Sociologen bestuderenmensen en hungedrag in hunsociale omgeving, in relatie tot de heersendecultuur, de bestaande maatschappelijke structuren en aanwezigemachtsstructuren. Praktisch gezien betekent dat de bestudering van het dagelijkse leven van mensen en het functioneren van mensen in hun omgeving, sociale verbanden,gezinsstructuren,religieuze verbanden,wetten,normen en waarden,rolpatronen enculturele verbanden. Afgestudeerde sociologen werken bijvoorbeeld als onderzoekers in grote bedrijven en onderzoeksinstellingen, als journalisten, als beleidsmedewerkers, en in veel andere beroepen waarin zij de sociologische denkwijze en onderzoeksmethoden toepassen.
Sociologie is eensociale wetenschap, dat wil zeggen een wetenschap die de mens in zijn relatie tot anderen bestudeert. Deze tak van wetenschap staat tegenover denatuurwetenschappen die de wetten van de dode en de levendematerie onderzoeken. Sociologie is verwant aan wetenschappelijke disciplines alsgeschiedenis,aardrijkskunde,politicologie, vergelijkende cultuurwetenschappen,psychologie,filosofie,economie,antropologie,criminologie endemografie. Sociologie is een theoretisch-empirische wetenschap, die theorievorming combineert met empirische studies en experimenten. Zowel op vlak van theorie als op vlak van methodologie wordt ze echter gekenmerkt door eenpluralisme, dat wil zeggen: een veelvoud van theoretische benaderingen en methodologische insteken die naast elkaar gebruikt worden.[1]
Binnen de sociologie zijn er verscheidene theoretische denkrichtingen ('scholen'), sommige met een grote aanhang, andere met een aanhang van enkelingen. Deze diversiteit van theorieën kenmerkt de sociologie al vanaf het begin.
Een eerste twistpunt tussen verschillende scholen betreft de vraag of het individu de maatschappelijke structuren vormgeeft of dat het juist de maatschappelijke structuren zijn die het doen en laten van het individu bepalen. Dit staat bekend als detegenstelling tussen handelingsvermogen (agency) en structuur (structure).Max Weber bijvoorbeeld, een van de grondleggers van de sociologie, legt in zijn werk de nadruk op individuen en de achterliggende intenties van hun gedrag. Slechts vanuit de observatie van het individu kan men de bestaande sociale relaties begrijpen. Onder de noemer van deze zogeheteninterpretatieve sociologie kan men ook stromingen als defenomenologische sociologie, deetnomethodologie en hetsymbolisch interactionisme plaatsen.Daartegenover staatÉmile Durkheim, een andere grondlegger van de sociologie, die stelt dat de socioloog moet uitgaan vansociale feiten die het individu overstijgen. Deze sociale feiten hebben eendwingend karakter en gaan aan het individu vooraf. Wil men het gedrag van individuen verklaren, dan moet men met andere woorden kijken naar de aanwezige sociale feiten en structuren, en hoe deze het gedrag van het individu sturen. Binnen deze denkrichting vallen tevens het (structureel)functionalisme, desysteemtheorieën vanTalcott Parsons enNiklas Luhmann, en hetstructuralisme.
Een tweede breuklijn is die tussen sociologen diesociale cohesie en sociale orde benadrukken (harmoniemodel), en sociologen die juist maatschappelijke conflicten centraal stellen (conflictmodel). Tot de eerste groep behoren sociologen als Durkheim en Parsons, die de rol van gedeeldenormen en waarden en eencollectief bewustzijn benadrukken, bij het verklaren van desociale orde. Daar tegenover staan de aanhangers van deconflictsociologie die zich laten inspireren doorKarl Marx. Deze auteurs benadrukken de rol van asymmetrische (onevenwichtige) machtsrelaties binnen de maatschappij: hoe de sociale orde een product is vansociale reproductie (doorgeven van generatie op generatie) van die machtsrelaties en hoe er steeds conflicten ontstaan tussen de verschillende groepen binnen die samenleving. Ditconflictmodel kan worden toegepast op de verschillende economische klassen, zoals gebeurt bij Marx,Ralf Dahrendorf of deFrankfurter Schule, maar ook op maatschappelijke strijdvelden alsracisme ofvrouwenemancipatie waar auteurs alsStuart Hall ofJudith Butler over publiceren. Ookpostmoderne sociologen, alsZygmunt Bauman enJean Baudrillard, gaan uit van dit conflictmodel.
De laatste decennia zijn er pogingen gedaan om deze breuklijnen te overbruggen, en theorieën te ontwikkelen waarin zowelagency (individueel handelen) alsstructure (maatschappelijke omgeving), en consensus (harmonie) naast conflict, een plaats krijgen. Dit geldt bijvoorbeeld voorPierre Bourdieu, voor destructuratietheorie vanAnthony Giddens, voor de theorie van het communicatieve handelen vanJürgen Habermas en voor deactor-netwerktheorie vanBruno Latour. Vaak wordt erop gewezen datagency enstructure elkaar in zekere zin veronderstellen, dan wel dat de begrippen zelf problematisch zijn en opnieuw tegen het licht gehouden moeten worden.
Behalve de theoretische diversiteit is er binnen de sociologie ook sprake van verschillendemethodologieën, samengevat in twee hoofdgroepen: kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Aanhangers van kwantitatief onderzoek suggereren dat hun methodologie wetenschappelijker zou zijn dan kwalitatief onderzoek. Dezeframing van het methodologisch landschap is van recente datum[(sinds) wanneer?], oorspronkelijk stonden deze methodes naast elkaar. Andere auteurs benadrukken de gelijkenissen tussen beide benaderingen, en nog steeds wordt er op basis van een gerichte onderzoeksvraag een methodologie gekozen.[2]
Kwantitatief onderzoek maakt vooral gebruik vanstatistiek. De sociologische statistiek gebruikt grotedatabases, zoalsEurobarometer ofPISA, om sociologisch-wetenschappelijkehypothesen te testen. Deze gegevensbanken bevatten de resultaten van grootschaligesteekproeven die een uitgebreide reeksvariabelenmeten. Via statistiek kan men dan onderzoeken of er bepaaldesignificante verbanden bestaan tussen bepaalde variabelen, bijvoorbeeld via eenregressie-analyse. Er moet steeds theoretisch beargumenteerd worden waarom een bepaalde steekproef van de databank geschikt is voor het onderzoek en of men best eenlongitudinale of dwarsdoorsnede-studie maakt. Ookdatareductie, het reduceren van een grote hoeveelheid gegevens tot een kleiner aantal kernvariabelen, wordt veel toegepast, bijvoorbeeld in dehoofdcomponentenanalyse,redundantieanalyse,correspondentieanalyse en defactoranalyse. Tegenwoordig zijn er computerprogramma's die veel van het rekenwerk overnemen, zoalsSPSS,SAS of CANOCO.
Problemen die zich voordoen bij kwantitatief onderzoek zijn zaken alsnon-respons,ruis,statistische fouten of een bepaalde gekleurde selectie van respondenten (selection bias). Zulke problemen zijn gelinkt met de vraag in welke mate de steekproef die men heeft genomen wel echt representatief is voor de populatie waarover men uitspraken wil doen. Verbonden daarmee kan men ook steeds de vraag stellen of wel alle relevantevariabelen opgenomen zijn. Daarnaast zijn er meer fundamentele bezwaren, zoals de vraag in hoeverre men alle relevante data kan omzetten inkwantitatieve data (waar men een getal op kan plakken).
Kwalitatief sociologisch onderzoek heeft zijn eigen methodologische vraagstukken. Zo dringt zich hier nog sterker de vraag op of de steekproef wel representatief is: de vraag of men de resultaten van de steekproef kanveralgemenen.Kwantitatief onderzoek selecteert zijn respondenten op willekeurige basis, waardoor het op basis van de wetten van dekansverdeling representatief is. Binnenkwalitatief onderzoek is de steekproef te klein om statistisch representatief te zijn. Om dit bezwaar te verhelpen kan de sociologische onderzoeker kiezen voor een theoretisch gefundeerde steekproef, waar men de respondenten weliswaar actief selecteert, maar op theoretisch verantwoorde gronden. Bovendien zijn er technieken om kleuring van respondentselectie tegen te gaan, zoalsrandom walk. Vervolgens is er het probleem van de interpretatie van kwalitatieve data, die uiteenlopender en minder duidelijk zijn dan kwantitatieve data. Kwalitatief onderzoek is (net als kwantitatief onderzoek) wetenschappelijk, als de interpretatie door de aanvankelijke onderzoeker van de datagereproduceerd kan worden door andere onderzoekers. Een correcte interpretatie door de aanvankelijke onderzoeker zorgt ervoor dat latere onderzoekers, die dezelfde data onderzoeken, tot dezelfde conclusie zouden moeten komen. Om aan deze vraagstukken tegemoet te komen bestaat er voor kwalitatief onderzoek assisterende software, zoals Tosmana (voorqualitative comparative analysis - QCA), enNVivo (om teksten te coderen).
Aangaande de methodologie zijn er verzoeningspogingen gedaan en er zijn genoeg onderzoekers die beide methodologische insteken combineren. Vaak wordt dit samengevat onder de noemer vanmixed methods research. Men probeert dan de zwaktes van beide insteken te compenseren door zowel representativiteit alsook diepgang en begrip van de context na te streven.
Binnen een relatief korte tijdsperiode is de discipline sterk uitgebreid en gediversifieerd, zowel thematisch alsmethodologisch, met name als gevolg van de vele reacties tegenempirisme. Een van de historische sleutelproblemen van de sociologie[4] is het debat over de relatie tussen structuur en handelen, in het Engelsstructure and agency. Hedendaagse sociale theorie is er meer naar geneigd te pogen om deze dilemma's met elkaar te verzoenen. Met de komst van hetpostmodernisme is er een toename van zeer geabstraheerde theorieën gezien, en daarnaast zijn nieuwe kwantitatieve methoden voor gegevensverzameling naar voren gekomen, die dienst kunnen doen als gemeenschappelijke instrumenten voor overheden, bedrijven en organisaties.
Sociaal-wetenschappelijk onderzoek is voortgekomen uit de sociologie maar heeft inmiddels een zekere mate van autonomie verworven, daar beoefenaars van andere disciplines zich daar ook in verdiepen. Het begripsociale wetenschappen is opgekomen als overkoepelende term voor de verschillende disciplines, die de maatschappij of de menselijke cultuur bestuderen.
J.A.A. van Doorn,Moderne sociologie en analyse. Utrecht, Het Spectrum, 1968, 9e druk
J.J. van Hoof,J.A.A. van Doorn en de Nederlandse sociologie: de erfenis, het debat en de toekomst. Amsterdam, Pallas Publications, 2010
Kees Schuyt,Steunberen van de samenleving: sociologische essays. Amsterdam, Amsterdam University Press, 2009
Jan Vranken, Erik Henderickx, Geert Van Hootegem,Het speelveld, de spelregels en de spelers: handboek sociologie. Leuven / Den Haag, Acco, 2017
Jurre van den Berg, Marcel Ham, Rie Bosman, Godfried Engbersen (red.),Raadselen van de maatschappij: honderd jaar sociologie in Nederland. Amsterdam, Van Gennep, 2022
Kees Schuyt,Begrensde tolerantie: over verdraagzaamheid, onverdraagzaamheid en het ondraaglijke. Amsterdam, Boom, 2023
Bronnen, noten en/of referenties
↑Laermans, R. (2012)De maatschappij van de sociologie. Amsterdam: Boom.
↑King, G.,Keohane, R. O.,Verba, S. (1994).Designing Social Inquiry - Scientific Inference in Qualitative Research. Princeton: Princeton University Press.
↑Harriss, J. (1922). "The Second Great Transformation? Capitalism at the End of the Twentieth Century". In Allen, T. and Thomas, Alan (red.)Poverty and Development in the 21st Century. Oxford University Press, Oxford. p.325.
↑Tacq, J. (red.) (2003).Het oeuvre van Pierre Bourdieu. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. p. 41