
Het woordspelling heeft twee verwante betekenissen:
Volgens deGrote Van Dale is spellen "uitletters vormen", en is een letter een "teken bij het schrijven gebruikt om een taalklank of een verbinding van klanken aan te duiden." Dat betekent dat talen die anders dan met letters schrijven, geen spellingen hebben in de eigenlijke betekenis van het woord. Toch wordt het woordspelling informeel vaak gebruikt als men het heeft over hetlogografisch schrift en over hetsyllabisch schrift. Vandaar dat die ook in het volgende overzicht[2] zijn opgenomen.
De tekens van een logografisch schrift, die menkarakters noemt, stellen begrippen voor, geen (groepjes van) in se betekenislozefonemen. DeChinese talen worden logografisch geschreven.
In een syllabisch schrift wordt elkelettergreep door een karakter weergegeven. Voor een taal als het Nederlands zou een syllabisch schrift een enorm aantal tekens vereisen, maar het principe is goed bruikbaar voor talen met strengefonotactische beperkingen. Voorbeeld: de tweeKanaschriften voor het Japans.
Er zijn ook talen die in eenconsonantenschrift geschreven worden. Daarin wordt elke fonologischemedeklinker door een letter weergegeven, en moet de lezer zelf als het ware deklinkers tijdens het lezen invullen. Voorbeeld: het oorspronkelijkeHebreeuwse alfabet enArabische alfabet. (Het moderne Hebreeuwse en Arabische alfabet maakt gebruik vandiakritische tekens om klinkers te noteren.)
Maar verreweg de meeste talen die gespeld worden, volgen hetfonologisch offonematisch principe, en gebruiken daarvoor eenalfabetisch schrift, waarbij iedere letter van het alfabet in principe een foneem weergeeft. In principe; zie echter § 2 en § 3 verder. Voorbeelden: hetFins en hetHongaars, het Nederlands ook grotendeels. Een dergelijke spelling zou eigenlijkfonologische offonematische spelling moeten heten. Maar behalve in de linguïstische vakliteratuur is die term weinig gebruikelijk.
Zowel in als buiten de vakliteratuur treft men vaak de termfonetische spelling aan. Deze term kan op verschillende manieren worden opgevat.
De populaire en daardoor wellicht meest gebruikelijke betekenis vanfonetische spelling is 'spelling die min of meer het equivalent is van een eenvoudige fonetischetranscriptie'. Kenmerken van een dergelijkefonetische spelling zijn:
Dit laatste punt volstaat om deze interpretatie van de termfonetische spelling als een duidelijk onwetenschappelijke interpretatie te beschouwen.
Er zijn echter ook andere interpretaties van de term "fonetische spelling" die wel wetenschappelijk bruikbaar zijn of waren, omdat ze duidelijk te definiëren zijn:
De rest van dit artikel zal zich beperken tot een bespreking van de fonologische spelling; dat is ook de term die verder gebruikt zal worden. De meeste voorbeelden komen uit het Nederlands.
Gezien deze problemen is het duidelijk dat een ideale fonologische spelling niet bestaat.
Het fonologisch principe van de meeste fonologische spellingen wordt bovendien doorkruist door allerlei andere factoren, waardoor er uitzonderingen in de fonologische spelling ontstaan. In wat volgt, wordt een aantal van deze factoren besproken.
Voor de meeste talen, waaronder alle cultuurtalen, wordt geen speciaal alfabet gemaakt. Ze worden geschreven met een aan een andere taal ontleend alfabet, dat dan meestal niet ideaal is voor de ontlenende taal. Zo heeft het Nederlands bv. het Latijnse alfabet ontleend. Dat was al op zichzelf geen ideaal alfabet voor het Latijn (het onderscheidde bv. niet de lange en de korte Latijnse klinkers en het had drie tekens voor de /k/:c als incanis 'hond',k als inKalendae 'eerste dag van de maand' enq als inquid 'wat'); en het had geen tekens voor flink wat Nederlandse klinkers, zoals die vanduur, dus, deur ende.
Heel veel talen hebben, zoals het Nederlands, te weinig lettertekens om al hun fonemen te kunnen weergeven. Ze gebruiken dan bijvoorbeeld:
Of ze berusten en laten één letter verschillende fonemen voorstellen, zoals de Nederlandsee, die soms /ɛ/ als inbel, soms /e/ en soms /ə/ voorstelt, die laatste twee allebei bijvoorbeeld inbever /bevər/.
Omgekeerd kan een alfabet overbodige tekens hebben, zoals dex in het Nederlands, die nooit één maar altijd twee fonemen voorstelt, /ks/. Nu wordt die alleen in leenwoorden gebruikt, maar vroeger ook in erfwoorden, zoals ineens coninx sone in deFerguut.
Vele spellingen maken tevens gebruik van het beginsel van de gelijkvormigheid. Zo ook de Nederlandse spelling: "Wij spellen een woord of woorddeel [technisch: eenmorfeem] zo veel mogelijk op dezelfde manier" (Groene Boekje, p. 16). Maar morfemen kunnen om allerlei redenen van gedaante veranderen, soms op manieren die voor de gewone gebruiker misleidend zijn, omdat er veranderingen optreden waarin fonemen allofonen krijgen die hetzelfde klinken als andere fonemen. Een goed voorbeeld hiervan is deauslautverhärtung. Die maakt dat de eindmedeklinkers van woorden alskrab, bad, leef (stam /lev/),luis (stam /lœyz/) endag (stam /dɑɣ/ voor wie de /ɣ/ heeft) klinken als resp. [p, t, f, s] en [x]. Voor de meeste taalkundigen zijn dit allofonen van /b, d, v, z/ en /ɣ/ en niet de fonemen /p, t, f, s/ en /x/. Voor hen zijn de [f] vanleef en de [s] vanluis dus inderdaad geen fonologische maar echte fonetische spellingen. Maar deze klanken worden geïnterpreteerd als /p, t, f, s/ en /x/ en sommigen zouden het dus natuurlijk vinden ze consequent alsp, t, f, s ench te schrijven, zoals het geval is bij z-s en v-f-paren maar inconsequent genoeg niet bij d-t en b-p-paren.[7]
Wie kan lezen, kan dat vlot dankzij zijn vertrouwdheid met het visuele beeld, in concreto de spelling, die hij waarneemt als hij leest. Wat gebeurt er wanneertaalverandering optreedt? De spelling kan dan de taalverandering volgen en zelf ook veranderen. Maar dat roept weerstand op bij al wie kan lezen en schrijven, gezien "het simpele ervaringsfeit dat zowel schrijven als lezen het gemakkelijkst en plezierigst is indien de woorden een vaste, vertrouwde aanblik hebben."[8] In de mate dat de spelling taalveranderingen echter niet volgt, houdt ze op fonologisch te zijn, ipso facto als de veranderingen fonologisch zijn.
Een duidelijk Nederlands voorbeeld is wat er gebeurd is met deMiddelnederlandse [i:]. Die veranderde bij de overgang naar hetNieuwnederlands in [ɛi][9]: Middelnederlandsli(j)den /li:dən/ werd Nieuwnederlandslijden /lɛidən/. Daarmee viel deze nieuwe klank samen met de al in het Middelnederlands bestaande /ɛi/, zoals inleiden. Ze behield echter een van haar Middelnederlandse spellingen,ij[10] en zo onderscheidt de Nederlandse spelling nog steedsei enij, hoewel de klanken die zij oorspronkelijk voorstelden, fonologisch al ongeveer 500 jaar geleden samengevallen zijn. — Tot voor kort had het Nederlands nog meer dergelijke onregelmatigheden, maar het spellingsonderscheid in open lettergrepen tussenee ene (heeten vs.nemen) en tussenoo eno (koolen 'groente' vs.kolen 'brandstof') en dat tussens ensch (pens vs.mensch) is het Nederlands in het midden van de 20e eeuw kwijtgeraakt.[11]
In talen met een lange literaire traditie leidt dit spellingconservatisme tot zeer onregelmatige "fonologische" spellingen als er vele taalveranderingen zijn opgetreden, zeker als er geen officiële instantie is die de spelling beregelt, zoals in het Angelsaksische taalgebied. De Engelse spelling is vooral daardoor extreem onregelmatig geworden.
De in deze paragraaf besproken oorzaken van uitzonderingen in fonologische spellingen leiden per definitie allemaal totetymologische spellingen, spellingen gebaseerd op feiten uit de vroegere taalgeschiedenis.
Bijontlening wordt de spelling van de ontleende woorden vaak niet aangepast. Als eenleenwoord fonemen bevat die niet in de ontlenende taal voorkomen, zou dat ook moeilijk, zo niet onmogelijk zijn. Maar onaangepaste spellingen van leenwoorden, al dan niet met leenfonemen, zijn per definitie niet-fonologische spellingen, en de onregelmatigheid kan groot zijn, zoals bv. de spelling van het Nederlandse leenfoneem /ɛ̃/ inmannequin, elektricien, daim ensouterrain.
Maar ook als de spelling aangepast zou kunnen worden (zoals bijvoorbeeld gebeurd is in 'seks' en 'antropoloog'), gebeurt dat dikwijls niet. Daarvoor zijn twee hoofdredenen. Een vreemde spelling kan een indicatie zijn van de brontaal van een ontlening: deth voor /t/ inthese, bijvoorbeeld, suggereert Griekse herkomst.[12] Dat is geen noodzaak — 'seks' en 'antropoloog' bewijzen het. Maar dergelijke etymologische spellingen hebben een zeker sociaal prestige, en dat wordt versterkt door de vaak gehoorde bewering dat het opgeven ervan de taal zou verarmen.[13] Het beginsel van de gelijkvormigheid gaat hoe langer hoe meer spelen bij internationalismen. Internationalismen zijn leenwoorden die in verschillende talen voorkomen met dezelfde etymologie en met ongeveer dezelfde spelling, zoalsliter, atheïsme, psychologie enquarantaine. Samen met de internationalisering van de westerse cultuur neemt ook veeltaligheid toe, en daarmee ook de weerstand tegen aangepaste spellingen van internationalismen:lieter, ateïsme, psiechologie enkarantaine zijn spellingen die vrijwel universeel afgewezen worden, omdat zij niet gelijkvormig zijn aan de internationaal bekende spellingen.
Spelling heeft als doel het weergeven van spraakklanken, maar een spelling, en met name eenalternatieve spelling, kan ook voor andere doeleinden gebruikt worden. Een paar voorbeelden:
Uit de voorbeelden is duidelijk dat deze alternatieve gebruiken van de spelling soms moeilijk of zelfs geheel niet te interpreteren zijn: wat bedoeldePaul van Ostaijen precies met zijn gebruik van de spelling-Kollewijn?