Vayu (Sanskriet वायु, Vāyu, 'wind', 'lucht'), ook bekend alsVāta वात ofPavana पवन ('reiniger'), is als god van de wind(en) een van de voornamegoden in hethindoeïsme en is de vader vanBhima en de spirituele vader van de godHanuman. Net als bijvoorbeeld aarde en vuur is het een van de klassieke elementen (panchamahābhuta) in het hindoeïsme. Het Sanskrietwoord voor 'vāta' betekentgeblazen, 'vāyu'blazer en 'prāna'ademen (ook wellevensadem). Er wordt daarom ook naar hem verwezen als degod van het leven. Hij wordt verder omschreven als "Anila" (Adem), "Marut" (Lucht, die voor het leven nodig is), "Sparsana" (die aanraakt), "Gandavaha" (die geuren draagt),[1] "Mukhya-Vāyu" (de heerser Vayu) of "Mukhya Prāna" (de heerser vanLeven).[2]
Er is een stel van vijf goden die allemaal Prāna (leven) heten, met Mukhya-Prāna als leider tussen hen. Om deze reden wordt er inHindi en andereIndische talen bij een overlijden ook weleens gezegd:zijn levens gingen heen, in plaats vanzijn leven ging heen. De vijf goden staan in de klassieke literatuur bekend onderPrāna,Apāna,Vyāna,Udāna enSamāna, en beheersen het leven, dewind,tast/gevoel,spijsvertering enafscheiding.[2]
Vayu is volgenshymnes uitzonderlijk mooi en rijdt geruisloos in zijn glanzendepaardenspan die voortgetrokken wordt door twee, negenenveertig, negenennegentig, honderd of ook wel duizend witte en rode of paarse paarden. Een wit vaandel is zijn belangrijkste kenmerk als hij als een witte man op een hert rijdt.[2]