Tove Ditlevsen | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Tove Ditlevsen op ongeveer 30-jarige leeftijd | ||||
Algemene informatie | ||||
Volledige naam | Tove Irma Margit Ditlevsen | |||
Geboren | 14 december1917[1] | |||
Geboorteplaats | Kopenhagen | |||
Overleden | 7 maart1976 | |||
Overlijdensplaats | Kopenhagen | |||
Geboorteland | Denemarken | |||
Beroep | schrijfster,dichteres | |||
Werk | ||||
Jaren actief | 1937-1976 | |||
Genre | roman,verhaal,gedicht,autobiografie | |||
Bekende werken | Barndommens gade (1943) Blinkende lygter (1947) Barndom (Kindertijd) (1967) Ungdom (Jeugd) (1967) Gift (Afhankelijkheid) (1971) | |||
Uitgeverij | Gyldendal In Nederland:Das Mag | |||
(en)IMDb-profiel | ||||
|
Tove Irma Margit Ditlevsen (Kopenhagen,14 december1917[1] - aldaar,7 maart1976) was eenDeenseschrijfster endichteres. Zowel haarfictie als haarautobiografisch werk vormt de neerslag van haar eigen leven: haar kindertijd, jeugd, liefdesrelaties, huwelijks- en gezinsleven, verslaving, angsten en psychische problemen, in het besef dat geluk onbereikbaar is. Doordat ze de vaak zware thematiek onder woorden bracht in een nuchtere, leesbare stijl met rauwe zelfspot, werd ze in eigen land een veelgelezen auteur met invloed bij het grote publiek. Ze nam ook luidruchtig en uitdagend deel aan het openbare leven en gaf haar ongezouten meningen in vele interviews.[2] Haar 'schandalige' kijk op het leven was een populair onderwerp in de Deense media. Haar depressies hadden de overhand gekregen toen ze op 58-jarige leeftijd een einde aan haar leven maakte. Van haar literaire proza verschenen in 2020 voor het eerst vertalingen in het Nederlands, van de autobiografischeKopenhagen-trilogie uit 1967-1971:Kindertijd,Jeugd enAfhankelijkheid.[3] In 2022 volgde deromanDe gezichten uit 1968,[4] in 2023 de verhalenbundelKwaad geluk uit 1963[5] en in 2024 haar laatste romanVilhelms kamer uit 1975.[6] Een biografie van Ditlevsen werd in 2023 in het Nederlands vertaald.[7]
Tove Ditlevsen groeide op in een tweekamerwoning in de toen verpauperde Kopenhaagse wijkVesterbro, op de vierde verdieping van een achterhuis aan de Hedebygade. Die straat kwam model te staan voor de romanBarndommens gade (Straat van de kindertijd) uit 1943,[8] die in 1986 werd verfilmd metSofie Gråbøl in de hoofdrol.[9] Het was een wijk met hoge werkloosheid en armoede, getekend door de wereldwijdevooroorlogse economische crisis. In de jaren twintig woonden er meer dan 80.000 mensen in kleine flatwoningen. Er was veel onrust en de straatkinderen groeiden op in een omgeving waar het recht van de sterkste gold. Tove Ditlevsen beschreef de regels in de vele achtertuinen als "seksuele voorlichting op de hoek van de vuilnisbak".[7] In Vesterbro, dat in de naoorlogse jaren een opmerkelijke statusverhoging onderging, werd in 1991 een plein naar haar genoemd: Tove Ditlevsens Plads, dicht bij de Hedebygade. De school aan dat plein kreeg in 2008 haar naam.
Haar ouders waren Kirstine Alfrida Mundus (1890-1965) en Ditlev Nielsen Ditlevsen (1880-1972), en ze had een oudere broer Edvin (1914-1970). Haar vader werd als stoker in een fabriek ontslagen toen ze zeven jaar oud was, waarna het gezin tot armoede verviel. Traumatische jeugdervaringen vormen een belangrijk thema in haar werk. In de benauwde tweekamerwoning was geen mogelijkheid zich terug te trekken. Haar gefrustreerde, vaak ruziënde ouders, die elkaar de schuld gaven van de mislukking van hun ambities, vonden het belangrijker dat ze geld inbracht dan dat ze een goede opleiding kreeg. Ze had dan ook diverse dienstbare baantjes, waarvoor ze totaal ongeschikt was.
De ervaringen die Ditlevsen opdeed in de kindertijd bleven bepalend voor de manier waarop ze zich teweer stelde tegenover gebeurtenissen in haar verdere leven. Vanaf haar twaalfde jaar leed ze aan terugkerendepsychoses. Ze begon gedichten te schrijven, waarmee ze zich een vrijplaats schiep om zich af te sluiten voor de grillen van haar dominante, onrustige en onberekenbare moeder. De inspiratiebronnen in haar kindertijd warenpsalmen enhymnen (hoewel ze nooit godsdienstig is geweest),volksliedjes, destraatliederen van haar moeder en destrijdliederen van haarsociaaldemocratische vader. Met hem ging het contact niet diep, want hij interesseerde zich meer voor haar broer dan voor haar. Van haar werk had hij geen hoge dunk, hoewel hij graag boeken las. Volgens hem konden meisjes geen dichters worden. Haar moeder vond literatuur zelfs schadelijk, omdat haar vader veel te vaak naar een boek greep. Broer Edvin lachte haar uit toen hij op een onbewaakt moment haar gedichten vond.
Kort voor haar vaders dood in 1972 realiseerde ze zich dat ze nooit een echt gesprek met hem gehad had.[7]
Als schrijfster bleef ze trouw aan haar proletarische achtergrond, waarvan ze zich in haar kindertijd bewust was geworden. Ze kwam op voor de zwakkeren en tegelijk hunkerde ze voor zichzelf naar erkenning en een steeds hogere positie op de maatschappelijke ladder. Haar leven werd beheerst door faalangst en onzekerheid over de oordelen van anderen.
Tegelijkertijd was ze een onafhankelijke geest die zich niets liet voorschrijven, graag provoceerde en de waarheid naar haar hand kon zetten als haar dat uitkwam. Zo heeft ze zich altijd een jaar jonger voorgedaan dan ze was.[1] De veelgeroemde, typisch Deens geachtehygge ("knusheid"), die ze als kind nooit gekend had en ook daarna niet praktiseerde, bekeek ze met sarcasme:
Toves huwelijksleven was ongelukkig. De eerste drie echtgenoten volgden elkaar snel op. Met haar rusteloze aard hield ze hen niet lang vast; de volgende diende zich alweer aan. Ze was van 1940 tot 1942 getrouwd met de 30 jaar oudere tijdschriftredacteur Viggo Frederik Møller (1887-1955) die in 1937 haar eerste gedichten had gepubliceerd, van 1942 tot 1945 met de economiestudent Ebbe Munk (1916-1970) en van 1945 tot 1950 met de arts Carl Theodor Ryberg (1918-1962). Ze had begin jaren veertig ook enige tijd een verhouding met dewiskundige, kunstenaar enepigrammendichterPiet Hein (1905-1996). Ze imiteerde zelfs zijnaforistische "gruk"-stijl:
|
|
Haar vierde, langdurigste en meest spraakmakende echtgenoot was van 1951 tot 1973 de econoomVictor Andreasen (1920-2000), een scherpzinnige en overheersende persoonlijkheid die even complex was als zijzelf. "Er was iets raadselachtigs in zijn karakter dat me steeds aantrok", schreef ze, maar ook noemde ze hem "een hoogbegaafde psychopaat", wiens dominante en onberekenbare gedrag haar deed denken aan haar moeder. "Daar bedoel ik niks mee", zei ze, "ik ben zelf ook een psychopaat".[7]
Andreasens biograaf Sven Ove Gade geeft geen sympathiek beeld van hem:
Zij was zijn tweede echtgenote.[11] Hij liet zijn vrouw en vierjarige dochter onmiddellijk in de steek toen hij haar had leren kennen, met de woorden "Wij hebben het recht van de liefde aan onze kant". Tove antwoordde: "Dat recht is het recht om anderen pijn te doen".[12] Andreasen was topambtenaar bijUdenrigsministeriet (Buitenlandse Zaken), werkte als speechschrijver voor de bekendesociaaldemocratische politicusJens Otto Krag en werd later departementschef van Statsministeriet (Algemene Zaken). Hij stapte over naar de journalistiek en werd in 1963 hoofdredacteur van het dagbladEkstra Bladet, dat hij van de ondergang redde door er eensensatiekrant van te maken die in een agressieve stijl campagne voerde tegen misstanden in de samenleving. Zo verklaarde hij de oorlog aan de "bolighajer" (huisjesmelkers, letterlijk "woninghaaien"). Tegen het eind van zijn leven zei hij: "Ik verachtte de lezers. Daarbij wist ik wat ze wilden, en dat kregen ze".[13] Anders dan Tove Ditlevsen is Andreasen (net als Piet Hein) opgenomen in de top-100 van belangrijkste 20e-eeuwseDenen.[14] In 2023 maakte zijn reputatie postuum een diepe val door onthullingen van Ditlevsens kleindochter[15] →zie hier.
Ditlevsen kreeg een dochter en twee zonen, ieder van een andere vader: Helle Munk (1943-2008), Michael Ryberg (1946-1999) en Peter Andreasen (1954), zodat ze drie kinderen grootbracht. Ook adopteerde ze aanvankelijk de in 1945 geboren buitenechtelijke dochter Trine Ryberg van een van die vaders, die het kind meenam toen hij in 1950 vertrok. Door een deel van de literatuurkritiek werd ze afgedaan als een "schrijvende huismoeder"; haar reactie daarop was het autobiografischeFlugten fra opvasken (De vlucht uit de afwas) in 1959.
Carl Ryberg, niet-praktiserend arts, had haaropiumhoudende pijnstillers (pethidine) toegediend bij het uitvoeren van een abortus. De ingreep zelf (ze was opnieuw zwanger van Ebbe Munk) leek haar minder te doen dan het verdovende effect:
Sindsdien kampte ze met ernstige verslavingen aan alcohol en verdovende middelen. Ze verliet Ebbe Munk om te trouwen met Ryberg, maar ook hem liet ze na enkele jaren wel degelijk gaan:
Ondanks heftige pogingen van haar vierde echtgenoot Victor, die nachtenlang opbleef om bij haar te waken, kwam ze nooit meer van haar verslaving af. In december 1952 moest ze in het ziekenhuis worden opgenomen na het nemen van een overdosis slaappillen. Om rust te vinden verhuisden ze naarBirkerød ten noorden van Kopenhagen, waar hun zoon Peter werd geboren.
Het geluk was niet blijvend: de medicijnverslaving stak weer de kop op en de verstandhouding met Victor leed onder zijn ontrouw.[7] Mede vanwege zijn beroepsbezigheden keerden ze in 1961 terug naar de hoofdstad, maar Ditlevsen voelde zich niet thuis in de grote, luxueuze flatwoning van 250 m² aan de drukkeH.C. Andersens Boulevard.
Depressies en verslavingsverschijnselen bleven haar achtervolgen. Diverse malen verbleef ze in een psychiatrische kliniek. De periode in de gesloten afdeling van het Sankt Hans Hospital inRoskilde, waar ze in 1967 haar autobiografische boekenBarndom (Kindertijd) enUngdom (Jeugd) schreef, noemde ze "de gelukkigste tijd van mijn leven tot nu toe". Haarpsychoses enwaanstoornis inspireerden haar tot het thema van een van haar bekendste romansAnsigterne uit 1968, een sleutelwerk in haar oeuvre.[18] Het hoofdpersonage 'Lise Mundus' gaf ze de achternaam van haar in 1965 overleden moeder. In 1987 werd van dit boek een tv-film gemaakt met in de hoofdrolSusse Wold. In 2022 verscheen de Nederlandse vertaling alsDe gezichten.[4][19] In 2023 werd duidelijk dat niet alle "waanvoorstellingen" van het hoofdpersonage in dezeautofictieve roman verwijzen naar "waan", maar naar een werkelijke situatie.[15] →zie hier.
Ze scheidde in 1973 van Victor Andreasen, "het domme varken" zoals ze hem noemde.[13] Ze waren toen al twee jaar uit elkaar. Het samenleven met degene die haar het meest ondersteunde en tegelijk het meest onderuithaalde, was onmogelijk geworden. Hun huwelijkse conflicten bleven niet binnenshuis: ze scholden elkaar uit in het bijzijn van iedereen. Andreasen voerde in zijn krantEkstra Bladet campagne tegen subsidies aan kunstenaars en werd daarbij in het openbaar heftig bestreden door zijn echtgenote. Ze voelde zich persoonlijk aangevallen omdat ze herhaalde malen vanstipendia gebruik had gemaakt.
In hun privébestaan was het zijn ontrouw waarmee ze op den duur niet kon leven, al kon hij haar hetzelfde verwijten.[7] Hij had al vaak gedreigd weg te gaan als ze zich met vervalste recepten drugs bleef verschaffen. Toen hij het werkelijk deed, echtscheiding aanvroeg en bij een nieuwe vriendin introk, was ze toch geschokt. Haar labiele gesteldheid blijkt uit de brieven die ze hem schreef in haar laatste jaren. Meestal adresseerde ze die aan de vrouw die ze zijn "maîtresse" bleef noemen, de schilderes Vibeke Bengtsson (zijn latere derde echtgenote).[20] Ze smeekte hem om terug te komen. Hij reageerde nauwelijks, maar liet de brieven na haar dood wel bij Gyldendal publiceren met zijn eigen annotaties.[21]
In haar werk toonde ze zich strijdbaar. Zelf noemde ze de portretten van mannen zoals ze die in haar boeken weergaf:
In de figuur Vilhelm in haar laatste romanVilhelms værelse (1975) schetste ze zo'n kwaadaardig portret van hem dat hij overspannen raakte en niet kon werken.[6] In haar sterfjaar 1976 nam Andreasen ontslag als hoofdredacteur vanEkstra Bladet.[10]
In de jaren zeventig verviel Ditlevsen steeds meer in depressies en nam het doodsverlangen bezit van haar. Vier jaar voor haar dood schreef ze, spottend maar met gemeende bitterheid, alvast haar eigennecrologie:
Ditlevsens psychiaterThorkil Vanggaard[23] vond dit soort humor geforceerd. Hij zei tegenGyldendals literaire redacteur Mogens Knudsen, met wie ze in haar laatste jaren correspondeerde:
In 1974 deed ze haar vierde of vijfde zelfmoordpoging[7] die deze keer bijna slaagde. Ze werd nog net bijtijds gevonden in Rude Skov, een bos in de buurt van Birkerød, de plaats waar ze in de jaren vijftig een periode van relatieve rust had beleefd. Ze schreef over "het oneindige geluk om nooit meer een mens ter wereld te hoeven zien", waardoor haar werd verweten dat ze als publieke figuur "reclame" maakte voor zelfdoding.
In 1976 maakte zij op 58-jarige leeftijd definitief een eind aan haar leven met een overdosis slaappillen. De rouwdienst inKristkirken in Vesterbro, de kerk waar ze ooit gedoopt was, trok duizend belangstellenden. Jaren later schreef het dagbladPolitiken:
Tove Ditlevsen ligt begraven op deVestre Kirkegård,[26] waar ze als kind vaak speelde. Ze deelt het graf sinds 1999 met haar zoon Michael Ryberg.
Victor Andreasen trouwde in 1984 voor de derde keer.[11] In 1993 publiceerde hij de brieven uit Ditlevsens laatste jaren onder de titelKære Victor (Lieve ofBeste Victor).[21]
In 2023 publiceerde kleindochter Lise Munk Thygesen het boekTove Ditlevsen var min mormor (TD was mijn oma), waarin het leven en de achtergrond van de schrijfster worden belicht vanuit een familieperspectief. Daarin onthulde ze dat de in 2008 overleden Helle Munk (haar moeder en Ditlevsens dochter) als tiener jarenlang was misbruikt door haar stiefvader Victor Andreasen.[15][27] Het boek veroorzaakte ophef in Denemarken. Er ontstond discussie, niet over de feiten, die gestaafd waren met psychiatrische rapporten, brieffragmenten en persoonlijke notities, maar over het neerhalen van Andreasens reputatie. Zo werdVictor-prisen, de al in 1980 doorEkstra Bladet ingestelde jaarlijkse prijs voor "journalisten die werken in de brutale en anarchistische geest van Victor Andreasen", in 2023 direct afgeschaft na het verschijnen van het boek.[28]
Nog meer hield men zich bezig met de vraag of Ditlevsen geweten had wat haar dochter was overkomen. Over dit pijnlijke onderwerp had ze nooit expliciet gesproken of geschreven, maar in haar literatuur kreeg een aantal toespelingen wel nieuwe dimensies. Het "driehoeksdrama"To som elsker hinanden (Twee die van elkaar houden) uit 1960 kwam hierdoor in een ander licht te staan – dit boek zou gebaseerd zijn op "bepaalde bittere ervaringen in mijn huwelijk"[17] – evenals de waanvoorstellingen in de romanAnsigterne (De gezichten) uit 1968. Ook een kille zin in een brief uit 1962 van Tove aan de negentienjarige Helle kreeg hiermee een context:
Van Helle Munk zelf werd deze notitie teruggevonden:
De onthulling van Lise Munk Thygesen kwam net te laat voor de (tweede) Ditlevsen-biografie van Jens Andersen,[7] die in 2022 verscheen en in 2023 in het Nederlands werd vertaald.
Tijdens haar leven was ze een veelgelezen en invloedrijk auteur. Ditlevsen publiceerde 29 boeken, waaronderromans,korte verhalen,essays,poëzie,kinderboeken enautobiografische herinneringen. Ze was populair bij het lezend publiek, maar de literatuurkritiek had aanvankelijk moeite met haar rechtstreekse en niets verhullende taalgebruik en met haar aan het "echte leven" ontleende onderwerpen. In haar tijd nam haarautofictie een unieke positie in binnen deDeense literatuur, maar er was wel een verwante voorgangster: de schrijfsterAgnes Henningsen (1868-1962) had al decennia eerder controverse opgeroepen met vrijmoedige romans en omvangrijkememoires. Net als Ditlevsen beschouwde ze zichzelf niet als wereldverbeteraar en haar doelstelling was "alleen om te vertellen over het leven zoals het is".[31]
In 1937 debuteerde Ditlevsen op 20-jarige leeftijd met het gedichtTil mit døde barn (Aan mijn dode kind) in hetliterair tijdschriftVild hvede onder redactie van Viggo F. Møller, die haar eerste echtgenoot werd. In 1939 volgde haar eerste dichtbundelPigesind (Meisjesziel) en in 1941 haar romandebuutMan gjorde et barn fortræd (Men deed een kind kwaad). Tot haar bekendste werken behoren, naast de romanBarndommes gade uit 1943, de drie delen van haar autobiografie:Barndom (1967),Ungdom (1967) enGift (1971), samen deKøbenhavn Trilogi genoemd.[32] Ze schreef meer autobiografische boeken, met als laatsteTove Ditlevsen om sig selv (TD over zichzelf), een jaar voor haar dood.
Het grootste deel van haarfictieve werk (romans en verhalen) is als autofictie te beschouwen, want voor Ditlevsen vormen leven en werk één geheel. Haarthematiek, die als uiting van literairsociaal realisme is omschreven, vertoont door de jaren heen een consequente lijn. Ze vertelt onverbloemd en ongepolijst, maar wel met overvloedigebeeldspraak (vergelijkingen enmetaforen), het verhaal van de harde kindertijd.
Eenmaal volwassen geworden wordt het "gewonde" of "verbrande" kind geconfronteerd met het genadeloze en vreugdeloze leven, dat doordrongen is van een onoverkomelijke pijn. Ze vertelt helder en nuchter maar met sarcastische ondertoon over de omstandigheden, gebeurtenissen en mensen die deze pijn veroorzaken of in stand houden. Net als zijzelf ondergaan haar personages depressies, psychoses, verslavingen, ziektes, zwangerschapsonderbrekingen, kortstondig geluk en langdurige gevoelens van onrust en onlust. Een dieper liggende oorzaak is "de trillende en onzekere relatie" die ze als kind had met haar moeder, en een andere is de ontworteling die voortkomt uit het sociaal uiteenvallen van Vesterbro, de buurt waar ze geboren werd en zich thuis voelde. Alleen de liefde kan tijdelijk het gevoel van ontworteling en ontheemding goedmaken, maar die gaat snel voorbij en daardoor blijft de pijn. Bovendien zijn liefde en pijn met elkaar verbonden:
Aan haar werk wordt soms een therapeutisch effect toegeschreven. Een Amerikaanse literatuuronderzoekster:
Tove Ditlevsen voelde zich in de eerste plaats dichter en beschouwde haar proza als ondergeschikt aan haar poëzie. Haar gedichten worden nog steeds gewaardeerd om de trefzekere taal waarin herkenbare emoties van erotiek en onvervuld verlangen tot uiting komen. Ze werden in de jaren vijftig en zestig, toen vormen vanexperimentele poëzie sterk de overhand kregen, als traditioneel en ouderwets beschouwd. De negatieve kritieken stortten haar, niet voor het eerst of laatst, in een psychische crisis. Het leidde in de jaren zestig tot stevige debatten, waarbij de invloedrijke en vaak provocerende auteurKlaus Rifbjerg ("Grote Klaus"), een verklaard voorvechter van hetliteraire modernisme, tegenover Ditlevsen kwam te staan. Met wederzijdse gretigheid, want ze waren op elkaar gesteld. Rifbjerg had de Deense poëzie opgeschud met de spraakmakende bundelsKonfrontation (1960) enCamouflage (1961). Al was Ditlevsen niet geïnteresseerd in modernisme als doel op zichzelf, ze streefden in de literatuur wel hetzelfde na.[7] Op een met drank overgoten bootreis van een groepje schrijvers en dichters naar Oslo daagden ze elkaar uit. Tegenover Rifbjergs laatdunkende verwijt van achterhaald traditionalisme stond haar overtuiging dat het niet gaat om "traditioneel" of "modern", maar eenvoudigweg om "goede" tegenover "slechte literatuur".[35]
Pas in 1969 liet ze in de dichtbundelDe voksne (De volwassenen) de geijkte dichtvormen los en vond ze zeggingskracht in de kernachtige beknoptheid vanprozagedichten.
Tot haar bekendste gedichten behoortBlinkende Lygter (Flitsende lichten),[37] waarvan de eerste strofe door regisseurAnders Thomas Jensen in 2000 gebruikt werd als motto voor despeelfilm met dezelfde titel:
|
|
Ditlevsen had van 1956 tot aan haar dood eenbrievenrubriekSmå hverdags problemer (Kleine problemen van alledag) in het populaire weekbladFamilie Journal. Ze was de opvolgster van de kort daarvoor overleden journaliste en schrijfsterEdith Rode (née Nebelong) die de rubriek sinds 1937 had bestierd. Het was niet haar hoogste ambitie, maar deze baan garandeerde haar een stabiel basisinkomen. Ondanks de stijgende verkoopsuccessen van haar literatuur bleef ze twintig jaar trouw aan haar rubriek, die voor de lezers vanFamilie Journal bovendien een brug sloeg naar het literaire werk.
Ditlevsens meer dan 4000 uitwisselingen met de lezers, die vele gebieden bestrijken van huiselijke ongemakken tot grote psychische problemen, zijn gebundeld in een boek van 927 pagina's.[39] Soms waren haar adviezen kort door de bocht:
Een jongeman die schreef dat hij worstelde met zijn ontluikende homoseksualiteit, maande ze naar de dokter te gaan: die zou hem er wel van af helpen. Onderwerpen die raakten aan haar eigen levensverhaal pakte ze serieus aan: armoede, opvoeding, geweld, achterstelling van vrouwen, liefde en seks, moederschap, huwelijksproblemen, vreemdgaan, drank en drugs, depressies, doodsgedachten.
De brievenbus geeft een gevarieerd beeld van niet alleen haar eigen normen en waarden, maar ook van de levenswijze en de sociale verhoudingen bij deDenen in de jaren vijftig, zestig en zeventig. Ze kwam op voor de rechten van zich emanciperende vrouwen in de nog traditionele samenleving, maar toch ging ze in het algemeen niet mee met de opvattingen van de progressieve vrouwenbeweging, de"Rode Kousen (Rødstrømpe)". Ze antwoordde soms dat ze niets kon doen totdat de vrouwenemancipatie verder zou zijn gekomen en vaak adviseerde ze de briefschrijfsters zich neer te leggen bij hun situatie. Gezien haar eigen ervaringen heeft dat verbazing gewekt, maar ze was van mening dat ze vrouwen met gezinnen in behoeftige omstandigheden niet moest voorspiegelen dat het iets zou opleveren als ze zich tegen hun lot verzetten.[7]
Dat ze wel degelijk oog had voor de problemen van huisvrouwen in een door mannen gedomineerde wereld, blijkt bijvoorbeeld uit haar briefwisselingen met haar vriendinEster Nagel, die net als zijzelf het schrijverschap combineerde met huishoud- en opvoedtaken.[41] Het blijkt ook uit een artikel uit 1962 over hetkostwinnersmodel ("forsørgerægteskabet"), waarin ze uiteenzette welke gevolgen ze zag als vrouwen van hun man afhankelijk waren voor het huishoudgeld:
Hoewel Tove Ditlevsen vaak is weggezet als "buitenbeentje", "literaire outsider" en "een schrijvende huismoeder uit het arbeidersmilieu", ontbrak het haar niet aan erkenning. Haar boeken verschenen bij gerespecteerde literaire uitgeverijen: eerst het kleineHasselbalch, later het groteGyldendal. Ze trok een groot lezerspubliek en ook werd haar werk tijdens haar leven bekroond met meer dan 20 literaire prijzen en prestigieuzestipendia, zoals Carl Møllers Legat (1942), Emma Bærentzens Legat (1942), hetDrachmannlegat (1945), hetTagea Brandt Rejselegat (1953), de Emil Aarestrup Medalje (1954),De Gyldne Laurbær (prijs van de Deense boekhandel) voor de dichtbundelKvindesind (1955), Kulturministeriets Børnebogspris voor het jeugdboekAnnelise – tretten år (1959) en de Søren Gyldendal Pris (1971).
Dit alles is in strijd met de regelmatig gedane bewering dat "literaire waardering uitbleef". Toch hunkerde ze naar het ultieme blijk van erkenning, dat niet kwam. Voor de grootste Deense literaire prijs,Det Danske Akademis Store Pris, werd ze in 1974 gepasseerd voorSven Holm.[43] Sommigen verklaarden dit vanuit de moeite die officiële instanties hadden met haar nietsontziende stijl en toon, anderen gaven haar invloedrijke ex-echtgenoot Victor Andreasen de schuld, waarschijnlijk ten onrechte. Tove zelf leed zeer onder dit gebrek aan uiteindelijke erkenning, volgens biograaf Jens Andersen vanwege haar "proletariërinstinct: het bijtend heldere besef van de klassenscheiding in de samenleving".[7]
Ondanks de sombere en grauwe thematiek in het werk van Tove Ditlevsen spreekt ze veel lezers aan door de groteske en humoristische toon die rauw taalgebruik niet schuwt. Daardoor zijn haar boeken na haar dood in Denemarken populair gebleven. In 1999 kozen de lezers vanPolitiken haar romanBarndommes gade als nummer 21 in de lijst van 'Deense boeken van de eeuw'.[44]
In 2014 werden haar jeugdboeken opgenomen in "den vejledende folkeskolekanon", deliteraire canon van zestien auteurs als "wegwijzer" voor het basisonderwijs in Denemarken, maar tot veler verbazing werd ze weggelaten uit de canon voor de 'grote'Deense literatuur.[45] Ze moest plaats maken voorMartin Andersen Nexø (1869-1954), die volgens de selectiecommissie meer "statuur" had.[7]
Ter gelegenheid van het 250-jarig bestaan van uitgeverij Gyldendal werd in 2020Gyldendals Jubilæumskollektion samengesteld, met de tien beste boeken uit het fonds van de uitgeverij die door 40.000 lezers waren uitverkoren. Tot die tien titels behoordeBarndommes gade van Tove Ditlevsen.[46]
Ook buiten haar eigen land groeit de belangstelling. Vertalingen van de boeken van haarKopenhagen-trilogie zijn sinds 2020 uitgebracht in vele talen waaronder het Nederlands.[3] Ze werden in de pers begroet als belangrijke uitgaven van een te lang veronachtzaamde auteur.[47][48] OokDe gezichten, vertaling vanAnsigterne, werd in 2022 goed ontvangen.[49]
|
|
Ditlevsens vaste uitgever wasSteen Hasselbalch Forlag te Kopenhagen. In 1971 stapte ze over naar de grote uitgeverijGyldendal (voluit Gyldendalske Boghandel, Nordisk Forlag), die ook haar Hasselbalch-titels in het fonds onderbracht. Haar correspondentie met Mogens Knudsen, literair hoofdredacteur bij Gyldendal, werd in 2019 gepubliceerd.
|
|