In debiogeografie isuitsterven het eindigen van het bestaan van eensoort of een anderetaxonomische groep. Als het moment van uitsterven wordt algemeen de dood van het laatsteindividu van de groep of soort beschouwd. Uitsterven is een normaal, natuurlijk verschijnsel.
Doorevolutie ensoortvorming ontstaan nieuwe soorten, bijvoorbeeld wanneer eenpopulatie van een bepaalde soort een nieuwe ecologischeniche vindt en exploiteert, en daarbij geïsoleerd raakt van andere populaties van dezelfde soort, waarbijadaptatie aan de nieuweomgeving plaatsvindt. Soorten sterven uit omdatmilieufactoren die een bepaalde populatie klein houden, zoals ziekten ofpredators, toenemen, omdat hun leefomgeving door bijvoorbeeldklimaatsverandering drastisch verandert, of doordat deconcurrentie toeneemt.
Gedurende de geschiedenis van het leven zijn soorten meestal binnen tien miljoen jaar na hun verschijning weer uitgestorven. Er wordt geschat dat meer dan 99% van alle soorten die ooit geleefd hebben nu uitgestorven zijn.[1][2]
Niet uitgestorven soorten worden wel "recente" soorten genoemd. "Levende fossielen", zijn recente soorten, die honderden miljoenen jaren vrijwel zonder te veranderen hebben overleefd.
DeIndische neushoorn is een van de meest bedreigde diersoorten ter wereld.
Een soort raakt uitgestorven wanneer het laatste individu van die soort sterft. Uitsterving is zeker wanneer er onvoldoende individuen overleven om zich succesvol te kunnenvoortplanten. Een soort raakt dan eerst "functioneel uitgestorven", waarbij een klein aantal individuen over is. Deze individuen kunnen zich niet voortplanten, bijvoorbeeld door slechte gezondheid, hoge leeftijd of de afwezigheid van een van degeslachten (bij soorten die zichseksueel voortplanten).
Het nauwkeurig vaststellen van het uitsterven van een soort vereist een duidelijke definitie van wat een soort is. De soort waar het over gaat moet apart van eventuele dochtersoorten geïdentificeerd worden, alsmede van voorouderlijke soorten of nauw verwantepopulaties, voordat hij uitgestorven verklaard kan worden.
In deecologie betekent 'uitsterven' vaak "lokaal uitsterven", waarbij een soort verdwijnt uit een bepaald gebied waar deze voorheen wel voorkwam. Zo is deeland inNederland uitgestorven, maar komt deze elders inEuropa nog voor.
Er kunnen wel of geen evolutionaire afstammelingen van een uitgestorven soort bestaan. Dochtersoorten die evolueerden vanuit een vooroudersoort hebben relatief nog het meeste van de genetische informatie van die soort bewaard. De oudersoort sterft uit, maar de dochtersoort leeft voort. In andere gevallen produceren oudersoorten geen nieuwe varianten of, weet geen van deze varianten te overleven. Uitsterving van een oudersoort waarvan nog wel dochtersoorten of ondersoorten in leven zijn noemt men pseudo-uitsterving (Engels:pseudoextinction). Pseudo-uitsterving is moeilijk aan te tonen, tenzij men een sterke schakeling van bewijzen heeft die levende soorten verbindt aan uitgestorven soorten.
Bijvoorbeeld, er wordt soms beweerd dat de uitgestorvenHyracotherium, een prehistorisch dier dat verwant is aan het paard, eigenlijk pseudo-uitgestorven is, omdat er verschillendepaardensoorten nog in leven zijn, zoals dezebra en deezel. Een fossiele soort laat geen genetisch materiaal achter, zodat niet kan worden bepaald of deHyracotherium evolueerde in de moderne paardensoorten, of dat hij gewoon evolueerde vanuit een gemeenschappelijke voorouder, die hij deelde met de moderne paardensoorten.
Pseudo-uitsterven is gemakkelijker aan te tonen met grotere taxonomische groepen. Zo kunnen dedinosauriërs pseudo-uitgestorven worden genoemd, omdat sommige van hun evolutionaire afstammelingen, devogels, nog steeds voorkomen.
Tot voor kort betekende uitsterven dat de soort voor altijd van de aardbodem verdwenen was. Maar recente technologische ontwikkelingen leiden tot de hypothese dat middels hetklonen van verdwenen soorten, deze terug tot leven gebracht zouden kunnen worden. Met een kloonprogramma wordt gepoogd om deTasmaanse buidelwolf en dePyrenese steenbok terug te krijgen. Het principe is simpel: men neemtDNA uit eenfossiel en injecteert het in deeicel van een verwante soort die niet uitgestorven is. Om zo’n kloonprogramma succesvol te doen slagen moet er een voldoende aantal individuen gekloond worden (in het geval van seksueel voortplantende organismen) om een levensvatbare populatie te creëren. Tot op vandaag is het wetenschappers nog niet gelukt om een uitgestorven soort te klonen, doortechnologische problemen, maar ook doorethische en filosofische vragen. Het terugklonen van uitgestorven soorten werd geromantiseerd in de populaire roman en filmJurassic Park.
Ziemassa-extinctie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Er zijn ten minste vijf gebeurtenissen vanmassaal uitsterven voorgekomen in de geschiedenis van het leven, waarvan vier in de laatste 3,5 miljard jaar, waarbij veel soorten verdwenen, in een relatief korte periode op degeologische tijdschaal.
Grande coupure, eind-Eocene massa-extinctie of Eoceen-Oligoceen-massa-extinctie
De recentste gebeurtenis waarbij soorten massaal uitstierven was deKrijt-Paleogeen-massa-extinctie. Deze vond 66 miljoen jaar geleden plaats aan het eind van hetgeologisch tijdperkKrijt en is bekend door het uitsterven van onder andere de dinosauriërs (op de vogels na).
Naast het echte uitsterven hebben menselijke pogingen om bedreigde soorten te behouden ervoor gezorgd dat soorten destatus “EW: uitgestorven in het wild” kunnen krijgen. Soorten met deze status komen alleen voor in gevangenschap, zoals indierenparken, niet in het wild. Sommige van deze soorten zijn functioneel uitgestorven. Waar mogelijk proberenzoölogische instituten een levensvatbare populatie van een soort te behouden, en soorten mogelijk te herintroduceren in het wild, via zorgzaam geplandefokprogramma’s.
Volgens een enquête onder 400 biologen, in 1998 gehouden door hetAmerican Museum of Natural History inNew York, bleek dat bijna 70 procent van hen gelooft dat op dit moment sprake is van een vroeg stadium vaneen door mensen veroorzaakte massa-extinctie, de zesde golf van massaal uitsterven op degeologische tijdschaal. Verder schatte hetzelfde percentage biologen dat zo'n 20 procent van debestaande soorten binnen 30 jaar (rond 2028) kan uitsterven. De bioloogEdward Osborne Wilson schatte in 2002 dat, als de menselijke vernietiging van debiosfeer in het huidige tempo doorgaat, binnen 100 jaar de helft van de huidige soorten opaarde uitgestorven zal zijn.
Tegenwoordig zijn milieugroeperingen en sommige overheden bezorgd over het uitsterven van soorten door menselijk handelen. Zij proberen om meer uitstervingen te voorkomen. Mensen kunnen het uitsterven van een soort of ondersoort veroorzaken door overexploitatie,milieuvervuiling, vernietiging vanleefgebieden, introductie van nieuwe predators, of voedselconcurrenten, en andere invloeden. Volgens deWorld Conservation Union (IUCN) zijn er 784 soorten uitgestorven sinds het jaar1500, het in verband met deColumbiaanse uitwisseling gekozen jaartal om moderne uitstervingen te selecteren. Een veel groter aantal soorten is waarschijnlijk verdwenen zonder opgemerkt te worden. De meeste van deze moderne uitstervingen kunnen direct of indirect toegeschreven worden aan menselijk handelen.Bedreigde soorten zijn soorten die gevaar lopen om uit te sterven. Verschillende organisaties proberen erkende bedreigde soorten te behouden door middel van natuurbeschermingsprogramma’s.