Regio inTurkije![]() | |||
---|---|---|---|
![]() | |||
Coördinaten | 37°24'0"NB, 41°29'0"OL | ||
|
Tur Abdin (Aramees: ܛܘܪ ܥܒܕܝܢ) is een heuvelachtige regio in het zuidoosten vanTurkije met in het westenMardin, in het noorden het oudeHasankeyf, in het oostenCizre enNusaybin in het zuiden. De naam 'Tur Abdin' (correcter getranscribeerd als Tur 'Abdin) komt uit hetAramees, en betekent 'Berg der dienaren (van God)'. Het gebied wordt gezien als het hartland van de staatlozeAramese christenen die tot aan de 20e eeuw een meerderheid waren in de regio.
De naamTur Abdin betekent letterlijk"Berg van de Dienaren van God" en verwijst naar de lange christelijke traditie van de regio, die bekendstaat om zijn kloosters en kerken. De term weerspiegelt de diepe religieuze en monastieke geschiedenis van deAramese gemeenschap die hier sinds de oudheid woont.
Een andere benaming voor het gebied isBerg Masius, een historische naam die al in de klassieke oudheid werd gebruikt. Volgens bepaalde overleveringen zou Masius de jongste zoon zijn vanAram, een figuur uit de Semitische traditie, die in sommige genealogieën als een afstammeling vanNoach wordt beschouwd. De naamBerg Masius komt voor in historische en geografische teksten uit de oudheid en de middeleeuwen.
Inscripties uit de 13e eeuw v.Chr. verwijzen naar de regio als Bit-Zamani en Nasibina;Aramese staten met de stedenOmid enNisibin als hoofdsteden.[1] In hetOude Testament staat de regio bekend alsBerg Masius verwijzend naar de zoon vanAram die zich in de regio vestigde.
In 1855 verwoestte de Koerdische leider Êzdan Şêr Tur Abdin, verbrandde de gewassen en beroofde Aramese vrouwen en kinderen als slaven. De Koerdische invallen gingen door tot 1877, toen de zonen van de Koerdische leider Bedirkhan de steden Mardin, Midyat en Nusaybin veroverden en een Koerdisch emiraat uitriepen. Slechts acht maanden later slaagde een Ottomaans leger er samen met de Arameeërs in de Koerden te verslaan en te verdrijven. Na de Ottomaanse bloedbaden op Armeniërs en Arameeërs van 1895 en 1896; de zogenaamdeHamidische bloedbaden, nam de repressie tegen de niet-moslimbevolking van Midyat toe onder sultanAbdülhamit II. Om de niet-islamitische gebieden in Zuidoost-Anatolië onder controle te krijgen, richtteAbdülhamit II een leger op van Koerdische vrijwilligerseenheden, deHamidiye-regimenten (Hamidiye Cavalerie). Aangezien deze strijdmacht alleen onder controle stond van de sultan, kon ze de christelijke bevolking van het gebied ongestraft lastigvallen.
In juli 1914 besloot de Ottomaanse regering deKoerdische vrijwilligerseenheden te mobiliseren (seferbarlık). Alle christelijke mannen inMidyat tussen de 20 en 45 jaar oud werden tijdens de seferberlik geketend en weggevoerd om het leger te dienen bij het aanleggen van wegen. Op 6 juli 1915 vielen Koerdischecavalerie-eenheden en het reguliere leger Midyat aan, vermoordden vrouwen en kinderen en plunderden de stad. Een aantal dorpen besloten zich met succes te verzetten tegen het Ottomaanse leger encollaborerende Koerdische stammen. Deze gebeurtenissen staan bekend alsDe verdediging van Iwardo,De verdediging van Azech enDe verdediging van Bsorino.
Enkele christenen vonden onderdak in de aangrenzende Arabische landen, voornamelijk in Syrië waar een aanzienlijk deel naar de stadQamishli vluchtte enLibanon. De populatie van Tur Abdin kende direct na de genocide een periode van hongersnood (kafno) die vijf jaar duurde. Na 1930 werden de steden en dorpen in Tur Abdin herbouwd. Het aantal christelijke inwoners nam licht toe.[2]
De informele hoofdstad van de regio Tur Abdin isMidyat. De steden en dorpenMidyat,Mardin,Azech,Hah,Kafro Elayto,Badibe,Bsorino,Enhil,Beth Kustan,Gzirto,Nisibin,Sawro,Mzizah,Qelith,Arbo,Midin,Kerburan,Ma’sarte waren allemaal belangrijkeAramese nederzettingen.
Tot het begin van de 20e eeuw werd de regio voornamelijk bewoond door een meerderheid van Aramese christenen, naastKoerden,Arabieren en een kleinere gemeenschap vanJezidi's. Tijdens deEerste Wereldoorlog, waarin gelijktijdig de genocide op christenen plaatsvond, nam het aantalArameeërs in de regio drastisch af. Desondanks bleven zij tot in de jaren '70 en '80 de dominante bevolkingsgroep in middelgrote steden zoalsMidyat,Azech enKerburan, evenals in omliggende dorpen.
De moord op prominente leden van de gemeenschap, waaronder artsen, burgemeesters en intellectuelen, leidde tot een massale emigratie van de inheemse bevolking naar westerse landen.
Tegenwoordig bestaat de meerderheid van de bevolking uitKoerden, die voornamelijkKurmanci spreken, en Arabisch-sprekendeMhallami.
De regio, die wordt beschouwd als het spirituele centrum van deAramese christenen, herbergt honderden kerken en kloosters.
In 1160 werd het patriarchaat van deSyrisch-Orthodoxe Kerk van Antiochië verplaatst vanAntiochië naar hetMor Hananyo-klooster, gelegen ten oosten van de stadMardin. Tot 1933 bleef het patriarchaat hier gevestigd, waarna het vanwege de ongunstige politieke situatie in Turkije werd verplaatst naarHoms in Syrië. In 1959 werd het definitief overgebracht naarDamascus, waar het zich tot op de dag van vandaag bevindt.
In de Tur Abdin-regio ligt ook het bekendeMor Gabriel-klooster, enkele kilometers ten zuiden vanMidyat. Dit klooster, gesticht in 397 na Christus, is het oudste nog functionerende klooster van deSyrisch-Orthodoxe Kerk van Antiochië. Het dient als residentie van de bisschop van Tur Abdin, zeven nonnen, vier monniken en een groot aantal gasten, assistenten en studenten. Daarnaast speelt het een cruciale rol in het behoud van het Syrisch-orthodoxe geloof in Tur Abdin en fungeert het zowel als religieus centrum als toevluchtsoord.
DeArameeërs van Tur Abdin spreken hetTuroyo-Aramees, een moderne variant van hetAramees. Deze taal wordt al ongeveer 3000 jaar gesproken in de regio en behoort tot deSemitische talen. De liturgische taal van de Aramese gemeenschap in Tur Abdin is hetSyrisch, met name het dialect vanEdessa. Dit dialect speelt een belangrijke rol in de religieuze en culturele tradities van de regio.