defonetiek van het West-Vlaams blijken uit woorden alspit (put),rik (rug),dinne (dun) en ouderbrigge (brug). Korteu-klanken werdenontrond toti, wat ook in het Engels (pit,ridge,thin,bridge) het geval was. De open uitspraak van de kortee,i enu, zoals inbek,in entusschen (tussen) komt voor in meerdere oude kustdialecten zoals onder andere hetHollands. Dit staat tegenover de geslotenBrabantse uitspraak:bik,ien entuusse. HetAN volgt een middenweg en het hedendaagse Hollands doet mee.
De voornaamste klanken zijn de uu, de oe en de ii (geschreven ie) op de meeste plaatsen waar het Nederlands ui, ou en ij heeft. Dientengevolge verschijnt uit er als uut, buiten als but(e)n, koud als koed, zwijgen als zwieg(e)n en tijd als tied.
Een ander Kustgermaans fenomeen ish-deletie aan het begin van een woord. Dit is allesbehalve exclusief West-Vlaams, ook het Brabants doet dit. Men zegtèpen (helpen),òòlen (halen) enard (hard). De analogie met de Engelse dialecten gaat op, maar zowel in het Standaardengels als in het Standaardnederlands werd deh in ere hersteld.
Ook typisch West-Vlaams is de uitspraak van de letterg waarbij die voortgebracht wordt door vernauwing van de stemspleet. Dezelaryngalisering vang toth is een zeer typisch kenmerk van het dialect. De combinatie met de uitspraak van deh zorgt ervoor dat eenoeëd (hoed)hoeëd (goed) kan zitten in het West-Vlaams.[4] In het dialecttaalgebruik is dit onderscheid duidelijk. Vooral bij West-Vlamingen die Algemeen Nederlands spreken kan dit tot problemen leiden, zoals het gebruik van dezelfde klank (h) voor de twee letters, of hypercorrectie[4].
Uitzonderlijk is het gedrag van de eind-n in hetsuffix-en, zoals inwerkwoorden,meervouden,bijvoeglijke naamwoorden, enz. Terwijl in een groot deel van het Nederlandstalige gebied dee wel, maar den niet uitgesproken wordt, wordt den in het West-Vlaams, uitgezonderd in het Brugs, rechtstreeks aan het stamwoord geplakt in combinatie metsyncope:zotn (zotten),hurtn (luisteren) enbustn (borsten) dus (iets soortgelijks gebeurt in het Nedersaksisch en met name in hetGronings). Soms wordt ook de medeklinker voor deze doffee verder ingeslikt, en vervangen door eenglottisslag (zie verder).
Het niet uitspreken van de doffee in–en treft men ook aan in het Engels (beaten, listen) en Nedersaksische dialecten (luustern).
Hurtn enbustn, evenalsbus (bos),mussels (mosselen),vul (vol) enzunne (zon) e.a. brengen dan weer een ander typisch klankkenmerk naar de oppervlakte: de spontanepalatalisatie (verplaatsing van de uitspraakbasis naar harde verhemelte zonder echte fonetische reden; spontaan dus) van o tot u. Weer vindt men hetzelfde bijcognaten in het Engels (hoewel de uitspraak daarin ook al wat geëvolueerd is): bush, mussels, full, sun. Nadat dit was gebeurd in het West-Vlaams (evenals in andere kustdialecten), werden in het Vroeg-Nederlands korteo's totoo gerekt, bijvoorbeeld totzoon (Engels: son),boter envogel. In het West-Vlaams daarentegen werd de gepalataliseerdeu gerekt toteu, watzeune,beuter enveugel opleverde. In het Kust-West-Vlaams werd de eu in enkele van die woorden dan wederom verkort tot u; zie onder meerbutter (versus beuter),schuttel (vsscheutel,schotel) enkuttel (vskeutel).
Nog een klankkenmerk dat veel dialecten rond de Noordzee gemeenschappelijk hebben, is de "verdonkering" van a toto in bepaalde woorden. Vergelijk bijvoorbeeldzochte (zacht),of (af) enbrocht (bracht) met het Engels:soft,off,brought.
Ook kenmerkend voor het Kustgermaans is de omvorming van deOudwestgermaansetweeklankiu totie, waar de continentale dialecten eenuu hebben ontwikkeld, die later op zijn beurt gediftongeerd werd totui. Zo staan de West-Vlaamse vormen vankieken,vier enstieren, zoals Engelschicken,fire ensteer, tegenover de Brabantse vormenkuiken,vuur enstuur (want vóór eenr werd ook daarin deuu behouden en niet totui vervormd).
Voor wat betreft de meervoudsvorming is de uitgang–s in degrammatica van het West-Vlaams (en zeker in het archaïsche Frans-Vlaams) veel algemener dan in die van andere dialecten en het Standaardnederlands, waarin de meeste meervouden met –en worden gevormd. Deze algemenere meervoudsvorming op–s deelt het West-Vlaams met het Nedersaksisch, waarin het verschijnsel echter veel sterker op zijn retour is. Het Engels heeft de meervoudsvorming op–s nog veel verder doorgetrokken, waardoor de–en-vormen zeer zeldzaam zijn geworden (met als laatste getuige bijvoorbeeldoxen, voorossen). In het West-Vlaams eindigen, in tegenstelling tot het Engels, veel meervouden wel nog op –en. Die winnen ook veld onder invloed van destandaard- oftussentaal, maar vooral in het westen zijn de–s'en nog alom aanwezig. Men zegt er dustrings (treinen),keuns (konijnen),brils (brillen),kleers (kleren),kinders (kinderen) enzovoort.
Qua Kustgermaansewoordenschat zijn er enerzijds woorden die verder leven uit de Saksische erfenis en anderzijdsleenwoorden die later vooral via de handel met Engeland in het West-Vlaams zijn beland. Voorbeelden van de laatste, de hedendaagse Amerikaanse 'wordflow' buiten beschouwing gelaten, zijn onder meerriftje-raftje (of kotjevolk, 'schorriemorrie' uit Engels riff-raff),nowers (zuidelijknievers, voor 'nergens', uit Engels nowhere) enagèèn ('alweer', uit Engels again).
Woorden die daarentegen in historisch opzichtcognaten zijn van het overeenkomende Engelse woord zijn bijvoorbeeld:wied (onkruid, zie Engels weed),sjchreepen ofsjcharten (krabben, vergelijk to scratch),buttersjchiete (vlinder, zoals butterfly),kobbe (spin, vergelijk met cobweb),bringen (brengen, to bring),schreemen (voor schreien, to scream),e letje (vroeger 'een beetje', zoalsa little in het Engels oflyts (klein) in het Fries; nu enkel nog in de betekenis van 'een tijdje') enzovoort. Deze woorden komen vooral in deWesthoek enFrans-Vlaanderen voor.
Hoewel het West-Vlaams, in tegenstelling tot hetOost-Vlaams, een tamelijk homogeen dialect is, kan men toch vier grote varianten ervan optekenen. De meeste onderlinge verschillen vindt men tussen het noorden en het westen enerzijds en het zuidoosten anderzijds. HetKust-West-Vlaams wordt gesproken aan deKust en in deWesthoek (de streek rondVeurne,Ieper enPoperinge). Het bevat nog veelSaksische kenmerken, niettegenstaande dat het West-Vlaams, net als hetNederlands, vanNederfrankische origine is. Naast het Kust-West-Vlaams onderscheidt men ook hetcontinentaal West-Vlaams, dat minderSaksische maar des te meerOost-Vlaamse trekjes heeft.
In het Kust-West-Vlaams is de kortee voor de combinatiesr +t,d,s soms een kortea geworden en zegt men dusgès (gras),vès (vers) endesschen (dorsen) in het zuidoosten, tegenovergas,vas endasschen in het westen en aan de kust. Zelfs op deDuinkerkse markt hoort men nog 'vaske vis' (verse vis) roepen, wat in het Kust-West-Vlaams alsvassche vis, en in het continentaal West-Vlaams alsvessche vis zou klinken.
Ook typisch voor het Kust-West-Vlaams is het gebruik van de meervoudsvorm voor eerste persoon enkelvoud in de vervoeging van werkwoorden.k zin ik,k werken ik,k peizen ik staat dus tegenover het zuidoostelijkek benne kik,k weirke kik,k peize kik, wat doet denken aan het Oost-Vlaams.
Het volledig wegvallen van de–de in tweelettergrepige Middelnederlandse woorden alsmoede enroede is dan weer typisch voor het continentaal West-Vlaams, dat daarin het ABN volgt. In het Kust-West-Vlaams zegt men nog steedsmoeë enroeë, en zelfs woorden die nooit op–de eindigden, zoalskoeë enschoeë, volgen die tendens.
Opvallend aan het West-Vlaams is tevens de verscheidenheid in de verkleinwoordvorming. Ook hier staat het continentaal West-Vlaams, met uitgangen op–ke, pal tegenover het Kust-West-Vlaams waar–tje de plak zwaait (hetOostends Woordenboek noteert -tsje, -etsje en -sje). Zo wordtglazeke nooit gehoord in het noorden of het westen, en zegt men daar eerderglazetje aan de Oostkust, wat in Brugge zelfs nooit verdofd werd en klinkt alsglazetjie. Ook Kust-West-Vlaams zijnglazeje in hetHoutland rondTorhout englazege in deWesthoek. In Midden-West-Vlaanderen, met name het Roeselaarse, gebruikt men als verkleinwoord 'gie' , een gloazegie, een huzegie etc. Deze twee laatste vormen, op–eje of –ege, zijn echter sterk op hun retour door de expansie van –ke vanuit het oosten en het zuiden (onder invloed van hetBrabants), en van–tje (somsgeassimileerd tot–sje of–je) in het noorden en het westen, onder invloed van de standaardtaal.
Ook heeft het Kust-West-Vlaams, in tegenstelling tot het Zuidoost-West-Vlaams, veel meerKust-Westgermaanse trekjes.
Binnen het Kust-West-Vlaams staat de taal van de Westhoek,westelijk West-Vlaams dus, naast die vanDe Polders en hetHoutland (ten oosten van de rivier deIJzer totBrugge),noordelijk West-Vlaams. Het westelijk West-Vlaams wordt ook gesproken inFrans-Vlaanderen, hoewel dit soms als een apart soort West-Vlaams aangeduid wordt. De verschillen, zoals die nu bestaan, kunnen verklaard worden door de eeuwenlange afzondering van Frans-Vlaanderen van de rest van West-Vlaanderen. Daardoor heeft het Frans-Vlaams niet meegedaan aan recentere West-Vlaamse vernieuwingen, en anderzijds interne vernieuwingen doorgevoerd die niet over de staatsgrens geraakt zijn. Maar in se is Frans-Vlaams dus westelijk West-Vlaams.
In het westen wordt bijvoorbeeld nog steeds het onderscheid gemaakt tussen de diftongenau enou, waar dit in de standaardtaal en de meeste andere dialecten niet meer het geval is. Men hoort er dusblaauw,graauw enklaauw, waar dit elders in West-Vlaanderen veelalblow,grow enklow is. Ook dedeletie vang in voltooid deelwoorden is typisch voor de Westhoek, daar is het dusedaan,ezien,ezeid, wat doet denken aan het Engelse done, seen, said. In de rest van de provincie spreekt men dieg wel uit, maar die klinkt dan als eenh. Ook leeft ded naij (ie) enui (uu) in sommige woorden nog steeds voort; men is er dusbliede (blij) en gebruiktluuders (luiers) voor dekinders (meervouden op –s zijn trouwens ook algemener in het westen dan in het noorden). Woorden die vroeger op –ede eindigden, wat in het hedendaags Nederlands een zachtlange ee geworden is, zijn vaak gediftongeerd totei. Vooral in het westen gaat men dusmei (mee) naar destei (stede, stad). Ook typerend is het gebruik vannuus in plaats vanuus (ons) als persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord eerste persoon meervoud.
In België geniet het West-Vlaams geen enkele officiële erkenning. België heeft het desbetreffende Handvest niet geratificeerd om de al complexe taalsituatie niet nog ingewikkelder te maken.
De enige erkenning kreeg het van Frankrijk, waar het op de lijst staat vanlangues régionales de France. In plaats van het Handvest te ondertekenen stelde het land deze lijst op. Op die talen zijn dan bepaalde passages uit het Handvest van toepassing. In de praktijk stelt deze semi-officiële erkenning echter niet veel voor, ook al omdat het aantal sprekers van het West-Vlaams er blijft slinken.[bron?]
In heel Vlaanderen is er in min of meerdere mate Franse woordenschat opgenomen in het volkse taalgebruik, vooral in specifieke domeinen; in het West-Vlaams is deze invloed groter:
In het West-Vlaams kan het werkwoordkomen (van) (met eventuele toevoeging van 'juist') + infinitief gebruikt worden om een recente gebeurtenis uit te drukken. Dit is integraal overgenomen van de Fransepassé récent waarvenir de + infinitif wordt gebruikt met dezelfde betekenis. In het Standaardnederlands is dit gebruik nagenoeg onbekend en dient men op een andere manier de recent verleden tijd uit te drukken:
West-Vlaams:Junder meugen wel 'ki begun'n schommel'n! - Mo pa, me kom'n wied'r juste van schommel'n!
Frans:Il faut que vous commenciez à nettoyer! - Mais enfin! Papa, nous venons de nettoyer!
Standaardnederlands:Jullie moeten beginnen met opruimen! - Maar papa, wij hebben net/zojuist opgeruimd!
In een ontkennende zin gebruikt het West-Vlaams, net zoals het Nederlands, een negatief bijwoord "niet". Er is echter ook eenpreverbaal negatief element beschikbaar, zoals men ook in het Frans gebruikt: "Janen eenie veel geld."[7] Hoewel er door sommige linguïsten is geponeerd dat ditzelfde fenomeen in hetAfrikaans aan Vlaamse dialecten (bijvoorbeeld hetAarschotse dialect door de Belgische NeerlandicusJan Louis Pauwels) zou zijn ontleend, blijkt uit recenter linguïstisch onderzoek de feiten dit tegen te spreken.[8]
Opvallend is de verbuiging van de antwoordpartikelsja,nee entoet (toch wel) wanneer men antwoordt op een vraag. Zij worden gevolgd door eenclitisch pronomen naargelang de persoon op wie ze betrekking hebben. Afhankelijk van het dialect kan dit zelfs een volledigparadigma zijn.[9]
Typisch voor het West-Vlaams zijn demonoftongenie,oe enuu voorij,ou enui. Deze monoftongen zijn bewaard uit hetMiddelnederlands. Overigens werd het grootste deel van de Middelnederlandse teksten op het gebied van het huidige West-Vlaanderen geschreven. Uitzondering hierbij is de grensstreek in de buurt van bijvoorbeeld Waregem, waardiftongen toch in beperkte mate voorkomen.
In West-Vlaanderen is het dusbùten biettend koed en nietbuiten bijtend koud. Ook worden de korte klinkers e, i en u anders uitgesproken dan in de standaardtaal. De (doffe)i wordt bijvoorbeeld een soort è. De h wordt meestal niet uitgesproken, daarvoor wordtg alsh uitgesproken, soms ook wel als dech in "lach".
Een andere eigenaardigheid lijkt op een uitspraak uit het Frans: vóórt,d ens wordt eenoe in plaats vanou uitgesproken. Daar waar in het Nederlands dus vóór dezet,d ens deGermaanse vorm-ol in-ou veranderde (vb.cold -koud), heeft het West-Vlaams er een korte-oe van gemaakt. Dus: 't is koed in m'n oede koesen ( 't is koud in m'n oude kousen). Andere kenmerken zijn een verschuiving vano naaru en vanoo naareu, ofUmlaut in sommige woorden. Bijvoorbeeld: op - up (vaak ook:ip),ochtend - nuchtend,boter - beuter,wonen - weunen.
Waar het Nederlands eenij heeft, klinkt meestalie. Bijvoorbeeld:kiekn (kijken),ie (hij),liene (lijn). De Nederlandseei klinkt meestal ook in het West-Vlaams alsei.
Naast al deze klankverschuivingen en alternatieve grammatica hebben bepaalde (veelgebruikte) woorden in het West-Vlaams ook een afwijkende betekenis van dat woord in het Nederlands. Zo wordt bijvoorbeeld in het Nederlandsna voor een tijdsbepaling gebruikt, enachter voor een plaatsbepaling. Terwijl in het West-Vlaams het woordachter voor een tijdsbepaling staat enbachten voor een plaatsbepaling staat.
Het is kwart na twee wordt 't is kart achter 'n twjin
het papier is achter de kast gevallen wordt 't papier is bacht'n de kasse gevol'n
Een overblijfsel uit het Kustwestgermaans is hetkoppelwerkwoordkomen in plaats van het Nederlandsworden. In het West-Vlaams zegt men dus nietik word ziek, maar men zegtik kom ziek.
Me gieng'n windr e vrandrienge doen an uus'uus en meen windr shanse get. Mienne kooz'n è metsnoare en je wilde em dadde wel achtr'eure doen ...! Da gienk et nogool ne klets skill'n in de pries, van den dag van vandoage witje nie mièèr met hoeveele daj 't ofstooft oj 'ntwadde lat doen ...!
In het Standaardnederlands:
We zouden een verandering aanbrengen aan ons huis en we hebben geluk gehad. Mijn neef is metselaar en hij wilde dat wel na de uren doen. Dat zou nogal een verschil maken in de prijs, want vandaag de dag weet je niet meer hoeveel het je zal kosten als je iets laat uitvoeren.
In datzelfde dialect:
(Moeder tot zoon)Ge moe gy nu ne kièè kiekk'n noa dien toafle ...! 't Is oal kaffie neev'nst joen zatte. G'ee weere gebrield nièè ... nen brielpot daj gy zyt ...!"
(en tot de dochter)"En gy ...!" Ge moe'gy dao nie zitt'n gidder'n ... van ge zie wok zuk'een brielkoente ...! Kiekt maor ekièè an joen voet'n ... 't is ool bruuslienge up de groend ... 't ligt teetne voir ne gièèl nest kiek'ns ...!"
En in Standaardnederlands:
Moet je nu eens kijken naar die tafel! Er ligt overal koffie naast je kopje. Je hebt weer gemorst, he ... wat ben je toch een morspot!
En jij! Je moet daar niet zitten giechelen ... want je bent ook een morspot! Kijk maar eens naar je voeten ... er liggen overal kruimels op de grond, er ligt genoeg te eten voor een heel nest kippen!
↑M. Ryssen, De taal van Streuvels in zijn Reinaertherschrijvingen van 1910, 1921 en 1969, inR. van Daele - P. Thomas (edd.),De vos en het Lijsternest. Jaarboek 2 van het Stijn Streuvelsgenootschap, Tielt, 1996, pp.121,155. Vgl.M. Devos - R. Vandekerckhove,West-Vlaams, Tielt, 2005, pp.24,43 (passim).
↑J. Absillis - J. Jaspers - S. Van Hoof, Inleiding, inJ. Absillis - J. Jaspers - S. Van Hoof (edd.),De manke usurpator: over Verkavelingsvlaams, Gent, 2012, p.12.
↑A.-S. Ghyselen - J.Van Keymeulen, Dialectcompetentie en functionaliteit van het dialect in Vlaanderen anno 2013, inTNTL 130 (2014), pp.117-137 netdidned.be (gearchiveerd)
↑W. Vandeweghe, Negatievermenigvuldiging in het West-Vlaams, inS. Vogeleer - F. Brisard - P. De Brabanter - e.a. (edd.),Studies van de BKL - Travaux du CBL - Papers of the LSB 4 (2009), pp.1-14 (gearchiveerd)
↑H. Den Besten, Double negation and the genesis of Afrikaans, inP. Muysken - N. Smith (edd.),Substrata versus Universals in Creole Languages. Papers from the Amsterdam Creole Workshop, April 1985, Amsterdam, 1986, pp. 185-230 (in het bijzonder pp.203-210). Vgl.H.P. Grebe, De taal is gans het volk – taalstandaardisatie en de constructie van identiteit, inInternationale Neerlandistiek 47 (2009), pp.25-27.