Develduil (Asio flammeus) is een wijdverspreideuilensoort uit de familie van deechte uilen (Strigidae). Het is een grote uil met lange vleugels, doordringende ogen en een oranje tekening op zijn handpennen. De velduil laat zich voornamelijk zien op open velden engraslanden, waar hij zoekt naar kleine knaagdieren zoalsaardmuizen. De velduil brengt veel tijd vliegend door en jaagt in tegenstelling tot andere uilen ook overdag.
De velduil heeft een groot verspreidingsgebied en komt vrijwel overal ter wereld voor. Uit fylogenetische analyses blijkt dat de soort is op te delen in zeven ondersoorten. Velduilen zijn een van de weinige soorten echte uilen die ook eilanden ver van de kust hebben kunnen koloniseren. Het is bijvoorbeeld de enige uilensoort opHawaï. Velduilen leiden meestal een zwervend, weinig gelokaliseerd bestaan. De meer noordelijke populaties zijntrekvogels met migratieafstanden van enkele duizenden kilometers.
De uilen uit het geslachtAsio hebben veertjes op de kop die lijken op de oren bij zoogdieren. Bij deze soort zijn de oorpluimen meestal onopvallend. De rug is donker met talrijke vaalwitte vlekken. Doordat ook de buik en de onderzijde vaalwit zijn, maakt de vogel met name in de vlucht een lichte indruk. De grote kop bevat een opvallende, ronde gezichtssluier, felgele ogen en twee korte oorpluimpjes. De velduil is ongeveer 38 cm groot en 200 tot 500 gram zwaar.
Velduilen jagen bij voorkeur overdag vanuit de lucht. De velduil is gespecialiseerd in de jacht op kleine knaagdieren en jonge vogels, zoalsveldmuizen, jongeveldleeuweriken en kuikens vanweidevogels.[3] Het gedrag van velduilen vertoont veel overeenkomsten met het gedrag vankiekendieven. Velduilen zijn grondbroeders.[4]
Om de drie jaar bereikt de muizenstand een hoogtepunt, alleen in deze jaren broedt de velduil. Het nest wordt op de grond gebouwd in een ondiepe kuil, waarin het vrouwtje 4 tot 7 witte eieren legt.
De velduil is in Nederland een zeer schaarse broedvogel van open gebieden met een graslandbegroeiing of van open moerassen. De nesten worden op de grond gemaakt. In de jaren 1950 moeten er in Nederland honderden paren velduilen hebben gebroed. In de jaren 1960 en 1970, toen het systematisch inventariseren een grote vlucht nam, werd het aantal broedparen geschat op 60 tot 200. Strenge winters en goede muizenjaren zorgden voor schommelingen. Op deWaddeneilanden en in de droogvallendeFlevopolders broedden toen tientallen velduilen.
Omdat velduilenzwerfvogels zijn kunnen hun aantallen buiten hetbroedseizoen en tijdens detrek sterk variëren. De meeste velduilen zijn buiten het broedseizoen te vinden in hetWaddengebied, hetEems-Dollardgebied, de weidegebieden in de provincies Groningen en Friesland en in de duinen en de weidegebieden langs deNoordzeekust.[6] Tijdens eenmuizenplaag kunnen grote groepen (van veelal jonge) velduilen zich in een overwinteringsgebied verzamelen. Als de omstandigheden in de omgeving van een nieuw overwinteringsgebied voor jonge velduilen gunstig zijn, zoals na de drooglegging van deFlevopolders in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw, proberen jonge paartjes velduilen zich daar als broedvogel te vestigen. Velduilen kunnen, net als kiekendieven, alspionierssoorten beschouwd worden omdat ze niet erg honkvast zijn en zich gemakkelijk aanpassen aan de veranderende omstandigheden in kustgebieden en rivierdeltas.
In de periode 1992-1993 schommelde in Nederland het aantal tussen de 90 en 100. Het aantal broedparen van de velduil is dus achteruitgegaan.[7] VolgensSOVON daalde ook in de periode 1990-2007 het aantal broedparen gestaag. Rond 2007 broedden er nog ongeveer 40 paar in Nederland.[6] De verruiging van het landschap en de intensivering van de landbouw zijn de voornaamste oorzaken van deze achteruitgang. De velduil is in 2004 alsernstig bedreigd op deNederlandse Rode Lijst gezet. Deze uil staat ook op deVlaamse Rode Lijst alszeldzaam. De soort staat alsniet bedreigd op de internationaleRode Lijst van de IUCN.[1] De velduil overwintert ook in Nederland. Het zijn vooral broedvogels uitScandinavië die in Nederland overwinteren. Ook deze aantallen trekvogels en overwinteraars nemen in aantal af.[6]