Detakin (Budorcas taxicolor), ook welrundergems ofgnoegeit genoemd, is eenholhoornighoefdier uit de bergen vanCentraal-Azië. De soort wordt in hetEngels de "Himalayan takin" genoemd om hem te onderscheiden vanBudorcas tibetana.[2]
De takin heeft een grote kop met een lange snuit en grote ogen. De oren zijn opvallend klein. De vacht is lichtgekleurd, lang en wollig. De vachtkleur verschilt per ondersoort, maar is gelig tot bruin, en donkerder aan de onderzijde. Bij mannetjes is het gezicht zwart, bij vrouwtjes en jongere dieren alleen de snuit. Als aanpassing aan het leven op steile berghellingen zijn de poten vrij kort en stevig, en de hoeven breed en sterk. Beide geslachten dragen kleine, aan het eind achterwaarts gerichte hoorns. De hoorns zijn 25 tot 30 centimeter lang. Over het gehele lichaam wordt een olieachtige substantie afgescheiden, die sterk ruikt.
Het mannetje wordt 170 tot 220 centimeter lang, 100 tot 130 centimeter hoog en tot 350 kilogram zwaar. Het vrouwtje wordt kleiner, slechts 250 kilogram zwaar. De staart is vrij kort, 15 tot 20 centimeter lang.
Takins leven in kleine kuddes. Oudere mannetjes leven vaaksolitair. In de zomer sluiten verscheidene kuddes zich aan tot grotere groepen van wel honderd dieren. Takins voeden zich 's ochtends, 's avonds en op bewolkte dagen met gras, bladeren, knoppen en scheuten vanbamboe en andere planten. Overdag rusten ze in de schaduw. De takin is ondanks zijn grove bouw een uitstekende klimmer, en beklimt moeiteloos steile rotshellingen.
Een takinvrouwtje is na 2½ jaargeslachtsrijp. Na eendraagtijd van zeven tot acht maanden wordt één jong geboren. Een takin kan meer dan twintig jaar oud worden. De meeste takins worden echter twaalf tot vijftien jaar oud.
De takin leeft voornamelijk in het hoog- en middelgebergte van West-China en de oostelijkeHimalaya (van China,Bhutan enIndia tot inMyanmar), tussen de 1950 en de 4500 meter hoogte. Ze leven voornamelijk in steile bamboebossen. In groepen wagen ze zich ook op de open weiden.