Strafvervolging is de toepassing van hetstrafrecht tot aan bijvoorbeeld eeneindvonnis zoals eenveroordeling (meestal met opleggen van eenstraf) ofvrijspraak.
In het strafrecht kent men twee soorten stelsels vanstrafvervolging:
In landen waar het stelsel van de legaliteit van de vervolging geldt, is het orgaan dat instaat voor de uitoefening van destrafvordering gehouden te vervolgen mits er voldoende bewijselementen voorhanden zijn. In bv.Duitsland geldt dit systeem, waardoor er op deStaatsanwalt (het Duitse equivalent van de Belgische Procureur des Konings of in Nederland deOfficier van Justitie) de verplichting rust de verdachte te vervolgen indien er sprake is van voldoende bewijselementen die erop wijzen dat de verdachte het misdrijf gepleegd heeft.
Soms kan er om opportuniteitsredenen beslist worden geen vervolging in te stellen. Het orgaan dat destrafvordering uitoefent (bv. hetOpenbaar Ministerie inBelgië) is niet verplicht de verdachte van het misdrijf te vervolgen. In bv. België enFrankrijk hanteert men dit stelsel. In België oordeelt deProcureur des Konings over de opportuniteit van de vervolging.
Hetopportuniteitsbeginsel biedt de mogelijkheid om de voor- en nadelen van de vervolging voor zowel de gemeenschap als de dader en zijn omgeving tegen elkaar af te wegen, zelfs al is er voldoende bewijs van het misdrijf.
Zo wordt het verzuim aan de opkomstplicht of de niet tijdige neerlegging van jaarrekeningen niet vervolgd.
De beslissing tot seponeren kan echter leiden tot een ongelijke behandeling van personen die hetzelfde misdrijf in gelijkaardige omstandigheden hebben gepleegd. Daarom zijn er in België aantal controlemaatregelen die in acht moeten worden genomen aangaande het opportuniteitsbeginsel waarover het Openbaar Ministerie beschikt:
Het is nuttig te vermelden dat de minister van Justitie niet beschikt over een negatief injunctierecht, wat zou inhouden dat hij het bevel tot niet-vervolging zou kunnen geven. Zulks zou immers een flagrante schending uitmaken op descheiding der machten. Het positief injunctierecht is onderhevig aan rechtsgeleerde kritiek. Men stelt zich vragen omtrent de verenigbaarheid van dit recht met detrias politica-leer.
Het valt op dat er enkel controlemechanismen ter instelling van de strafvordering zijn en niet ter niet-instelling ervan.