Movatterモバイル変換


[0]ホーム

URL:


Naar inhoud springen
Wikipediade vrije encyclopedie
Zoeken

Sociaalliberalisme

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Liberalisme

Varianten

Nationaal-liberalisme
Conservatief-liberalisme
Economisch liberalisme
Klassiek liberalisme
Libertarisme
Neoliberalisme
Sociaal-liberalisme

Ideologen

John Locke
Adam Smith
Alexis de Tocqueville
David Hume
Robert Nozick
John Stuart Mill
Ludwig von Mises
Isaiah Berlin
Karl Popper
John Rawls
Milton Friedman

Portaal Portaalicoon Politiek

Sociaalliberalisme,progressief liberalisme,links liberalisme,vrijzinnig links ofvrijzinnig liberalisme is een substroming binnen hetliberalisme die ervan uitgaat dat deoverheid een taak kan hebben in de bevordering van de vrijheid van de burgers. Het sociaalliberalisme gaat in tegenstelling totsocialistisch geïnspireerd gedachtegoed uit van hetindividu.

Men is niet eenduidig in het aanduiden van deze stroming, zo worden de termensociaalliberaal,vrijzinnig-democratisch,links-liberaal enliberaal-democratisch door elkaar gebruikt.

Historisch

[bewerken |brontekst bewerken]

In de tweede helft van de 19e eeuw, ten tijde van deindustrialisatie, beleefde het liberalisme zijn hoogtijdagen. Maar toen de liberalen in die periode de macht kregen, raakten zij verdeeld. Uit de oudste stroming, deklassiek-liberale, daterend uit de 17e eeuw, ontstond deconservatief-liberale stroming en een tijd later in de 19e eeuw, de sociaalliberale stroming.

Het klassiek-liberalisme gaat enkel uit van de zogeheten 'negatieve rechten', bestaande uit individuele rechten en hetnatuurrecht. Dit houdt in dat de overheid individuen uit de maatschappij beschermt tegen moord, diefstal, fraude en dergelijke door medeburgers. Hiernaast bieden deze rechten waarborging tegen invloed van de overheid in het privéleven van burgers. De taken van de overheid beperken zich dus tot politie, defensie en justitie. Overheidsinterventie in de economie eninkomensherverdeling worden door de klassiek-liberalen dan ook sterk afgewezen. De ideologie gaat ervan uit dat bij een beperkte overheid een samenleving pas echt tot bloei kan komen. Heteigendomsrecht is dan ook de kern van deze vorm van liberalisme met het idee dat echte individuele vrijheid niet kan bestaan wanneer eigendomsrechten niet worden gerespecteerd.

Het progressief liberalisme gaat naast de 'negatieve rechten' ook uit van de zogeheten 'positieve rechten', waarbij de overheid actief ingrijpt in de economie en in het leven van individuen. Deze stroming gaat ervan uit dat alle individuen een bepaalde mate van inkomen, scholing en gezondheid nodig hebben om in vrijheid te kunnen leven. De klassiek-liberalen en in mindere mate de conservatief-liberalen zijn hier tegen omdat het geld wat de overheid schenkt aan burgers altijd afkomstig is van een andere burger. In de ogen van het klassiek-liberalisme is dit dan ook een contradictie, omdat de vrijheid van het ene individu wordt geschonden voor de vrijheid van een ander individu. De progressieven achten de positieve vrijheid van het individu belangrijker dan de negatieve vrijheid, doordat het een ten koste gaat van het ander. In deze rol van democratie is er dus ook een rol weggelegd voor de overheid op het gebied van inkomensherverdeling. Op dit punt verschillen de progressief liberalen maar weinig van de sociaaldemocraten.[1] Hiernaast maakten de progressief liberalen zich ook sterk voor het kiesrecht voor de minima en vrouwen.

De stroming werd bekend onder de naamradicaal-liberalisme, ook wel het progressief liberalisme genoemd. Internationaal wordt hij onder meer vertegenwoordigd doorThomas Hill Green en Hobson. In Nederland komt deze stroming tot uiting in deRadicale Bond en haar opvolger, deVrijzinnig-Democratische Bond (VDB). Dankzij de VDB kent Nederland sinds 1919 hetvrouwenkiesrecht. Ook legt de partij de grondslag voor het stelsel vansociale zekerheid.

Ook in België ontstond op het einde van de 19de eeuw dit progressieve liberalisme. Van 1887 tot 1900 splitsten de zogenoemde 'progressistes' zich af van de traditionele liberale partij. Hun leider wasPaul Janson die onder meer sociale wetgeving uitlokte, nog voor dat desocialisten die taak op zich namen. De progressief liberalen waren ook een belangrijke stem in het debat rond de Belgische overname van de Kongo-Vrijstaat. Een van de hevigste critici van het gevoerde koloniale beleid, onder leiding van Leopold II, wasGeorges Lorand.[2]

Nederland

[bewerken |brontekst bewerken]

In Nederland verklaardeD66 zich in 1998 tot sociaalliberale partij.[3] In de loop der tijd zijn ook andere progressief-liberalen actief geworden: in oktober 2005 werdDeZes opgericht, in augustus 2006 deLiberaal Democratische Partij (LibDem) en in 2020Splinter. OokVolt Nederland wordt sinds haar oprichting in 2018 gezien als een sociaalliberale partij.

DeVVD kent zowel eenconservatief-liberale vleugel (met onder anderenHans Wiegel enFrits Bolkestein) als een sociaalliberale vleugel die onder andere wordt vertegenwoordigd doorJeanine Hennis-Plasschaert enJozias van Aartsen.

Samenwerking tussen centrumlinkse sociaaldemocraten en centrumrechtse liberalen in de vorm van een zogehetenPaars kabinet is niet ongezien in de Nederlandse geschiedenis. Vaak was dit met de progressief-liberaleD66 als bindmiddel in onderhandelingen. In Duitsland gebruikt men om een dergelijk kabinet aan te duiden niet de kleur paars, maar spreekt men van "rot-gelb" (rood-geel).

België

[bewerken |brontekst bewerken]

Tot 2009 werd het progressief liberalisme in Vlaanderen onder meer vertegenwoordigd door deSociaal-Liberale Partij (voorheen Vlaams Progressieven, opgericht als Spirit). Spirit ontstond in 2001 na de splitsing van deVolksunie uitde toekomstgroep, het progressieve deel van de VU. Eind 2009 fuseerde de partij echter metGroen!. Tegenwoordig is het progressief liberalisme niet langer vertegenwoordigd in het federaal of het Vlaams parlement, al kan men hierbij wel opmerken dat er binnenOpen Vld een groot deel ook progressief liberaal is, met vertegenwoordigers alsDirk Verhofstadt,Mathias De Clercq enJean-Jacques De Gucht.

Ook in België ziet men de formulepaars kabinet opduiken in de geschiedenis.

Op syndicaal vlak beroepen de liberale vakbondenACLVB enVSOA zich op het sociaalliberalisme.Liberales is dan weer een onafhankelijke progressief-liberaledenktank die zich hoofdzakelijk richt op de VLD.

Er bestaat ook de politieke jongerenorganisatie, die sinds de fusie van SLP met Groen! een eigen, onafhankelijke koers vaart.

Duitsland

[bewerken |brontekst bewerken]

In de 19e eeuw ontstonden inDuitsland verscheidene progressief-liberale partijen(Linksliberalismus). De eerste partij in moderne zin in Duitsland, de in 1861 opgerichteDeutsche Fortschrittspartei (Duitse Vooruitgangspartij), was een progressief-liberale partij. De rechtervleugel scheidde zich in 1867 onder de naamNationalliberale Partei van de Fortschrittspartei af. In 1884 verenigden de Fortschrittspartei en deLiberale Vereinigung (een afsplitsing van de Nationalliberale Partei) zich tot deDeutsche Freisinnige Partei die met harde hand werd bestuurd door dr.Eugen Richter. Het Duitse progressief-liberalisme onderscheidde zich in die fase sterk van het progressief-liberalisme in ander landen, omdat de progressief-liberalen onder Richter scherpt gekant waren tegen iedere vorm van overheidsingrijpen in het economische en sociale leven. Hiermee stond de Deutsche Freisinnige Partei ook lijnrecht tegenover de conservatief-liberalen in eigen land die, anders dan de conservatief-liberalen elders inEuropa, juist voorstander waren van overheidsingrijpen op economisch en sociaal vlak. Zo waren de behoudendenationaal-liberalen voorstander van importheffingen, het beperken van devrijhandel en de uitbouw van sociale voorzieningen. Dit betekende niet dat de progressief-liberalen onder Richter anti-sociaal waren of zich nauwelijks zouden bekommeren om het lot van de minderbedeelden: de progressief-liberalen in Duitsland zetten zich in voor coöperaties, vakverenigingen en landhervormingen. Op staatkundig gebied onderscheidden de negentiende-eeuwse progressief-liberalen zich van de conservatief-liberalen van de NLP doordat zij voorstander waren van de invoering vanalgemeen kiesrecht en de democratisering van de staat. Richter en de andere progressief-liberalen onderscheiden zich positief van de conservatief- en nationaal-liberalen door hun inzet voor de emancipatie vankatholieken enjoden. Antisemitisme werd beslist afgewezen door de progressief-liberalen. In 1893 volgde deFreisinnige Volkspartei de Deutsche Freisinnige Partei op; van de nieuwe partij werd Richter opnieuw de onbetwiste leider.

In 1896 richtte de domineeFriedrich Naumann deNationalsozialer Verein op. Deze partij was gematigd progressief-liberaal georiënteerd, maar ookchristelijk-sociaal en nationalistisch. Anders dan de Freisinnige Volkspartei bepleitte Naumann overheidsingrijpen om de armoede te beteugelen. Hiermee hoopte Naumann arbeiders ervan te weerhouden om hun steun te verlenen aan de opkomendesociaaldemocratie. De Nationalsozialer Verein was echter maar ten dele progressief-liberaal te noemen en legde vaak meer de nadruk op het bijzonder karakter van het Duitse volk en trok ook allerlei min of meer antisemitisch gekleurde typen aan. In 1903 ging de Nationalsozialer Verein ter ziele.

Aan het begin van de 20e eeuw kwam er een kentering binnen de Freisinnige Volkspartei toen een groep jongere partijleden zich een voorstander betoonde van een bescheiden staatsingrijpen op sociaal gebied. Zolang Richter de leider was van de Volkspartei bleef men echter vasthouden aan de klassiek-liberale koers. Daar kwam evenwel verandering in toen na het overlijden van Richter in 1906 de koers van de partij werd verlegd. In 1910 fuseerden de Freisinnige Volkspartei en enkele andere liberale partijen tot deFortschrittliche Volkspartei. Deze partij was meer geneigd om in het economisch leven in te grijpen, maar bleef toch vooral de nadruk leggen op zelfredzaamheid, coöperaties en dergelijke. Over het algemeen bleef de Fortschrittliche Volkspartei een vrijhandelspartij.

De Fortschrittliche Volkspartei ging na deEerste Wereldoorlog op in deDeutsche Demokratische Partei (DDP), een links-liberale partij, die tijdens deWeimarrepubliek deel uitmaakte van de meeste coalitieregeringen. Tegenstrever van de DDP was de nationaal-liberaleDeutsche Volkspartei vanGustav Stresemann. De DDP fuseerde in 1930 met de rechts-nationalistischeJungdeutscher Orden tot deDeutsche Staatspartei, die na de machtsovername doorAdolf Hitler in 1933 samen met de andere politieke partijen werd verboden.

In deperiode tussen de wereldoorlogen in ontwikkelden de economenAlexander Rüstow,Wilhelm Röpke,Walter Eucken,Leonhard Miksch enLudwig Erhard een nieuwe vorm van sociaalliberalisme dat aanvankelijk bekendheid verwierf onder de naam "neo-liberalisme"[4], maar later bekend werd als hetordoliberalisme. Deze vorm van sociaalliberalisme is primair gericht op de economie: vanuit het besef dat markten niet vanzelf ontstaan en door overheden moeten worden gecreëerd en gereguleerd, door het scheppen van rechtszekerheid, contractvrijheid en andere randvoorwaarden(sociaal) voor vrije concurrentie(liberaal). Röpke, en in zijn kielzog zijn geestverwanten, waren sterk ervan overtuigd dat een vrije markteconomie eerder verwoestend en onmenselijk is, tenzij (staats)interventie een rol van betekenis speelt. Een markteconomie die zich aan ethische spelregels houdt, zal daarentegen een zegen voor de mensheid zijn. Bij Röpke vormden richtlijnen voor het ethische handelen de traditionele deugden die het algemeen belang voor ogen hielden("Ehrbarer Kaufmann")[5]. Erhard en andere ordoliberalen zijn de grondleggers van desociale markteconomie of het "Rijnland-model." Erhard, Röpke en Rüstow hebben hun economische leer beschouwd als een vorm van sociaalliberalisme.[6][7]. Het sociaalliberale karakter van het ordoliberalisme is vrijwel uitsluitend gericht op de economische ordening, het voorzien van het liberale economische denken van een ethische bedding. Het hield zich niet bezig met maatschappelijke vraagstukken als emancipatie, gelijkheid e.d. vraagstukken waarin het progressief liberalisme wel in is geïnteresseerd. Het sociaalliberalisme van de ordoliberalen is ook volledig losgekoppeld van alle andere vormen van liberalisme, zoals politiek liberalisme, cultureel liberalisme e.d. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat politiek ideologische achtergrond van de ordoliberalen heel divers is: Erhard, Röpke en Rüstow waarin liberaal(-conservatief)[8], Miksch was een sociaaldemocraat enAlfred Müller-Armack was christendemocraat.

Na deTweede Wereldoorlog werd besloten om één liberale partij op te richten waarin zowel vooruitstrevende als behoudende liberalen zich thuis zouden voelen. Deze partij kreeg de naamFreie Demokratische Partei (FDP), die nog altijd bestaat. Binnen deze partij vormen de progressief-liberalen een minderheid. Tijdens de jaren zestig en zeventig domineerden zij voor korte tijd de FDP en werd een links-liberaal program, deFreiburger Thesen getiteld, aangenomen. Aan het einde van de jaren zeventig kwam er alweer een einde aan de invloed van de progressief-liberalen en werd een meer traditioneel liberaal programma voor de FDP aanvaard.

In Duitsland verkiest men de term "links"-liberaal als een ideologische aanduiding. Van 1969 tot 1982 vormden de liberalen een regering met de sociaaldemocraten en werden de zogenaamde"Sozialliberale Kabinetten" genoemd. Sociaalliberaal is dus een verwijzing naar type coalitie. Dit omhelst wat men in Nederland en Belgiëpaars kabinet noemt.

Verenigd Koninkrijk

[bewerken |brontekst bewerken]

Het Britse sociaalliberalisme ontstond aan het einde van denegentiende eeuw en kreeg daar de naamNew Liberalism ("Nieuw Liberalisme"). HetNew Liberalism werd naast het klassieke liberalisme de voornaamste stroming binnen deLiberal Party. HetNew Liberalism putte veel inspiratie uit de theorieën van intellectuelen alsT.H. Green,L.T. Hobhouse enJohn A. Hobson. De liberale regeringen vanSir Henry Campbell-Bannerman (1905-1908),H.H. Asquith (1908-1916) enDavid Lloyd George (1916-1922). De Britse sociaalliberalen waren onderling sterk verdeeld in de mate van overheidsingrijpen.

Sociaalliberale partijen

[bewerken |brontekst bewerken]

Een overzicht van sociaalliberale partijen:

Opvattingen binnen het sociaalliberalisme

[bewerken |brontekst bewerken]

Het hedendaagse progressief liberalisme heeft een aantal kenmerken:

  • Bescherming van burgervrijheden
  • Een gemengde economie
  • Sociale voorzieningen die individuele ontplooiing mogelijk maken
  • Toegankelijk onderwijs en gezondheidszorg
  • Aandacht voor duurzaamheid en dierenwelzijn
  • Progressieve opvattingen over ethische kwesties, zoals homohuwelijk, euthanasie, abortus, prostitutie en drugsbeleid
  • Constitutionele hervormingen ten bate van democratisering
  • (In Europa) Voorstander van Europese integratie
  • Versterking van het internationaal recht (multilateralisme) en mensenrechten

Sociaalliberale filosofen

[bewerken |brontekst bewerken]

Belangrijke progressief-liberale filosofen zijn onder anderenThomas Hill Green,John Stuart Mill,Isaiah Berlin,John Rawls,Richard Rorty,Karl Popper enAmartya Sen.

Zie ook

[bewerken |brontekst bewerken]
Bronnen, noten en/of referenties
  1. Klassiek-liberalisme en sociaal-liberalisme, Frédérick Bastiat Stichting, geraadpleegd op 10 januari 2013
  2. Nathan LAUWERS, Georges Lorand (1860-1918): een transnationale progressieve liberaal, Brussel, 2018.
  3. Dennis Hesseling enHerman Beun:Sociaal-liberalisme, pragmatisme en radicale democratisering: het d66-debat, blz. 150-151
  4. Het hedendaagse neo-liberalisme van de "Chicago boys" is zo ongeveer het tegengestelde van wat Rüstow, Röpke e.d. voor ogen hadden. Dit geeft maar weer aan hoe terminologie aan verandering onderhevig is.
  5. De gedachte van de brave koopman/middenstander die zich in zijn handel en wandel altijd laat leiden door (christelijke en klassieke) deugden(conservatief) en in goede verstandhouding leeft met zijn werknemers; vgl.corporatisme. Kortom, hij handelt niet slechts uit eigen belang(liberalisme) maar houdt altijd het algemeen belang(sociaal) voor ogen.
  6. Ludwig Erhard:Franz Oppenheimer, dem Lehrer und Freund, inLudwig Erhard Gedanken aus fünf Jahrzehnten, Reden und Schriften, uitgegeven door Karl Hohmann,Düsseldorf 1964, p. 861
  7. Alaxander Rüstow:Die Religion der Marktwirtschaft,Münster 2001, p. 50
  8. Erhard was bondskanselier namens deCDU, maar naar later bleek nooit lid van deze partij.
·Overleg sjabloon ·Sjabloon bewerken
Politieke stromingen

extreemlinks ·radicaal-links ·links ·centrum ·rechts ·radicaal-rechts ·extreemrechts
confessionalisme ·christendemocratie ·conservatisme ·neoconservatisme ·paleoconservatisme ·islamisme
liberalisme ·klassiek liberalisme ·economisch liberalisme ·conservatief-liberalisme ·progressief liberalisme ·neoliberalisme ·libertarisme ·groenliberalisme ·geoïsme
anarchisme ·syndicalisme ·feminisme ·ecologisme ·ecofascisme ·agrarisme ·progressivisme
marxisme ·communisme ·trotskisme ·leninisme ·stalinisme ·maoïsme ·socialisme ·sociaaldemocratie ·communitarisme
populisme ·fortuynisme ·solidarisme ·nationalisme ·linksnationalisme ·fascisme ·nationaalsocialisme

Overgenomen van "https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Sociaalliberalisme&oldid=68823680"
Categorieën:

[8]ページ先頭

©2009-2025 Movatter.jp