Na het uit elkaar vallen van deSocialistische Federale Republiek Joegoslavië werd de resterende federatie van Servië en Montenegro in 1992 opnieuw samengesteld totFederale Republiek Joegoslavië (FRJ), ook welKlein-Joegoslavië genoemd. DeVerenigde Naties en vele individuele staten (vooral de Verenigde Staten) hadden geweigerd om het land als de opvolger van het vroegere Joegoslavië te zien, hoewel zij het vormen van een staat goedkeurden. Dit was toe te schrijven aan deJoegoslavische oorlogen. De FRJ werd ook ontheven van een aantal internationale instellingen wegens zijn rol in de oorlogen. Het werd definitief weer toegelaten tot de Verenigde Naties in 2000 na verscheidene jaren van opschorting.
In 2002 kwamen Servië en Montenegro met een nieuwe overeenkomst betreffende voortdurende samenwerking die, door een aantal veranderingen, het eind van de naam Joegoslavië betekende. Op 4 februari 2003 creëerde het federale parlement van Joegoslavië eengemenebest, Servië en Montenegro. De Montenegrijnen kregen van deVerenigde Naties de mogelijkheid om na drie jaar een volksraadpleging te houden om deze unie voort te zetten of te kiezen voor onafhankelijkheid.
Op 21 mei 2006 werd in Montenegro een referendum gehouden waarin de bevolking kon kiezen of Montenegro een onafhankelijk land zou worden of dat het deel zou blijven uitmaken van de Servisch-Montenegrijnse confederatie. De Verenigde Naties hadden bepaald dat de keuze breed onder de bevolking gedragen moest zijn, en dat daarom minstens 55% van de bevolking vóór moest stemmen bij een opkomst van minstens 50%. Uiteindelijk stemde 55,5% van de Montenegrijnen vóór onafhankelijkheid met een opkomst van 86,49%.
Het Montenegrijnse parlement moest binnen vijftien dagen na het bekendmaken van de uitslag een wet aannemen die de uitslag respecteerde en binnen zestig dagen naar de uitslag handelen. Op 2 juni 2006 meldden Montenegrijnse media echter dat het parlement al op 3 juni de onafhankelijkheid zou uitroepen. Dit gebeurde inderdaad op 3 juni om 20.00 uur enMontenegro werd daarmee de 193e soevereine staat op de wereld. De confederatie Servië en Montenegro hield daarmee op te bestaan. Servië is internationaalrechtelijk deopvolgerstaat, dat wil zeggen dat alle met de confederatie gesloten verdragen naar Servië overgingen. Servië nam daarmee onder meer de ambassades en de zetel bij deVerenigde Naties over.
Servië en Montenegro had een grotere variatie van bevolking dan de meeste andere Europese landen. De drie grootste etnische groepen waren deServiërs (62,3%),Albanezen (meestal Ghegs) (16,6%) enMontenegrijnen (5%), volgens de telling van1991. Het land kende ook een aanzienlijke bevolking vanHongaren,Roma,Bulgaren,Macedoniërs,Roemenen en andereOost-Romaanse volkeren (waaronderAroemenen,Megleno-Roemenen enVlachen), en een tal van andere Slavische volkeren:Bosniakken,Kroaten,Bunjevci,Šokci,Gorani,Janjevci,Rusins,Slowaken, SlavischeMoslims enJoegoslaven. In Kosovo had het land verderTurkse volkeren (meestalGagaoezen enSeljukken). Ook waren er een aantal burgers die hun nationaliteit alsEgyptisch enAshkali beschouwen. Deze twee werden eerder beschouwd als deel vanRoma die van overtuiging zijn dat zij uit huidig Egypte enIsraël komen. Het grootste deel van de diversiteit van etnische groepen leefde in de regio's Kosovo en Vojvodina, waar vooral de kleinere aantallen van andere minderheidsgroepen konden worden gevonden.Kosovaarse Albanezen waren er veel in Kosovo, maar hebben ook kleine bevolkingsaantallen in de stedenPreševo enBujanovac in Centraal Servië, en in het zuidoosten van Montenegro (stadUlcinj). De vele Bosniakken leefden in het gebiedSandžak op de grens tussen Servië en Montenegro.
Totale bevolking van Servië en Montenegro: 10.019.657