Stagflatie (eenporte-manteau vanstagnatie eninflatie) is een situatie waarin deinflatie hoog is, deeconomische groei vertraagt, en dewerkloosheid steeds hoog blijft. Het werpt een dilemma op voor heteconomisch beleid aangezien maatregelen met als doel voor een lagere inflatie te zorgen de werkloosheid kunnen doen verergeren en vice versa. De term wordt meestal toegeschreven aan de Britse politicusIain Macleod, die de term in 1965 voor het eerst gebruikte in een toespraak tot hetBritse Parlement.[1][2][3][4]
In de versie van deKeynesiaanse macro-economische theorie die tussen het einde van de Tweede Wereldoorlog en de late jaren 1970 dominant was, werden inflatie en recessie beschouwd als elkaar uitsluitend: de relatie tussen de twee werd beschreven door dePhillipscurve. Toch vond stagflatie in alle grote westerse economieën plaats vanaf circa 1970. In West-Europa steeg de werkloosheid stapsgewijs van 2% in 1966 tot 10% in 1983. De inflatie was in 1966 op een dieptepunt van ca. 2,5%, maar piekte op bijna 13% in 1975.[5]
Eenmaal begonnen is stagflatie zeer moeilijk te bestrijden. De gevolgen van stagflatie worden gevoeld door alle factoren en sectoren: kapitaal en spaarders worden getroffen door de inflatie, arbeid door werkloosheid, en de overheid door teruglopende belastinginkomsten.
Begin 20e eeuw hielden de meeste economen dit niet voor mogelijk: bij groei hoordeinflatie, bij krimpdeflatie. De econoom en latere NobelprijswinnaarMilton Friedman voorspelde dat stagflatie wel degelijk mogelijk was. Toen het in de jaren 1970 in Amerika in de praktijk ook bleek, vestigde hij hiermee zijn reputatie.
De gangbare benadering gaat slechts van een wijziging in vraag naar producten uit. Prijzen zijn echter mede afhankelijk van het aanbod van een goed. Als bedrijven minder aanbieden (omdat zij bijvoorbeeld moeten inkrimpen), zullen de prijzen van dit goed bij een gelijkblijvende vraag dus gaan stijgen. Terwijl de productie terugloopt, loopt de prijs op.
Brazilië kampte tot voor kort met stagflatie, evenals Nederland in de jaren 80. Stagflatie is zeer moeilijk te bestrijden. Als meninflatoire maatregelen toepast, wordt inflatie nog verder in de hand gewerkt, maardeflatoire maatregelen doen de toch al stijgende werkloosheid nog verder toenemen.
Het optreden van stagflatie in de jaren 70 in Amerika viel samen met het einde van hetBretton-Woods systeem. De goudprijs op devrije markt was al hoger dan de officieel vastgestelde (vaste)goudprijs, maar het loslaten van de goudstandaard en de oplopende inflatie zorgden voor een versnelling in de stijging van de goudprijs. Ook de oliecrisis en daarmee samenhangende geopolitieke spanningen deed de goudprijs nog verder oplopen. Voor beleggers is een vlucht naar goud ten tijde van stagflatie een logische stap (historisch gezien).