De schrijfwijzeTsjecho-Slowakije met een koppelteken (Tsjechisch/Slowaaks:Česko-Slovensko) was in Tsjechoslowakije de officiële[bron?] spelling gedurende volgende perioden:
1918 tot 1920 (volgens enkele geschiedkundigen tot 1923)
eind 1938 tot 14 maart 1939
April 1990 tot en met de splitsing op 31 december 1992[bron?]
De naam was oorspronkelijk analoog aan "Oostenrijk-Hongarije" samengesteld. Vaak raakte het koppelteken in onbruik en gaf men de voorkeur aan het aaneengeschrevenTsjechoslowakije (officieel gedurende het grootste deel van de staatsgeschiedenis). Tegenwoordig wordt de naam in Tsjechië volgens de officiële Tsjechische spellingsregels aaneengeschreven als 'Tsjechoslowakije' (Tsjechisch:Československo), terwijl deze in Slowakije nog steeds met een koppelteken wordt geschreven: "Tsjecho-Slowakije" (Slowaaks:Česko-Slovensko). In Vlaanderen komen de spellingvarianten Tsjecho-Slovakije en Tsjechoslovakije veelvuldig voor.
Hoogtekaart van Tsjecho-Slowakije tussen 1920 en 1938Tsjechië en Slowakije
Tsjecho-Slowakije is nooit echt een stabiele staat geweest, maar er was altijd een sterk nationaal besef, ondanks de etnische diversiteit van het land. Bij de volkstelling van 1921 was de bevolkingssamenstelling als volgt:
Daarnaast waren er grote minderheden vanRoethenen (benaming voorOekraïners) en kleinere minderheden vanJoden enPolen.
Als bestuurstalen van Tsjecho-Slowakije werden hetTsjechisch en hetSlowaaks gehanteerd, terwijl er veel meer Duitsers dan Slowaken woonden en de Duitsers economisch het meeste geld voor het land opbrachten. Bij deze groepen leidde dit tot een streven naar autonomie of aansluiting bij het moederland. Echter voelden ook de Slowaken zich achtergesteld.
Ontwikkelingen:
Op 14 september 1918 werd de eerste president benoemd, genaamdTomáš Masaryk.
Roethenië kreeg in 1938 autonomie en verklaarde zich in 1939 onafhankelijk, waarna het binnen 24 uur door Hongarije werd bezet.
Het zuiden van Slowakije met grote Hongaarse minderheden kwam in 1939 weer bij Hongarije. Tsjechië werd alsprotectoraat Bohemen en Moravië door Duitsland ingelijfd.
Na de oorlog werd de staat Tsjecho-Slowakije hersteld, aanvankelijk weer alsparlementaire democratie. DeDuitse bevolking werd verdreven en Roethenië werd door deSovjet-Unie ingelijfd. Op 20 februari 1948 grepen de communisten de macht in dePraagse Coup, niet met bloedvergieten en geweld maar onder de toejuichingen van ongeveer de helft van de bevolking.[1]
In 1951 vonden zuiveringen plaats binnen de communistische leiding. Onder anderen partijsecretarisRudolf Slánský werd op beschuldiging vantitoïsme opgehangen. Een stalinistisch bewind onderKlement Gottwald en laterAntonín Novotný handhaafde zich vervolgens tot 1968.
In 1968 kwam een groep van hervormers aan het bewind, onder leiding vanAlexander Dubček. Het doel was de ontwikkeling van een "communisme met een menselijk gezicht". Dit half jaar wordt dePraagse Lente genoemd.Troepen van het Warschaupact maakten eind augustus een einde aan het experiment.
In 1990 werden voor het eerst vrije verkiezingen gehouden sinds deTweede Wereldoorlog, waarbij de communistische partij slechts 14% van de stemmen kreeg.Václav Havel werd president. Deze overgangsperiode heet de "Fluwelen Revolutie".
Met het wegvallen van de dictatuur zagen de Slowaken hun kans schoon om meer autonomie te eisen, want onder het communisme was de federale structuur van Tsjecho-Slowakije al te vaak een lege doos gebleken. De Slowaken, onder leiding vanVladimír Mečiar (die eencoalitie vormde met de SNS) eisten eenconfederale staatsstructuur, maar kregen eennee van de Tsjechische minister-presidentVáclav Havel, die de Slowaken voor de keus stelde: ofwel een sterkefederatie, ofwelseparatisme.
Slowakije verklaarde zich op 17 juli 1992 soeverein, nam op 3 september een eigengrondwet aan en splitste zich officieel af op 1 januari 1993. De splitsing werd in Slowakije uitgebreid gevierd, inTsjechië waren er geen feestelijkheden.
↑Citaat van Birjoekov Milan Kundera, een anticommunistisch schrijver, in het boekDe rusteloze geest, Russen herinneren zich Stalin van Adam Hochschild, p. 335, hij voegt daaraan toe: 'En let u wel: de helft die juichte was de meer dynamische, intelligentere en betere helft', Uitg. Meulenhoff, Amsterdam (1994),ISBN 90-290-5080-2