DeTheosophical Society werd in 1875 in New York opgericht doorHelena Petrovna Blavatsky (HPB),Henry Steel Olcott,William Quan Judge en anderen. Deze beweging van detheosofie speelde een belangrijke rol in het verspreiden van hetesoterisch gedachtegoed in de moderne tijd.[1]
Blavatsky schrijft hierover in haar plakboek (originelen in de archieven teAdyar, gepubliceerd onder andere in de "Collected Writings") dat ze de Theosophical Society oprichtte in opdracht van haar Leraar inIndia, eenMahatma, een Meester in de Orde van Wijsheid en Mededogen[2] met als hoofddoel niet zozeer het bevredigen van individuele aspiraties, maar het dienen van onze medemensen.[3] Later, in 1878 en 1879, waren er takken van de Theosophical Society onder dezelfde leiding inEngeland (later werd dat de London Lodge) en India opgericht.
In 1878 werd de Brotherhood of Humanity voor het eerst naar buiten toe genoemd in het documentThe Theosophical Society: its origin, plan and aims.[4] Ook staat in dit document wat de Theosophical Society wel en vooral ook wat hijniet zou moeten zijn:
"De naam van de Theosophical Society verklaart de doelstellingen en wensen van de oprichters: zij proberen kennis te verkrijgen van de aard en eigenschappen van de Allerhoogste Macht en de hogere geesten door middel van fysische processen. Zij hopen met andere woorden, dat ze er in zullen slagen om voor zichzelf en voor andere onderzoekers, het bewijs te krijgen voor het bestaan van een Ongezien Universum, de aard van haar inwoners, als die er zijn en de wetten waaraan zij moeten gehoorzamen en hun betrekkingen tot de mensheid, door dieper dan de moderne wetenschap tot nu toe gedaan heeft, in de esoterische filosofieën uit oude tijden door te dringen."
"Wat de privé opvattingen van de leden ook mogen zijn, de Society heeft geen dogma's om de hand aan te houden en geen geloof om te verspreiden. Het is noch als afgescheiden Spiritistische sekte bedoeld, noch als dienaar van een of andere sektarische of filosofische organisatie. Haar enige axioma is de almacht van de waarheid, haar enige geloof een belijdenis van onvoorwaardelijke toewijding aan de ontdekking en verspreiding daarvan. Bij het overwegen van de geschiktheid der sollicitanten voor lidmaatschap, wordt noch gelet op ras, geslacht, kaste, kleur, land, noch op geloof."
Personality is the curse in the Theosophical Society, as it is everywhere.[5]