Vlaanderen is de noordelijkedeelstaat vanBelgië, waarNederlands de officiële taal is. De deelstaat werkt volledig autonoom op haar eigen bevoegdheden via hetVlaams Parlement en deVlaamse Regering. Vlaanderen behoort tot de federale staat België. Het heeft degrondwettelijke macht beslissingen over bepaalde niet-federale bevoegdheden te nemen.
Eenpagus ofgouw was een soort (klein)graafschap. Het Latijnse bijvoeglijkeFlandrensis zou op zijn beurt weer zijn ontleend aan *flâm[5] ‘overstroomd gebied’, eenIngveoonseafleiding van hetOergermaanse *flaumaz dat ‘vloed, stroom, stroming en modder’ betekent, vergelijk: Engelsto flow, Oudfries:flām en het Nederlandsevlieten met de betekenis ‘stromen, vloeien’,Oudnoordsflaumr ‘draaikolk’,Deensflom ‘overstroming, vloed’.[6][7] Deze betekenis lijkt aan te sluiten bij de geografie van het Vlaamse kustgebied, dat tussen de 3e en de 8e eeuw tweemaal per dag overstroomde met water van deNoordzee. DePagus Flandrensis was een kustgebied met grote getijdengeulen en groene schorren waarin schapenboeren leefden, al dan niet op terpen. Het gebied strekte zich uit rondBrugge tussenIJzer enZwin en ontwikkelde zich in de volgende eeuwen tot het belangrijkegraafschap Vlaanderen.
In hetMiddelnederlands ontwikkelde de oorspronkelijke f zich tot een v, vandaarVlāminc,vlāmisch enVlander (enkv.). De plaatsnaam staat in het meervoud in het NederlandsVlaanderen, hetVlaamsVloandrn, hetDuitsFlandern, hetEngelsFlanders, hetSpaansFlandes en hetItaliaansle Fiandre. In hetFrans gebruikt men zowelles Flandres alsla Flandre.
De Vlamingen doen hun intrede in de geschiedenis in het levensverhaal vanSint-Eligius (ca. 590-660), deVita sancti Eligii. Dit werd opgesteld vóór 684 en is bekend in een omwerking van rond 725. Daar verschijnen deFlanderenses die wonen inFlandris. In hetLatijn evolueerde dit later tot de gestandaardiseerde vormenFlandrenses enFlandria. In de vroegste bron die Vlaanderen noemt, verwijst het alleen nog naar de streek rond Brugge en Oudenburg.[8]
De term "Vlaanderen" verwijst vanuit historisch standpunt naar hetgraafschap Vlaanderen. In de 16e en 17e eeuw komt de naam alspars pro toto in gebruik voor de heleSpaanse Nederlanden. Daarna blijft het gebruikelijk de Nederlandse taal en cultuur in de Zuidelijke Nederlanden "Vlaams" te noemen. Vanaf de late 19e eeuw wordt ook de naam "Vlaanderen" weer veralgemeend om te verwijzen naar het Nederlandsetaalgebied in België. Ten slotte is dedeelstaat van dit gebied vernoemd naar Vlaanderen:Vlaams Gewest enVlaamse Gemeenschap.
Een Vlaamse dame en heer in het jaar 1400, geïllustreerd in het kostuumboek "Théâtre de tous les peuples et nations de la terre avec leurs habits et ornemens divers, tant anciens que modernes, diligemment depeints au naturel". Gemaakt doorLucas d'Heere in de 2e helft van de 16e eeuw.[9]
Met deBelgische Revolutie van 1830 scheurdeBelgië zich af van het huidigeNederland. Na enkele decennia van bewustwording ontstond deVlaamse Beweging. In 1962 werd detaalgrens officieel vastgelegd, en in 1993 werd België officieel eenfederale staat. Vlaanderen wint sindsdien geleidelijk aan institutionele, politieke, financiële, culturele, economische en sociale autonomie.
Sinds de oprichting van België heeft de Vlaamse beweging gestreefd naar meer culturele en bestuurlijke autonomie voor Vlaanderen. Deze beweging is verdeeld in verschillende strekkingen, variërend van een onafhankelijke Vlaamse staat tot een confederaal België en een autonoom Vlaanderen.
De grootste partij in Vlaanderen, deNieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA), streeft naar een onafhankelijke Vlaamse staat binnen deEuropese Unie. Ze willen dat Vlaanderen zijn eigen beleid kan voeren op het gebied van economie, financiën, sociale zekerheid en buitenlandse zaken. De partij wil ook dat Vlaanderen zijn eigen verdediging en veiligheid kan organiseren en dat Vlaanderen de bevoegdheid krijgt om zijn eigen belastingen vast te stellen. Er zijn ook krachten actief die een hereniging van Vlaanderen enNederland wensen tot eenGroot-Nederland of een nieuwe confederale samenwerking met Nederland.
HetVlaams Belang (VB) is een radicaal-rechtse partij die zich inzet voor een onafhankelijke Vlaamse republiek (Vlaamse onafhankelijkheid) en een centrale Vlaamse identiteit. Ze willen dat Vlaanderen zijn eigen staatsstructuur kan kiezen, zonder inmenging van de federale overheid. Ze willen ook dat Vlaanderen zijn eigen migratie- en asielbeleid kan voeren en dat Vlaanderen de bevoegdheid krijgt om zijn eigen belastingen vast te stellen.
DeChristen-Democratisch en Vlaams (CD&V) partij pleit voor meer autonomie voor Vlaanderen binnen een federale structuur van België. De partij wil dat de regio's, waaronder Vlaanderen, meer bevoegdheden krijgen op het gebied van gezondheidszorg, justitie eneconomie. De partij wil ook dat de federale regering zich beperkt tot de nationale kwesties zoals defensie, buitenlandse zaken en financiën.
DeLibertair, Direct, Democratisch (LDD) partij streeft naar een onafhankelijk Vlaanderen met een liberale economie. Ze willen dat Vlaanderen zijn eigen economisch beleid kan voeren en zijn eigen belastingen kan vaststellen. Ze willen ook dat Vlaanderen meer bevoegdheden krijgt op het gebied van veiligheid en justitie, en dat de regionale regeringen meer autonomie krijgen.
De hoogste punten van Vlaanderen zijn het Stroevenbos en de Reesberg in de gemeenteVoeren met een hoogte van 287,5 m. Het hoogste punt van Vlaanderen met uitzondering van de Voerstreek is deKemmelberg inKemmel (156 m).Dit is dan ook zonder de mijnterrils vanWinterslag enWaterschei gerekend, hun toppen bevinden zich respectievelijk op 163 en 165 meter boven het zeeniveau.
Depedologie stelt dat de noordelijke regionen van de huidige Vlaamse bodem voornamelijk bestaan uit natte en drogezand- enlemig-zandgronden. Het oosten (voornamelijk Limburg) wordt daarnaast gekenmerkt door een significantegrindbijmenging. De streek ten noorden vanAntwerpen bestaat langs beide oevers van de Schelde uit historischepolders. Het zuiden van het huidige Vlaanderen (en de streek rondDendermonde,Mechelen enLier) daarentegen bestaat voornamelijk uit droge en natteleemgronden, leemgronden op zand en opklei, natte en drogezandleemgronden en leemgronden op zand. De streek rondLeuven kenmerkt zich daarnaast door een specifieke bijmenging vanlimoniet-zandsteen. De kuststreek ten slotte kenmerkt zich doorduingronden, historische polders,oudland,middelland en overdektepleistocene gronden.
De bodem van het huidige Vlaanderen, zo blijkt uitstratigrafisch onderzoek, werd grotendeels gevormd tijdens hetEoceen, de kuststrook tijdens hetHoloceen en deNoorderkempen en het noorden van de provincie Limburg tijdens hetPleistoceen. DeZuiderkempen ontstonden hoofdzakelijk tijdens hetPlioceen,Mioceen enOligoceen. Het zuiden van de provincie Limburg en het westen van Vlaams-Brabant werden eveneens gevormd in het oligoceen en het uiterste zuiden van de provincie Limburg (streek ten zuiden van Tongeren) tijdens hetKrijt. Het noorden van de provincie Oost-Vlaanderen ten slotte ontstond tijdens het Pleistoceen.
Situatie 2009: in Vlaanderen is tussen steden en dorpen aanzienlijk meer bebouwing dan in Nederland. Een meerderheid (70%) van de Vlamingen woont niet in een dorp of stad, maar in het nevelgebied daartussen.[10]
Vlaanderen heeft een relatief hogebevolkingsdichtheid en vormt daarnaast dankzij zijn centrale ligging een van de belangrijksteverkeersknooppunten inWest-Europa. Dezeverkeersaders doorkruisen de regio van noord naar zuid en van oost naar west. Hierdoor ontstaat er enerzijds een hoge druk op de open ruimte en hetleefmilieu, maar anderzijds wordt er economische activiteit en bewoning aangetrokken. Vlaanderen behoort met bijna zeven en een half miljoen inwoners op 13.682 km² tot de meestverstedelijkte gebieden in de wereld. Vlaanderen telt vijf grote steden met meer dan 100.000 inwoners:Brussel,Antwerpen,Gent,Brugge enLeuven. Andere belangrijke centrumsteden zijnHasselt,Kortrijk,Mechelen,Aalst,Oostende,Turnhout,Sint-Niklaas,Roeselare enGenk. Daarnaast zijn er nog tal van kleine steden. De grote steden hebben een sterke invloedssfeer op het omliggendehinterland. Deze wordt beïnvloed door de afstand tot en de impact van regionale centra. Ondanks tal van urbanisatieproblemen (zoals huisvestingsproblemen) blijven de Vlaamse kernsteden groeien, zij het vooral door migratie.
Deze urbanisatie ontstond door heterfpachtrecht, dat voor een verkleining van de percelen zorgde op hetplatteland. Door de gunstige ligging van de steden groeiden deze sterk vanaf het begin van de19e eeuw door middel van woon- en verkeerslinten in het omgevende platteland. Hierdoor trad eenverstedelijking van het platteland op met destadsrand tot gevolg. Delandbouw werd schaarser in deze rand en er kwam eenemigratie op gang vanuit destadskern naar destadsrand. Dit ging gepaard metverkrotting in de stadskern op plaatsen waar de vrije ruimte niet door economische activiteiten werd benut. De morfologische verstedelijking strekt zich inmiddels uit tot voorbij deagglomeratie en reikt tot in debanlieues. In dezeforensenwoonzone domineren verstedelijkte kenmerken de levenswijze van debevolking. Dit fenomeen wordtRasterstad Vlaanderen genoemd.
Kenmerkend is ook delintbebouwing: deze ontstond vooral door een gebrek aan regulering waardoor huizen langs alle verharde wegen begonnen op te duiken. Vlaanderen voelt daardoor dichter bebouwd aan dan het eigenlijk is. Deze verspreide bebouwing zorgt voor vele problemen: de aanleg van nutsvoorzieningen is duurder dan elders, het openbaar vervoer is moeilijker te organiseren, er zijn meer verkeersdoden doordat de meeste doorgaande wegen volstaan met huizen waardoor lokaal verkeer en doorgaand verkeer op dezelfde wegen rijden. Ook hebben dieren het moeilijk met overleven doordat hun leefgebieden verspreid liggen. Nieuwe projecten zoals bedrijventerreinen zijn door de ruimtelijke rommeligheid ook moeilijk in te planten.
Vlaanderen heeft eengematigd zeeklimaat aan dekust en zijnhinterland. In de rest van de regio heerst eengewijzigd zeeklimaat, met matigetemperaturen, overwegendwestenwinden, sterkebewolking en regelmatigeneerslag. De gemiddelde jaartemperatuur bedraagt 9 à 10 °C, de gemiddelde januaritemperatuur 2 à 3 °C en de gemiddelde julitemperatuur ongeveer 17 °C. De jaarlijkseneerslag is ongeveer 800 mm, die verspreid over alle maanden valt. Er kunnen twee klimaattypes onderscheiden worden.
Vlaanderen grenst in het noorden aanNederland en meer bepaald in het noordwesten aanZeeland, centraal in het noorden aanNoord-Brabant en in het (noord)oosten aanLimburg. In het zuiden grenst Vlaanderen aan Wallonië en in het zuidwesten aan de Franse regioHauts-de-France (meer specifiek hetNoorderdepartement).
Vlaanderen (met Brussel) telde op 1 januari 2023 8.015.982inwoners, hiervan wonen er 6.774.807 inwoners in hetVlaams Gewest.[11] Het precieze aantal Nederlandstaligen in Brussel is onbekend, schatting hierover lopen uiteen naargelang de bron. De taalbarometer, een zesjaarlijks onderzoek van deVUB naar het taalgebruik in Brussel meldt in zijn vijfde editie (2024) 7,5%[12]met het Nederlands als thuistaal dit stemt overeen met 93.000 inwoners. Debevolkingsdichtheid van Vlaanderen bedraagt 497 inwoners perkm² (zonder Brussel). In hetVlaams Gewest wonen 3.352.319mannen en 3.422.488vrouwen. In Brussel zijn dit er respectievelijk 608.262 en 632.913. Er zijn 1.277.456minderjarigen en 1.332.051gepensioneerden. De overige 3.979.562 bevindt zich in de leeftijdscategorie 18 tot en met 64 (ook wel deactieve bevolking genoemd).[11]
In 2019 waren er in het Vlaams Gewest 2.815.769huishoudens en in Brussel 551.243.[13] De huishoudens in het Vlaams Gewest bestonden in 2008 uit 355.028alleenstaande mannen en 412.105 alleenstaande vrouwen. 880.114 bestonden uit twee personen, 407.224 uit drie personen, 353.473 uit vier personen, 120.570 uit vijf personen, 33.133 uit zes personen, 9249 uit zeven personen en 6.078 uit acht of meer personen. De gemiddelde grootte van de huishoudens lag bijgevolg in 2008 op 2,36gezinsleden in het Vlaams Gewest. In datzelfde jaar waren er 635.170echtparen zonder kinderen, 279.742 met eenkind, 288.690 met twee kinderen en 128.047 met drie of meer kinderen. Daarnaast waren er 70.323 alleenstaande vaders met een kind, 33.814 met twee kinderen en 1.744 met drie of meer kinderen. Bij de alleenstaande moeders met kinderen zijn de aantallen respectievelijk 135.150 (1), 66.835 (2) en 23.998 (3 of meer).[14]
In 2008 werden in het Vlaamse en Brusselse Gewest tezamen 69.605 kinderen geboren van wie de moeder in het Vlaamse Gewest woonde. In 2008 werden er in totaal 2.364 kinderen meer geboren dan het jaar ervoor. In vergelijking met 2002 (diepterecord) werden er 9.181 kinderen meer geboren. In de hele periode tussen 1999 en 2008 werden er steeds 2% meer jongens geboren dan meisjes, uitzonderingen hierop vormen de jaren 1998 en 2005 toen er 3% meer jongens werden geboren. In 2008 lag het gemiddelde geboortegewicht vaneenlingen op 3.356 gram. Van 66.688 levend geboren eenlingen was het geboortegewicht gekend, van 82 niet. Jongens wegen in Vlaanderen bij hun geboorte gemiddeld 3.420 gram en meisjes gemiddeld 3.288 gram. In 2007-'08 werd bij 1983 kinderen oftewel 1,5% van de levend geboren kinderen eenaangeboren afwijking geregistreerd. Aangeboren afwijkingen kunnen zowelgenetisch bepaald zijn als het gevolg zijn van een ongunstigezwangerschap ofbevalling. In 2007-'08 werd bij 1/4 van de levend geboren kinderen de bevalling kunstmatig ingeleid. In 2003-'04 was dat nog bij 1/3 van de levend geboren kinderen. 1 op de 5 kinderen kwam in de periode 2007-'08 viakeizersnede ter wereld. In 2008 werden er in het Vlaamse Gewest 68.313 vrouwen moeder van 1 of meer kinderen. Voor 32.437 vrouwen was dit hun eerste kind. De gemiddelde leeftijd van die vrouwen bedroeg 27,6 jaar. 9.709 moeders hadden niet de Belgische nationaliteit en 57% van de moeders was gehuwd. Gemiddeld krijgen de vrouwen in het Vlaamse Gewest 1,82 kinderen.[15]
Jaarlijksoverlijden er gemiddeld 56.400 mensen in Vlaanderen. Op 2003 na sterven er jaarlijks gemiddeld meer mannen dan vrouwen. Zo sterven er gemiddeld jaarlijks 28.600 mannen en 27.800 vrouwen. In de Vlaamsebevolkingspiramide zijn er meer mannen dan vrouwen tot de leeftijd van 63 jaar. Vanaf de leeftijdscategorie +63-jarigen slaat dit om in een voordeel voor de vrouwen. In 2000 lag de leeftijd waarop de vrouwen in aantal het overwicht namen op de mannen nog op 58 jaar. Dit komt doordat de sterfterisico's van mannen de afgelopen jaren sneller daalden dan die van vrouwen. Vanaf de leeftijd van 85 jaar bij mannen en 88 jaar bij vrouwen sterft jaarlijks 10% of meer van deze bevolkingsgroep. Het sterfterisico is vooral hoog in het eerste levensjaar en vanaf 50 jaar. Vanaf 30 jaar voor vrouwen en 40 jaar voor mannen stijgen de sterftekansen exponentieel. Bij mannelijkeadolescenten (15-19 jaar) en jonge mannen (20-34 jaar) is er een relatieveoversterfte ten opzichte van de daaropvolgende leeftijdsgroepen. De belangrijkste doodsoorzaken in deze leeftijdscategorie zijnvervoersongevallen ensuïcide. De sterftekans bijzuigelingen ligt in het Vlaams Gewest op 437 per 100.000 voor jongens en 361 per 100.000 voor meisjes. De belangrijkste doodsoorzaken zijn aangeboren afwijkingen, aandoeningen van de moeder en complicaties van de zwangerschap en/of de bevalling. De laagstesterftecijfers zijn te vinden in de groepen 5 tot 9 jaar en 10 tot 14 jaar (9 tot 10 per 100.000). Op de leeftijd van 50-54 jaar (mannen) en 55-59 jaar (vrouwen) evenaart hetsterfterisico dat van het eerste levensjaar. Tot de leeftijd van 39 jaar sterven mannen en vrouwen in grote lijnen door gelijkaardige oorzaken:aangeboren afwijkingen,ongevallen en suïcide. Vanaf de leeftijd van 40 tot en met 69 jaar sterven vrouwen in de eerste plaats aanborstkanker, mannen door suïcide (40 tot 49 jaar) enlongkanker (50 tot 79 jaar). Daarna volgen voor zowel mannen als vrouwen deischemische hartziekten en anderecardiovasculaire aandoeningen. De gemiddeldelevensverwachting van een jongen die in 2008 geboren werd, ligt in Vlaanderen op 78,1 jaar en voor een meisje uit datzelfde geboortejaar op 83,1 jaar. De levensverwachting bij geboorte voor mannen steeg in de periode 1999-2008 van 75,1 naar 78,1 jaar. Dat is een gemiddelde jaarlijkse stijging van 3,5 maanden. De levensverwachting bij geboorte voor vrouwen steeg in diezelfde periode gemiddeld met 2,5 maanden per jaar: van 81,0 naar 83,1 jaar. In 2008 stierf 22,9% thuis, 49,8% in eenziekenhuis, 23,6% in eenbejaardentehuis en 3,7% elders. Opvallend is dat er meer mannen thuis sterven (27%) dan vrouwen (18,9%), in ziekenhuizen (53,4% t.o.v. 46,1%) en elders (4,7% t.o.v. 2,6%). Vrouwen sterven daarentegen vaker in bejaardentehuizen (32,3% t.o.v. 15%).[16]
Het hedendaagse Vlaanderen is door de eeuwen heen redelijk sterk vermengd geraakt door de vele migratiestromen. De oorspronkelijke bewoners van wat nu Vlaanderen is waren deBelgae. In 57 v.Chr. komen deRomeinselegioenen en in hun voetsporen tal van anderen (handelaren, ambachtslui, edelmannen en legionairs op pensioen etc.) uit heel het Romeinse rijk. Vervolgens komen deFrisiavones, deSalische Franken en tal vanVikingen zich vestigen in het huidige Vlaanderen. Al vanaf de middeleeuwen ontstond er een migratie vanuit verschillende dorpen die door overstromingen of beschadiging volledig vernield werden: deverdwenen dorpen in Vlaanderen.
Vanaf 1920 waren het voornamelijkItalianen enOost-Europeanen die alsgastarbeider naar België kwamen. Vlaanderen had op dat moment een grote nood aanarbeiders voor deindustrie en demijnbouw. In dejaren 50 ging de staat vooral op zoek naar arbeiders inItalië enGriekenland. Dit deden ze door middel van affiches met belofte van hogesalarissen enpensioenen. Doordat dewerkloosheid in Italië zo enorm hoog lag, gingen vele duizenden op het voorstel in. De grootste concentraties aan vreemdelingen die dit tot gevolg had, trof men voornamelijk aan rond deKempense steenkoolbekkens en in grote industriesteden zoals Antwerpen, Brussel en Gent.
Tegenwoordig vestigden zich voornamelijk rijkere migranten zich in degrensgebieden en in de omgeving van de hoofdstad. Gedurende de 20e eeuw vond er eveneens een interne migratie plaats van de Franstalige burgerij en adel vanuit heel België (en dus ook vanuit Vlaanderen), maar vooral vanuit Brussel die zich in de groene gordel van beide provincies Brabant rond de hoofdstad vestigden. Ook komen erasielzoekers naar België. Ze komen vaak uit landen waarburgeroorlogen woeden en beroepen zich op hetInternationaal Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen dat opgesteld werd op 28 juli 1951 door deVerenigde Naties en ondertekend werd door België.
Voor de provincies Vlaams-Brabant en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de cijfers voor de jaren 1831 tot en met 1990 gebaseerd op de historische inwoneraantallen van de gemeenten die actueel deel uitmaken van deze provincies.
Alle cijfers zijn gebaseerd op de historische inwoneraantallen van de gemeenten die actueel deel uitmaken van deze gewesten en provincies.
Naar inwonertal zijn de grootste gemeenten die tot het Vlaams Gewest behoren of waar Vlaanderen bevoegdheden uitoefent (Brussels Hoofdstedelijk Gewest):
Tabel van gemeenten gesorteerd op het aantal inwoners in 2023.
Datzelfde jaar werd ook deGrote markt vanBrussel en de omringende gebouwen zoals hetstadhuis, hetbroodhuis en degildehuizen als geheel opgenomen op de lijst. Ze werd geselecteerd vanwege het feit dat het geheel een uitzonderlijke voorbeeld is van eenvormigheid tussen publieke en private gebouwen enerzijds en 17e-eeuwse architectuur anderzijds.
In Vlaanderen komencirca 1400 soorten hogere planten voor, er zijn zo'n 4 à 5000 soortenpaddenstoelen (macrofungi) gevonden, 600 soortenmossen en honderden soortenschimmels,korstmossen enalgen. Door de ligging in Europa en het intensieve verkeer is er een regelmatige aanvoer vanadventieven, die zich soms met enig succes vestigen, zoals dewaterpest en debospest. De soorten die hier voorkomen zijn bijna allemaal relatieve nieuwkomers (van na deijstijden); zo is detamme kastanje in historische tijden ingevoerd. De hier algemene soorten zijn erg concurrentiekrachtig.
In Vlaanderen komen ruim 50 soortenzoogdieren voor, zo'n 600 soortenbroed- entrekvogels, tientallenvissoorten, ruim 50 dagvlinders en duizendenongewervelden. Door de ligging in Europa en het intensieve verkeer is er een regelmatige aanvoer vanadventieven, die zich soms met enig succes vestigen, zoals dehalsbandparkiet en dedriehoeksmossel, maar slechts vrij zelden een permanente plaag vormen. De soorten die hier voorkomen zijn bijna allemaal relatieve nieuwkomers (van na de ijstijden); zo zijn hetkonijn, defazant in historische tijden ingevoerd. De hier algemene soorten zijn erg concurrentiekrachtig.
De officiële taal van Vlaanderen is het Nederlands, dat er overal wordt gesproken. Toch is de taalsituatie in Vlaanderen behoorlijk ingewikkeld. Vlaanderen in zijn hoedanigheid vanVlaams Gewest beslaat enkel hetNederlandsetaalgebied; in zijn hoedanigheid vanVlaamse Gemeenschap hoort daar echter het tweetalige gebiedBrussel-Hoofdstad bij. De officiële talen van Brussel zijn het Nederlands en het Frans; door deverfransing van Brussel is het Frans er echter de dominante taal geworden.
De taalregeling kan verschillen van gemeente tot gemeente. Zo mag alleen in Ronse secundair onderwijs ook in het Frans gegeven worden, omdat dat ook al voor de vastlegging van de taalgrens gebeurde. Ook mogen authentieke akten in Drogenbos, Kraainem, Linkebeek en Wemmel zowel in het Nederlands als in het Frans worden opgesteld; in Sint-Genesius-Rode en Wezembeek-Oppem echter alleen maar in het Nederlands.Faciliteiten bestaan echter alleen op gemeentelijk vlak; de Vlaamse Gemeenschap en de vijf Vlaamse provincies zijn alle eentalig Nederlands.
Aan andere talen dan het Nederlands en het Frans wordt geen bijzondere positie toegekend. In de praktijk kent de bevolking goedEngels en in mindere mateDuits; het aantal autochtone Engels- en Duitstaligen is echter niet groot. Door migranten wordt, naast Nederlands vooralFrans,Turks,Italiaans enArabisch gesproken.
De huidige taalgrens is vastgelegd in 1962. Daarvóór was er een systeem vantalentellingen, waardoor gemeenten konden veranderen van taalregime. Het wijzigen van de taalgrens is tegenwoordig alleen maar mogelijk met een wet die in elke taalgroep van elke Kamer met meerderheid van stemmen moet worden aangenomen. Bovendien dient daarbij de meerderheid van de leden van elke taalgroep aanwezig te zijn en moet het totaal van de ja-stemmen in beide taalgroepen minstens twee derde van de uitgebrachte stemmen uitmaken. Een dergelijke wet is nog nooit aangenomen.
Vlamingen zijn geen duidelijk te onderscheiden volk inetnische zin, maar zijn de afstammelingen van vele verschillende volkeren zoals de Kelten (circa 7e eeuw v.Chr. – 3e eeuw n.Chr.), en later Germanen (circa 4e eeuw – 7e eeuw) waaronder deSalische Franken die op uitnodiging van de Romeinen zich in de Vlaamse streken vestigden. Ook in recente tijden komen nog veel migranten naar Vlaanderen die bijdragen aan de culturele en etnische diversiteit van de Vlamingen. Als grootste gemene deler van de tegenwoordige Vlamingen kan men wellicht zeggen dat ze als dagelijkse taal Nederlands spreken.
De Vlaamse vlag, meestal de "Vlaamse Leeuw" of de "leeuwenvlag" genoemd, is de vlag van deVlaamse Gemeenschap en hetVlaams Gewest. De vlag is geel, met centraal een zwarteleeuw. De leeuw wordt op zijn achterpoten staand en klauwend afgebeeld, met het gezicht heraldisch naar rechts (links voor de toeschouwer). De rode tong en rode klauwen van de leeuw zijn essentieel voor de officiële vlag. Dehoogte-breedteverhouding van de vlag is 2:3. Deze vlag werd officieel aangenomen als vlag van deRaad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap in 1973,[19] en later, in 1985, als vlag van deVlaamse Gemeenschap.[20] In 1990 kreeg ook het wapenschild de status van officieel symbool.[21] Voorts gebruikt de Vlaamse Overheid een gestileerde versie van de vlag alslogo, deze was eveneens geel met centraal een naar links kijkende zwarte leeuw. In 2013 veranderde dit naar een gestileerd leeuwenhoofd dat de toeschouwer recht aankijkt.[22]
De keuze voor Brussel was een unanieme keuze van de volksvertegenwoordiging van deVlaamse Gemeenschap toen deze opgericht werd. Onmiddellijk daarbij nam deze ook, unaniem, alle bevoegdheden over van hetVlaams Gewest. De volksvertegenwoordiging daarvan is slechts eenmaal samengekomen. Bij die vergadering hief het zichzelf op en droeg al haar bevoegdheden aan de Vlaamse gemeenschap over. De Vlaamse overheid is dus in wezen de overheid van de gemeenschap.
De positie van Brussel is daarbij bijzonder. Het wordt gedeeld door deVlamingen en de Franstalige Belgen. Hoewel het niet tot het Vlaams Gewest behoort en uitsluitend de Nederlandstalige Brusselaars tot deVlaamse Gemeenschap behoren, maakt dat dus eigenlijk niets uit. Het is de Vlaamse Gemeenschap die instellingen en een hoofdstad heeft en niet het Vlaams Gewest. Tezamen met de omliggende gemeenten vormt het een eigengewest, met name hetBrussels Hoofdstedelijk Gewest. De stad is deels gekozen om emotionele redenen, als statement van het Vlaamse karakter van de stad en deels vanwege haar uitgebreide faciliteiten. Deambtswoning van de Vlaamseminister-president en tevens de officiële ontvangstruimte van de Vlaamse regering is hetHotel Errera. Deregeringszetel van de Vlaamse regering is gelegen op hetMartelarenplein en hetVlaams Parlementsgebouw ligt op de hoek van de Hertogsstraat en de Drukpersstraat.
Tot en met het begin van de 19e eeuw wordt de Vlaamse literatuur beschouwd als een integraal onderdeel van deNederlandse literatuur. Het huidige Vlaanderen en Nederland vormden immers een politiek en cultureel geheel tot 1579. In dat jaar, ten gevolge van dereformatie, zonderen de gereformeerde noordelijke provinciën zich af van hetrooms-katholieke zuiden.[23] Hierdoor ontwikkelde de Vlaamse en Brabantsemiddeleeuwse literatuur een eigen karakter en maakte ze een gouden eeuw op literair vlak door. Aan deze bloei kwam een einde door deSpaanse inquisitie en de daaropvolgende massale uittocht van intellectuelen naar deRepubliek der Nederlanden, alwaar in de17e eeuw ten gevolge hiervan het noorden zijn 'Gouden Eeuw' zou beleven. De Zuid-Nederlandse literatuur verdween hierdoor echter bijna volledig van de kaart. In de door Fransen bezetteWesthoek werkten markante figuren alsDominic De Jonghe (1654-1717) dieLe Cid vanPierre Corneille in het Nederlands vertaalde, de dichterMichiel de Swaen (1654-1707) die heteposHet Leven en Dood van Jezus Christus (1694) enDe gecroonde leerse schreef, enWillem Ogier van wie we onder meer de kluchtDroncken Heyn (1639) en een reeks drama's met de titelDe seven hooft-sonden (1682) kennen.[24] Tijdens de18e eeuw was de Vlaamse literaire productie aan de lage kant, net als in het heleNederlandse taalgebied. In 1761 publiceerde de in Den Haag geborenJan Des Roches[24] wel zijnNieuwe Nederduytsche spraek-konst, een Nederlandse grammatica die de confrontatie aanging met het gebruik van het Latijn als cultuurtaal en het Frans als prestigieuze taal door een gestandaardiseerde Zuid-Nederlandse[25] taal uit te werken. NadatBelgië in 1830 onafhankelijk was geworden van Nederland, begon de Vlaamseliteratuur zich opnieuw apart te ontwikkelen. Toch maakt ze nog steeds integraal deel uit van de Nederlandstalige literatuur.
De oudste Vlaamsewandtapijten dateren uit de 13e eeuw. De belangrijkste productiecentra waren toenDoornik (nu in Wallonië) enAtrecht (nu in Frankrijk). Deze twee centra kregen in de 15e eeuw heel wat opdrachten van deBourgondische hertogen. In de 14e eeuw werden er ook reeds wandtapijten gemaakt inBrugge,Oudenaarde,Geraardsbergen,Edingen enGent. In de 16e eeuw werdenBrussel,Mechelen enAntwerpen belangrijk. Antwerpen ging zorgen voor de verspreiding over de rest van Europa.[27] In Oudenaarde werkten meer dan 12.000 personen in deze industrietak; in Brussel circa een kwart van de bevolking, ongeveer 15.000 personen. Vlaanderen was het centrum van de Europese wandtapijtenproductie geworden. De katholieke koningen,Margaretha van Oostenrijk,Maria van Hongarije alsKarel V behoren tot de grootste verzamelaars van wandtapijten.
Keizer Karel V was een echte mecenas voor de wandtapijtenindustrie. Hij gaf ter gelegenheid van zijn kroning in Aken de opdracht voor de negen imposante wandtapijten ‘Los Honores’. Die stelden verschillende deugden voor, die een goed heerser moest in acht nemen. Keizer Karel was bijzonder gehecht aan die tapijten. Ze reisden overal met hem mee om hem te herinneren aan de kwaliteiten die van hem verlangd werden.[28]
Aan het einde van de 16e eeuw verschoof de aandacht naar Parijs, Aubusson en deNoordelijke Nederlanden. Door de opkomst van het goedkoperebehang in de 18e eeuw kwam de wandtapijtindustrie in de problemen.Maria Theresia heeft nog geprobeerd de Brusselse tapijtindustrie overeind te houden door regelmatige aankopen, die zij dan als "relatiegeschenk" weggaf, maar aan het einde van de 18e eeuw was er in de stad geen weverij meer over.
De rijke materialen zijn de reden waarom veel wandtapijten deFranse Revolutie niet overleefden. Ze werden vernield omdat men de zilver- en gouddraad recupereerde. Ook voor de weverijen waren de immense dure tapijten niet altijd een zegen. Sommige weefateliers gingen failliet omdat ze jaren werkten aan een reeks, waarvoor ze een ontoereikend voorschot kregen.[28]
Oudenaardse wandtapijten waren gedurende meer dan 400 jaar het voornaamste luxe-exportproduct vanOudenaarde en hadden een afzet over de hele wereld. De stad nam van de 15e tot de 18e eeuw een belangrijk aandeel van de productie vanverdures voor haar rekening. De grootste bloei was in de 16e eeuw. De Oudenaardse wandtapijten zijn meestal getekend met een brilletje. Een van de meest fameuze producties wasDe werken van Hercules, maar het is vanwege deverdures dat Oudenaarde zijn populariteit kreeg.
De grootste collectie Vlaamse wandtapijten is in het bezit van deSpaanse Kroon. In de collectie bevinden zich ruim acht kilometer Vlaamse wandtapijten. Voor hethuwelijk vanFelipe werden tachtig grote tapijten uit de reserve gehaald om het Koninklijk Paleis te versieren, slechts een klein deeltje van de wereldberoemde collectie. Een zeer bekende reeks isHandelingen der Apostelen, uitgevoerd doorPieter van Edingen naar kartons ontworpen doorRafaël en bestemd voor deSixtijnse Kapel. Momenteel in het bezit van hetVaticaan. OokPieter Paul Rubens maakte ontwerpen voor wandtapijten, voorbeelden hiervan zijn te vinden in deDom van Keulen, het kloosterLas Descalzas Reales teMadrid en in hetkasteel Heeze. Daarnaast herbergt ook het Wandtapijtenmuseum in hetstadhuis vanOudenaarde een belangrijke collectie. Ontwerpen van Rubens zijn te zien inKasteel Heeze.
De vijf succesvolste Vlaamsefilms warenLoft vanregisseurErik Van Looy uit 2008 (1.186.071 bezoekers),Koko Flanel vanStijn Coninx uit 1990 (met 1.082.000 bezoekers),Hector eveneens van Stijn Coninx uit 1987 (933.000 bezoekers),Daens wederom van Stijn Coninx uit 1993 (848.000 bezoekers) en ten slotteDe Zaak Alzheimer van Erik Van Looy (750.000 bezoekers).
Een van de allereerste Vlamingen op televisie wasWilly Lustenhouwer, die optrad op deFranse tv op een ogenblik dat er nog geen sprake was van dit medium in Vlaanderen. De eerste televisieavond van het toenmaligNIR (de huidigeVRT) ging op 31 oktober1953 de ether in. Sinds de lancering groeide dit medium uit tot de populairste vorm van recreatie in Vlaanderen. Vele programma's genoten dan ook een immense populariteit bij de kijkers en groeiden uit tot kijkcijferkanonnen. Het eerste programma was een tv-spel metGaston Vandermeulen,Robert Marcel enPaula Sémer. In het eerste jaar wordt gemiddeld twaalf uur per week uitgezonden, of ongeveer twee en een half uur uitzendingen per avond. De eerste televisiepresentatrices zijn laatstgenoemde,Terry Van Ginderen enNora Steyaert en de eerste weerman isArmand Pien. Alle uitzendingen in deze beginperiode gebeurde vanuit studio 6 in het radiogebouw aan hetFlageyplein. De televisie brengt algauw een eerste communautaire spanning teweeg. Zo werd er druk gediscussieerd tussen Nederlandstaligen en Franstaligen over wie over welk kanaal zou uitzenden. De eerste televisieantenne was geplaatst op het Brusselse Justitiepaleis. De Eerste Vlaamse ster wasRégine Clauwaert. Ze werd populair met programma's alsTienerklanken,Interland enZuid-Noord dat ze samen metKoos Postema presenteerde. Ander populaire televisiefiguren uit deze periode waren de grootste showpresentator en quizmasterToni Corsari (onder andere100.000 of niets,De Muziekkampioen enEén tegen allen) en kinderheld Nonkel Bob (Bob Davidse). Hij presenteerde het eerste jeugduur op de Vlaamse televisie onder de naamKom toch eens kijken en was actief van 1955 tot 1985. Eveneens in 1955 kwamSchipper naast Mathilde op de Vlaamse buis. Het programma zou lopen tot 1963 en uitgroeien tot een van de grootste klassiekers op de Vlaamse televisie. Vanaf de jaren zestig maaktWilly Lustenhouwer de overstap naar televisie en werkt hij mee aan tal van spel- en ontspanningsprogramma's zoalsSpel zonder grenzen enWaag je kans op de Vlaamse televisie. In het genre fictie scoort "De vorstinnen van Brugge" omstreeks 1972. Vanaf 1989 krijgt de toenmalige BRT concurrentie van het eerste commerciële televisiestation in Vlaanderen (VTM) en in 1995 komt daar een tweede speler (VT4) bij. De allerpopulairste Vlaamse televisiereeks wasF.C. De Kampioenen waar ± 1.500.000 mensen gedurende 21 seizoenen naar keken.
Vlaamse muziek wordt vaak gelijkgesteld aanSchlagers, toch heeft deze regio heel wat meer te bieden. Zo kende de Vlaamse muziek een summum omstreeks de15e en16e eeuw met deFranco-Vlaamse School, een stijlrichting vanpolyfonevocale muziek. Aangezien de toenmalige landsgrenzen enige vergelijking met de landsgrenzen vandaag niet geheel plegen te doorstaan, kan de naam van de stijlrichting voor enige verwarring zorgen. Met zekerheid kan gezegd worden dat volgende componisten minstens een belangrijke periode van hun leven doorbrachten in wat tegenwoordig Vlaanderen genoemd wordt:Antoine Busnois,Hayne van Ghizeghem,Alexander Agricola,Jacobus Barbireau,Johannes Ghiselin enHeinrich Isaac. Vlaanderen kent ook een rijke geschiedenis aanvolksmuziek, dit van zowel historische als hedendaagse volksmuziek zoalsLaïs enKadril.
Ten slotte zijn er nog de twee afdelingen van deVlaamse Opera, deKoninklijke Opera te Gent en deKoninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen die fusioneerden in 1981. In 1698 werd de schouwburg van de handboogschuttersgilde Sint-Sebastiaan aan de Kouter in Gent verbouwd en geschikt gemaakt voor operavoorstellingen. Het gebouw werd ingehuldigd met de opvoering van deoperaThésée van de Franse componistJean-Baptiste Lully door de groep vanGiovanni Paolo Bombarda enPietro Antonio Fiocco, die in Brussel deMuntschouwburg oprichtten. In 1706 verkreegJean-Jacques Quesnot de La Chênée de vergunning om in deze Sint-Sebastiaanschouwburg te spelen. Dit gebouw brandde echter in 1715 af en in 1737 heropgebouwd om 100 jaar later plaats te maken voor het huidige operagebouw. In 1661 openden de AntwerpseAalmoezeniers deSchouwburgh van de Oude Voetboog op de Grote Markt en vanaf 1682 kon de Antwerpenaar kennis maken met opera. Het gezelschap bracht aanvankelijk vooral opera's van reizende gezelschappen, met een voornamelijk Franstalig, maar occasioneel ook wel Italiaans en Nederlands repertoire. In 1834 verhuisde ze naar de (toen) nieuweBourlaschouwburg en werd er ook werk van hetNederlandsch Lyrisch Tooneel opgevoerd (onder anderenEdward Keurvels) en in 1907, neemt dit gezelschap bijna het hele oeuvre in beslag en verhuisde ze naar de huidige locatie. Wanneer de Franse opera's in de Bourlaschouwburg worden opgeheven in 1933, besluit het gezelschap zich ook toe te leggen op buitenlandse opera's.
Sinds de jaren tachtig van de 20e eeuw kwamen de vernieuwingen in de dans (en de internationale bekendheid ervan) enerzijds van de choreografen en makers uit de zogeheten 'Vlaamse Golf', anderzijds kwamen er de laatste decennia meer en meer nieuwe ontwikkelingen in de dans van jonge dansers en choreografen die zich als individuele kunstenaar ontwikkelden. Heel concreet betekent het dat zij niet altijd meer een dansgezelschap oprichten, maar met een productiehuis, een werkplaats of een managementbureau in zee gaan om hun dansproducties te ontwikkelen. Voorbeelden hiervan zijnPieter Ampe,Ula Sickle,Eleanor Bauer,Benjamin Vandewalle, Liz Kinoshita,Daniel Linehan,Kate Mc Intosh,Charlotte Van Den Eynde,Andros Zins-Browne,Florentina Holzinger &Vincent Riebeek,Radouan Mriziga, Younouss Khoukhou ... Velen van hen studeerden aanP.A.R.T.S., de internationale, gerenommeerde dansschool die Anne Teresa De Keersmaeker oprichtte in Brussel. Zowel het werk van deze makers als van de choreografen uit de Vlaamse Golf, de talrijke huizen die hedendaagse dans en performance tonen en ondersteunen (Kaaitheater,Beursschouwburg,La Raffinerie,Kunstenfestivaldesarts, Kunstenwerkplaats Pianofabriek, HIROS, Caravan,KVS, les Tanneurs ...) en de impact van P.A.R.T.S., zorgden ervoor dat Brussel al jaren bekendstaat als internationale stad van de dans.[bron?] Ook de ondersteuning van nieuwe initiatieven, kleine projecten van nieuwe jonge dansers en makers, door de overheid (voornamelijk de Vlaamse Gemeenschap) speelt daar nog altijd een belangrijke rol in.
De eerste televisieavond van het toenmaligNIR (de huidigeVRT) ging op 31 oktober 1953 de ether in en de eerste radiozending omstreeks 1930. Tegenwoordig zendt de VRT via drie televisienetten (Eén,Canvas enBVN) uit. Daarnaast heeft de publieke omroep ook nog zes analoge radiokanalen (Radio 1,Radio 2,Klara,Studio Brussel,MNM enRVi) en enkele digitale kanalen. De eerste commerciële televisie-uitzending in Vlaanderen vond plaats op 1 februari 1989 doorVTM van deVlaamse Media Maatschappij (VMMa). Tegenwoordig heeftDPG Media, waarin VMMa en opvolger Medialaan zijn opgegaan, nog vijf andere tv-kanalen (Q2,VTM Kids,VTM Kids Jr.,CAZ enVitaya), twee analoge radiozenders (Q-music enJOE) en enkele digitale radiostations (zoalsWilly) in haar aanbod. De tweede grote speler op de televisiemarkt isSBS Belgium, eigenaar vanPlay4, dat sinds 1 februari 1995 uitzendt, en daarnaastPlay5 enPlay6. Daarnaast zijn er nog de muziekzenders vanMTV Networks Benelux (Nickelodeon,MTV, de regionale en de digitale kanalen. Alle zenders hebbenstreamingplatformen rond hun merken en SBS en DPG delen het betalende streamingplatformStreamz.
Vlaanderen is traditioneel eenkatholieke regio. De velekapellen,kerken,kathedralen enabdijen getuigen daarvan. Hetchristendom verbreidde zich reeds vroeg op het grondgebied van het huidige Vlaanderen. In de 4e eeuw was deH. Servatius reeds bisschop teTongeren, als laatste bisschop van hetbisdom Tongeren. Dat bisdom bracht hij zelf over naarMaastricht, en in 706 verhuisde het naar Luik. In de middeleeuwen viel Vlaanderen deels onderLuik, deels onderKamerijk, deels onderDoornik en deels onder het in 1559 opgehevenbisdom Terwaan.
Bloeiende kloosters zoals deSint-Pietersabdij en deSint-Baafsabdij in Gent en vele andere rezen op in demiddeleeuwen en droegen bij tot de economische en culturele ontwikkeling van de streek.
De hervormingsbeweging in de 16e eeuw die aanvankelijk een groot succes kende in deZuidelijke Nederlanden en gepaard ging met politiek verzet tegen de absolutistische tendens van hethuis Habsburg, werd vooral doorFilips II gestuit. Onder de aartshertogenAlbrecht enIsabella verdween de invloed van het protestantisme vrijwel volledig en werd het katholicisme vernieuwd door de besluiten van hetConcilie van Trente (1545-1563), deKatholieke Hervorming en het werk van dejezuïeten. Tijdens deFranse Revolutie was het religieus verzet zeer sterk. Degrondwet van 1830 waarborgt devrijheid van godsdienst. Ernstige spanningen tussen Kerk en Staat deden zich voor tijdens deschoolstrijd van 1878-1884 en die van 1954-1958.
De evangelische christenen vormen in Vlaanderen een tamelijk jonge geloofsgemeenschap; daarom rekent men deze ook wel onder de ‘nieuwe godsdiensten’. Veel evangelische christenen zijn vanAfrikaanse of vanLatijns-Amerikaanse afkomst.
Evangelische christenen worden in Vlaanderen onder de protestanten gerekend.
De stedenAntwerpen enBrussel, en in mindere mateWilrijk enEdegem, huisvesten een ruimejoodse gemeenschap waarvan een relatief groot aantal gelovigen hetorthodox jodendom belijdt. Velen van hen behoren tot de streng orthodoxecharedische richting. Antwerpen is naLonden het grootste centrum van de levensvisie inEuropa. Zij gaan dienovereenkomstig gekleed en zijn daarom een opvallende verschijning in het Antwerpse (en in mindere mate het Brusselse) straatbeeld.Chassidische joden vormen het merendeel van de charedische joden. Grote chassidische bewegingen gevestigd in Vlaanderen zijn onder anderePshevorsk,Satmar,Belz,Bobov, enLubavitch. Andere grote joodse gemeenschappen in Vlaanderen zijn demodern-orthodoxen, demasorti en deliberale joden.
Het aantal joden in Vlaanderen bedraagt minder dan één procent.[bron?]
Moslims vormen naar schatting 3% van de Vlaamse bevolking.[bron?] Omdat de islam in Vlaanderen een tamelijk jonge godsdienst is, noemt men dit ook wel een ‘nieuwe godsdienst’.[bron?] Er zijn een kleine 200moskeeën gevestigd in Vlaanderen[bron?], de meeste hiervan liggen in de grote en middelgrote steden en zijn inTurkse enMarokkaanse traditie. Daarnaast zijn er ook nog enkele inPakistaanse,Bosnische,Bengaalse enAlbanese traditie. Het aantal erkende moskeeën bedraagt een paar tientallen.[bron?]
De eerste moskeeën in Vlaanderen kwamen tot stand omstreeks 1975 en opereerden aanvankelijk vaak onder hetstatuut vanvereniging zonder winstoogmerk die opgericht werden door bewegingen die deel uitmaken van een mystieke moslimtraditie (dezawiya, detarîqa) of door politiek-religieuze bewegingen (deMilli Görüs, deMoslimbroeders, detabligh …). Anderen werden opgericht door instellingen die verbonden zijn met een staat (Turkije:Diyanet) of interstatelijke organisaties (Islamitisch en Cultureel Centrum). De meerderheid[bron?] van demoslims in Vlaanderen issoenniet en behoort meer bepaald tot demalikieten en dehanafieten. Een minderheid[bron?] van de moslims in Vlaanderen issjiiet.
De erkenning van moskeeën kwam de laatste jaren[bron?] op gang. Daarvoor[bron?] werden geen erkenningsaanvragen ingediend. Procedures stonden ook niet echt op punt, en de vraag naar erkenning vanuit de islamitische gemeenschap was niet zo sterk. Men vreesde een zeker inzagerecht vanwege de overheid.
Van de zes erkende godsdiensten is er alleen bij de islamitische groep nog een achterstand op het vlak van de officiële subsidiëring vanimams,moskeeën en eigen scholen. Katholieken, protestanten en joden hebben eigen scholen voor leerlingen van alle leeftijden. In september 2007[36] opende wel een secundaire moslimschool in Brussel de deuren, maar zonder officiële erkenning. De katholieke scholen worden in praktijk ook bezocht door vele niet-katholieke leerlingen, ook door vele moslims die een religieus onderricht verkiezen boven een neutraal,[bron?] enagnostici enatheïsten. Het katholieke onderwijs heeft een aandeel van 60 à 70%, afhankelijk van de leeftijd.Overheidsonderwijs, ingericht door de Vlaamse overheid, gemeenten en provincies vormt de tweede grote groep met een 30 à 35% van de leerlingen.
Deze regeringssamenstelling wordt door de gelijkenis met eenraketijsje ook wel deraketijscoalitie genoemd. De naam verwijst naar een raketijsje, dat rood, oranje en geel is. Ook Mastercardcoalitie genoemd, naar de drie kleuren in het logo vanMastercard. Als alternatief werd ookdageraadcoalitie voorgesteld.
HetVlaams Parlement wordt om de5 jaar verkozen. Het bestaat uit 124 Vlaamse volksvertegenwoordigers die rechtstreeks worden verkozen. Het is de volksvertegenwoordiging van de Vlaamse Gemeenschap en geniet alle wettelijke bevoegdheden in de regio Vlaanderen én voor alle instellingen van de Vlaamse Gemeenschap, zoals alle Nederlandstalige scholen (met inbegrip van deze in Brussel), dus ook voor de Franstalige scholen in Vlaamsefaciliteitengemeenten. Zij duidt tevens de ministers van deVlaamse regering aan.
De zetelverdeling gebeurt per provincie, er zijn 124 zetels te verdelen in functie van het bevolkingsaantal. (118 uit het Vlaamse gewest en 6 uit het Brusselse gewest)
Vlaanderen is sinds destaatshervorming een deelstaat vanBelgië, met een eigen regering, een eigen parlement, een eigen begroting en eigen inkomsten en wordt bestuurskundig doorgaans aangeduid als de Vlaamse Gemeenschap. Deze is zowel bevoegd voorgemeenschapsmateries als voorgewestmateries en wordt bestuurd door één parlement en één regering in tegenstelling tot Wallonië, waar deze bevoegdheden in aparte raden ondergebracht zijn, namelijk deWaalse Gewestraad en de raad van deFranse Gemeenschap.
De bevoegdheden van de Belgische federale overheid en deze van de Vlaamse (en andere) deelregeringen worden vastgelegd door democratisch overleg tussen de verschillende gemeenschappen en evolueren nog steeds. In Vlaanderen wordt echter aangedrongen opconstitutieve autonomie. Vlaanderen wil zijn eigen fiscale, bestuurlijke, lokale en intermediaire zaken zelf regelen. De bevoegdheden die Vlaanderen nu heeft zijn vastgelegd in deBelgische Grondwet en deBijzondere Wet op de Hervorming van de Instellingen.
Vlaanderen verwierf zijn huidige autonomie pas na een lang ontvoogdingsproces. In het België van 1830 genoten de Vlamingen beperkte politieke rechten en werd hun taal, het Nederlands, gediscrimineerd en verboden in het openbare leven ten voordele van het Frans. In de tweede helft van de 19e eeuw ontstond eenVlaamse Beweging. Die verwierf pas enige politieke invloed na 1900, mede door de invoering van het algemeen, universeel stemrecht. De rol van het Nederlands in Vlaanderen werd langzamerhand wettelijk erkend in de rechtspraak, het onderwijs, de administratie en de politiek. Het duurde daarna nog tot het laatste kwart van de 20e eeuw voor de Vlamingen gelijke rechten verwierven. Het feit dat Vlaanderen vanaf de jaren zestig uitgroeide tot een van de sterkste economische regio's in de wereld, en Wallonië met een verouderde "smokestack"-industrie in een economische crisis verkeert, heeft hoogstwaarschijnlijk een belangrijke rol hierbij gespeeld.
In de staatshervormingen van die periode werden door de Belgische wetgever autonomie gewesten en gemeenschappen voorzien. Vlaanderen besliste in 1980 om deVlaamse Gemeenschap en hetVlaamse Gewest samen te voegen. Het heeft nu éénVlaams Parlement en éénVlaamse regering. De in Brussel gekozen leden van het parlement kunnen evenwel niet meestemmen over Vlaamse gewestaangelegenheden. De Vlaamse regering heeft haar zetel in Brussel, net als de Belgische regering (de Waalse regering heeft haar zetel inNamen).
Inzake de gewestbevoegdheid is het Vlaams Gewest op zijn grondgebied bevoegd voor 'grondsgebonden' materies zoals economie, werkgelegenheid, wegen, ruimtelijke ordening en leefmilieu. De Vlaamse VervoermaatschappijDe Lijn is verantwoordelijk voor hetvervoer per bus en tram binnen het Vlaams Gewest. Het Vlaams Gewest beheert ook degewestwegen in Vlaanderen. Voor vele van deze bevoegdheden moet het echter de bevoegdheid delen met de Belgische regering. Daarenboven heeft Vlaanderen zeer weinig eigen fiscale inkomsten. Het is – net zoals de andere deelstatelijke overheden – in hoge mate afhankelijk van de Belgische schatkist.
De Vlaamse Gemeenschap omvat alle inwoners van het Vlaams Gewest en de inwoners van het tweetaligBrussels Hoofdstedelijk Gewest dieNederlands spreken of die zich als een Vlaming beschouwen.[bron?] Het is bevoegd voor taal, cultuur, toerisme, onderwijs en de zogenoemde 'persoonsgebonden materies', welzijns- en gezondheidszorg.
Vlaanderen beschikt dus, in vergelijking met andere deelstaten in federale landen zoals Canada, Zwitserland, Duitsland en de VS, over minder bevoegdheden en minder fiscale autonomie. Zo behoudt de nationale wetgever de bevoegdheid over de volledige sociale zekerheid, daar waar de meeste andere federale staten hierin een gedeelde verantwoordelijkheid voor nationale en deelstatelijke overheden kennen. Op andere domeinen gaat de autonomie dan weer veel verder dan in andere federale staten. Zo zijn in België de deelstaten autonoom bevoegd om verdragen te sluiten, waar dat in andere federale staten enkel kan onder toezicht en mits goedkeuring van de federale overheid.
Vlaanderen bleek ook over weinig autonomie te beschikken inzake de feitelijke keuze van zijn regeringscoalitie. Tot het begin van de 21e eeuw dwongen de grote partijen steeds eenzelfde coalitie af als in de nationale regering. Hierin is verandering gekomen in 2004, toen de deelstaatverkiezingen voor het eerst niet meer samenvielen met de federale verkiezingen.
Door deze tekorten vertoont de Belgische staat nog steeds sterke unitaire kenmerken, en tegelijk ook vele federale en zelfs enkele confederale kenmerken (zoals de noodzakelijke dubbele meerderheden nodig voor wijzigingen aan eenbijzondere wet).
De huidige politieke partijen die worden vertegenwoordigd in een parlement zijn:
DeNieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA) is eenVlaams-nationalistische en liberaalconservatieve partij die ontstond na de splitsing van deVolksunie in 2001. De partij kwam enkele verkiezingen op in kartel metCD&V, maar gaat sinds 22 september 2008 haar eigen weg. Zowel bij de federale verkiezingen van 2010, de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 2012 áls de Europese, federale en deelstaatverkiezingen van 2014 werd ze de grootste partij van Vlaanderen.
Groen is eenecologische partij en is de opvolger vanAnders Gaan Leven (AGALEV, 1979–2001). Groen nam in 2009 deSociaal-Liberale Partij (SLP, 2001–2009) in haar op. De groene partij kwam voor het eerst op in 1979 en is een van de oudste groene partijen in Europa.
HetVlaams Belang (VB) is eenVlaams-nationalistische enradicaal-rechtse partij die haar oorsprong vindt bij een alliantie van twee splinterpartijen van de voormaligeVolksunie: DeVVP vanLode Claes en deVNP vanKarel Dillen. Beide partijen waren ontstaan uit onvrede met het door de Volksunie ondertekendeEgmontpact van 25 mei 1977. Toen de vzw's rond hetVlaams Blok werden veroordeeld voor racisme door hetHof van beroep op 21 april 2004 in Gent, kreeg de partij haar huidige naam. De kartellijst (en de latere partij) nam voor de eerste maal deel aan de verkiezingen op 17 december 1978.
Partij Van De Arbeid (PVDA/PTB) is eenmarxistische partij. Ze volgdemaoïstisch-geïnspireerdeAMADA (1974–1979) op. Het is een van de weinige unitaire partijen van België. In de jaren 2010 brak de PVDA door in alle landsgedeelten en sinds 2019 is ze vertegenwoordigd in het federaal, Waals, Vlaams en Brussels parlement.
Vlaanderen heeft in de tweede helft van de 20e eeuw een sterke groei vanindustriële sectoren gekend, zoals destaalindustrie, detextielindustrie, deauto-industrie en defarmaceutische industrie. De staalindustrie is met de Gentse staalreusSidmar, nu een onderdeel vanArcelor Mittal, min of meer overeind gebleven. Detextielindustrie heeft sinds de jaren zeventig echter zware klappen gekregen. De massaproductie is grotendeels verschoven naarlagelonenlanden, vooral inAzië. Toch kent de sector sinds de jaren 1990 een geleidelijke heropbloei. De Vlaamse textielsector mikt nu vooral op hoogtechnologische toepassingen in hetindustrieel textiel en ook nog altijd in hoogwaardigetapijten enkleding. De auto-industrie is nog altijd een zeer belangrijke vorm van tewerkstelling. Maar na de sluiting vanRenault Vilvoorde in de jaren negentig en zware herstructureringen bijFord Genk,Volkswagen Vorst enOpel Antwerpen is ook die sector sterk achteruitgegaan. Vlaanderen heeft tegelijkertijd wel een uitgebreidediensteneconomie ontwikkeld, bijvoorbeeld inlogistiek entransport. Nadeel daarvan is wel dat die erg afhankelijk is van deeconomische conjunctuur.
Het Vlaamse reguliere onderwijs is ingedeeld in vier elkaar opvolgende hoofdgroepen. Onderwijs dat gebeurt voor deleerplicht (jonger dan 6 jaar) noemt men hetkleuteronderwijs. Dit duurt doorgaans 3 jaar en wordt soms voorafgegaan door eeninstapklasje waarin kinderen vanaf 2 jaar en 6 maanden kunnen instappen op een van de 7 instapmomenten. Vanaf 6 jaar is er leerplicht en bevindt men zich in hetlager onderwijs dat bestaat uit 6 leerjaren. In het geval van een probleemloos parcours maakt men vanaf de leeftijd van 12 jaar de overgang naar hetsecundair onderwijs dat eveneens uit 6 leerjaren bestaat en onderverdeeld is in 3graden. In het middelbaar onderwijs heeft men de keuze tussen vier opleidingsniveaus, dit zijn hetalgemeen secundair onderwijs (aso), hettechnisch secundair onderwijs (tso), hetberoepssecundair onderwijs (bso) en hetkunstsecundair onderwijs (kso). Daarnaast is er vanaf 16 jaar de mogelijkheid omdeeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso) te volgen. Wanneer men heel dit parcours vlekkeloos aflegt, behaalt men op de leeftijd van 18 jaar eendiploma. Dit is eveneens de leeftijd waarop men het einde van de leerplicht bereikt. In het bso wordt er geen diploma uitgereikt in het 6e jaar van de opleiding (wel krijgt men eengetuigschrift), maar pas in een bijkomend 7e jaar. Na het volbrengen van het secundair onderwijs kan men (niet verplicht) instappen in hethoger onderwijs waarin er drie mogelijkheden bestaan, namelijk het volgen van eengraduaats-,bachelor- ofmasteropleiding. De eerst vermelde leidt tot een professionelebachelordiploma (meestal na 3 à 4 jaar). Bij deuniversiteitsopleiding behaalt men na de eerste cyclus (meestal 2 jaar) een academische bachelordiploma en na een tweede cyclus eenmasterdiploma. Hierop heeft men de mogelijkheid tot het volgen van eenDoctoraat.
Het Vlaamsebuitengewoon onderwijs bestaat uit het Buitengewoon kleuteronderwijs (bko), buitengewoon lager onderwijs (blo) dat opgedeeld is in 8 types van elk 6 jaar en het Buitengewoon secundair onderwijs (buso) in het secundair onderwijs dat bestaat uit 4 opleidingsniveaus van eveneens 6 jaar. Het buitengewoon onderwijs richt zich op kinderen met eenhandicap. Alle leerlingen in België worden gevolgd door eenCentrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB). Aangezien Vlaanderen leerplicht kent maar er geenschoolplicht bestaat, heeft elke leerling de mogelijk tot het behalen van een diploma bij deexamencommissie. Deze mogelijkheid bestaat voor alle vakken en alle opleidingen. Een andere alternatief onderwijsstelsel is dat van hetvolwassenenonderwijs.
Desociale zekerheid in Vlaanderen is grotendeelsfederaal georganiseerd (dit wil zeggen dat het onder debevoegdheden van deBelgische regering valt). Enkele specifieke domeinen vallen echter onder de directe bevoegdheid van de regio. De sociale zekerheid in Vlaanderen (enBelgië) is gebaseerd op drie pijlers:
De arbeidsmarkt is de wisselwerking tussen "de vraag naar" en "het aanbod van" arbeid. De spelers op deze markt zijn vanzelfsprekend dewerkgevers (vertegenwoordigd door dewerkgeversorganisaties), dewerknemers enwerkzoekenden (vertegenwoordigd door devakbonden) en de verschillendeoverheden (vertegenwoordigd door deVDAB en deRVA). Hetarbeidsmarktbeleid is in handen van de Vlaamse overheid in samenwerking met de Vlaamse sociale partners (werkgeversorganisaties en vakbonden). Daarnaast vormen de vakbonden en werkgeversorganisaties op gewestniveau samen deSociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), waarin hetsociaal overleg plaatsvindt. De controle oparbeid enwerkloosheid is dan weer in handen van de federale overheid, die het beleid uitstippelt in onderling overleg met de federale sociale partners. Op dit niveau wordt zo onder andere tweejaarlijks eeninterprofessioneel akkoord gesloten tussen de drie partijen. Eind december 2010 telde Vlaanderen 199.834 niet-werkende werkzoekenden. Dit stemt overeen met 6,88% van de totaleactieve bevolking. Definanciële en economische crisis van 2007 zorgde door een hoog aantalfaillissementen enherstructureringen en bijgevolg een piek in het werkloosheidscijfer. Het sterke systeem vansociale zekerheid in Vlaanderen (en België) bleek remmend te werken op de negatieve invloeden van de crisis, waardoor de regio minder hard geteisterd werd dan de meeste omringende landen. Eind 2010 reeds tekende zich een sterke daling van het aantal uitkeringsaanvragen door werkzoekende af en eveneens een sterke afname van dejeugdwerkloosheid. Zo waren er in december 2010, 9,3% minder werkzoekenden dan het jaar voordien.
De vakbonden in Vlaanderen ontstonden naar aanleiding van de wantoestanden in de bedrijven.Arbeiders werkten en leefden er in erbarmelijke omstandigheden. Ze klopten werkdagen van 14 uur in ongezonde werkplaatsen en tegen een hongerloon. Onder de arbeiders waren ook veel kinderen. Op 4 maart1857 werd inGent de "Broederlijke Maatschappij der Wevers" opgericht. Een maand later hielden de spinners hun "Maatschappij der Noodlijdende Broeders" boven de doopvont. Die eerste vakverenigingen stelden zich relatief gematigd op en stonden ook open voor alle arbeiders, ongeacht de politieke strekking of levensbeschouwing waartoe ze zich bekenden. Die eensgezindheid was echter van korte duur. Al snel viel de arbeidersbeweging uiteen in eensocialistische en eenchristelijke vleugel. Hierbij kozen de socialisten voor deklassenstrijd als strategie om sociale vooruitgang te boeken in tegenstelling tot de christelijke vakbeweging die zich afzette tegen de 'goddeloze' socialisten. De eerste vakbonden lagen aan de basis van het socialisme.Karl Marx enFriedrich Engels organiseerden vanuitBrussel een netwerk van arbeidersorganisaties die leidde tot de stichting van deEerste Internationale.
Onder impuls van deRooms-Katholieke Kerk. Deze ondersteunde de uitbouw van een christelijke arbeidersbeweging, enerzijds om de arbeiders uit het vaarwater van hetvrijzinnige socialisme te houden en anderzijds omdat ook zij de nood inzag vansociale vooruitgang voor de werkende massa. Zo werd in1886 de "Antisocialistische Katoenwerkersbond" opgericht, waaruit later hetAlgemeen Christelijk Vakverbond zou groeien. In de schoot vanBelgische Werklieden Partij (BWP) werd op 11 april1898 deSyndikale Kommissie opgericht, als antwoord op de wet van 31 maart 1898 die de beroepsverenigingen legaal maakte. De hoofdtaak van deze organisatie was de eenheid van de verschillende beroepsfederaties en afzonderlijke vakbonden te bewerkstelligen en het coördineren van de vakbondsactiviteiten binnen desocialistische zuil. Zij was ook verantwoordelijk voor de explosieve groei van het socialistischesyndicalisme tijdens hetinterbellum.
Zo ontstond de noodzaak aan een regionale structuur, die in 1952 leidde tot de oprichting van de gewestelijke afdelingen en omstreeks 1968 beslisten de vakbonden tot de oprichting vanintergewestelijke afdelingen voor Vlaanderen, Wallonië enBrussel. Toch veroorzaakte deze evolutie heel wat discussie over de manier waarop het syndicalisme in hetfederale België georganiseerd moest worden. De intergewestelijken kregen de taak mee de gezamenlijke problemen te onderzoeken en werden na de ondertekening van hetEgmontpact in februari 1978 de syndicale tegenmacht voor de overheid en de werkgevers op het niveau van de gewesten en gemeenschappen.
In 2010 telde Vlaanderen 67algemene ziekenhuizen die samen 113 uitbatingsplaatsen hebben. Van deze 67 ziekenhuizen behoren er 52 tot de groep van deacute ziekenhuizen, 11 tot de groep van decategorale ziekenhuizen en 4 zijnuniversitaire ziekenhuizen. Tezamen bieden ze plaats voor 30.763opnames. Meer dan een kwart van alle ziekenhuisopnames voorchirurgische ingrepen betreffen "ziekten of aandoeningen van hetbewegings- enbindweefselstelsel". De op een na grootste groep betreft "ziekten of aandoeningen vanneus,keel enoren". De derde groep zijn ziekten of aandoeningen van deogen, de vierde meest voorkomende ingreep zijn "ziekten of aandoeningen van hethartvaatstelsel en op een vijfde plaats ten slotte "ziekten of aandoeningen van hetspijsverteringsstelsel. Deze vijf types aandoeningen samen zijn goed voor 2/3 van alle chirurgische ingrepen. Algemeen blijkt de meest voorkomende reden voor een ziekenhuisbezoekchemotherapie te zijn. In de acute en categorale ziekenhuizen is de tweede belangrijkste reden groep die verband houdt metbevallingen engeboortes. In de universitaire ziekenhuizen zijn defollow-uponderzoeken de tweede belangrijkste reden. Andere belangrijke redenen voor een ziekenhuisbezoek zijn "ingrepen bij andere contacten" (waarvan de grootste groep gerelateerd is aankunstmatige bevruchting), ingrepen op deooglens en behandeling voorlymfomen en niet-acuteleukemie.
Daarnaast telde Vlaanderen 39psychiatrische ziekenhuizen die tezamen 10.196 plaatsen aanbieden. De belangrijkste reden voor aanmelding bij beide seksen en alle leeftijdscategorieën zijnpsychisch problemen. De enige uitzondering hierop is de categorie van jongens beneden de 17 jaar die voornamelijk komen omwille vangedragsproblemen. Hierin ligt een mogelijke verklaring waarom meer jongens dan meisjes in deze leeftijdscategorie eenCentrum voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) bezoeken, wat in schril contrast staat met de andere leeftijdsgroepen waar dit omgekeerd is. Een andere belangrijke reden tot opname zijnverslavingsproblemen (voornamelijk in de leeftijdscategorie 18 tot 59 jaar en vaker mannen dan vrouwen. Vrouwen melden zich dan weer vaker aan voorinteractieproblemen enverwerkingsproblemen. Vooral bij meisjes in de leeftijdscategorie tot en met 17 jaar zijn er bijna evenveel aanmelding rond interactieproblemen als voor psychische problemen.
↑Decreet van 6 juli 1973 tot instelling van een eigen vlag, een eigen volkslied en een eigen feestdag van de Nederlandse Cultuurgemeenschap.Belgisch Staatsblad van 12 september 1973, blz. 10339.
↑Ministerieel besluit van 11 juli 1985 tot vaststelling van de afbeelding in kleur van de vlag van de Vlaamse Gemeenschap.Belgisch Staatsblad van 11 juli 1985, blz. 10285; Ministerieel besluit van 11 juli 1985 tot vaststelling van de afbeelding in zwart-wit van de vlag van de Vlaamse Gemeenschap.Belgisch Staatsblad van 11 juli 1985, blz. 10286.
↑Decreet van 7 november 1990 houdende vaststelling van het wapen, de vlag, het volkslied en de feestdag van de Vlaamse Gemeenschap.Belgisch Staatsblad van 6 december 1990, blz. 22642.
↑In zijn Nederlandse spraakkunst en woordenboeken volgt Des Roches de Brabants-Antwerpse accentspelling (met toonteken op de zachtlange ee en oo), die omstreeks 1750 te Antwerpen in gebruik was gekomen, benevens andere Zuid-Nederlandse spellingeigenaardigheden (bron: DBNL).