HetSaterfries is eenFriese taalvariant die nog gesproken wordt door een minderheid van de inwoners vanSaterland binnenNedersaksen. De eigenbenaming isSeeltersk; in Duitsland wordt de taal aangeduid alsSaterfriesisch ofSaterländisch.[1]
Het Saterfries is het enige overblijfsel van hetOosterlauwers Fries, dat tot het einde van de middeleeuwen in deOmmelanden vanprovincie Groningen en het graafschapOost-Friesland gesproken werd. Met het teloorgaan van deFriese vrijheid en het door handelscontacten 'versaksischen' van destad Groningen gingen ook deOmmelanden en de Oost-Friese streken gaandeweg van het Fries over op hetNedersaksisch, maar op een paar afgelegen plaatsen kon het zich handhaven. Een van die plaatsen was het Saterland, een zandeiland in een moeilijk doordringbaar veengebied. Ook op andere min of meer afgezonderde plaatsen hielden varianten van het Fries zich langer staande, zoals hetHarlingerlandfries, hetWurstfries en hetWangeroogs, dat tot in detwintigste eeuw heeft bestaan en merkwaardig genoeg het langst werd gesproken in een kolonie van eilanders op het vasteland (Neu Wangeroge). Dat het Saterlands het het langste uithield vindt een oorzaak in het geografisch en godsdienstig isolement. Naast het Lutherse en hervormd-Calvinistische Oost-Friesland vormde Saterland een rooms-katholieke enclave behorende tot hetbisdom Münster.
Het Saterfries wordt, eventueel samen met de bovengenoemde uitgestorven varianten, ook welOostfries genoemd. Hier wordt deze term echter gereserveerd voor het Nedersaksische dialect dat men in Oost-Friesland spreekt, juist zoalsWestfries in Nederland gewoonlijk naar eenstreektaal in Noord-Holland verwijst, niet naar hetWesterlauwers Fries.
De taal was tot dejaren 50 nog gebruikelijk in het Saterland.Nederduits nam al aan het einde van de 19de eeuw als omgangstaal toe, en werd afgelost doorHoogduits na deTweede Wereldoorlog. Een verzwakking van de oude taalgemeenschap was de emigratie van Saterlanders. Vluchtelingen uit dedoor Polen geannexeerde Duitse gebieden die in het Saterland werden ondergebracht, versterkten de positie van hetHoogduits en zij spraken in die taal met de Saterlanders. In de loop van dejaren 90 begon de belangstelling voor het Saterfries weer op te leven: sommige ouders begonnen hun kinderen weer in het Saterfries op te voeden en stuurden hun kinderen naar scholen waar ze de taal als schoolvak leerden. Ook kreeg Saterfries een officiële status in die zin dat er tweetaligeplaatsnaamborden verschenen. Het bleef beperkt tot deze symbolischetweetaligheid.
Het Saterfries wordt nog door een beperkt aantal mensen gesproken; schattingen lopen uiteen van circa 900 (in hetUnesco Red Book of Endangered Languages) tot een paar duizend. De meeste sprekers zijn vijftigplussers. Emigranten worden hierbij niet meegerekend. In 2001 werd het aantal nog geschat op 5000, met een grote onzekerheidsmarge.[1]
Het Saterfries is een Friese taal die verwantschap heeft met hetWesterlauwers Fries. Die verwantschap is soms overduidelijk in het woordbeeld aanwezig, maar meestal moet ze beredeneerd worden aan de hand vanklankwetten en hetOudfries. De talen zijn dan ook onderling niet verstaanbaar, zodat het weinig zin heeft te spreken van één Friese taal, en dat geldt ook voor deNoord-Friese dialecten, die nog veel verder verwijderd zijn van zowel het Westerlauwers Fries als het Saterfries. Het Saterfries heeft ook invloed ondergaan van het omringendeNedersaksisch.
Het Saterfries heeft, in tegenstelling tot het Westerlauwers Fries, drie woordgeslachten. De lidwoorden schikken zich naar het geslacht van hun zelfstandige naamwoord:Di Mon,ju Fauene,dät Diert,doo Bäidene ("de man, het meisje, het dier, de kinderen"). De gewone meervoudsuitgangen zijn-e voor mannelijk en onzijdig en-en voor vrouwelijk, net als in het (Neder-)Duits. Er is een rudiment bewaard gebleven van dederde envierde naamval (lidwoorddän voor het mannelijk, overige geslachten geen verschil).
Dewerkwoorden worden bij benadering zo vervoegd als in het Westerlauwers Fries, inclusief de twee klassen van zwakke werkwoorden (op-e en op-je). Een bijzonderheid is dat de derde persoon enkelvoud op-d uitgaat.
Detelwoorden kennen een kleine bijzonderheid: de getallen één, twee en drie hebben aparte vormen voor vrouwelijk en onzijdig enerzijds en mannelijk anderzijds (1:een/aan; 2:twoo/twäin; 3:t(r)joo/träi).
Doordat de Saterlanders altijd onder elkaar zijn gebleven, verschillen de spraken van de dorpenScharrel (Schäddel),Ramsloh (Roomelse) enStrücklingen (Strukelje) niet zeer veel van elkaar. De verschillen blijven beperkt tot de realisatie van een aantal tweeklanken (bijvoorbeeldäi oföi) en een zeer beperkt aantal woorden. InSedelsberg, het vierde dorp uit de gemeente, wordt amper Saterfries gesproken - dit is namelijk een kolonie van na de Tweede Wereldoorlog gevluchtePommeren, die vanoudsNederduits spraken.
Het Saterfries werd voor het eerst onderzocht door ene Detten, die in 1798 een woordenlijstje publiceerde. In denegentiende eeuw richtten meer onderzoekers zich op de taal, waaronder de Nederlandse Friezen De Haan Hettema en Posthumus.[2] Veel van deze onderzoekers tekenden volksverhalen op. Sinds dejaren 60 wordt het onderzoek naar de taal gedomineerd door de NederlanderPyt Kramer, die onder meer een woordenboek publiceerde en zich tegenwoordig ook op het internet met de taal bezighoudt.
In dejaren 30 werd doorGesina Lechte-Siemer een voorzichtig begin gemaakt met literatuur in deze taal. De literatuur blijft echter beperkt tot streektaalrubrieken in een regionaal dagblad en daaruit samengestelde boekjes.Margaretha Grosser uit Ramsloh is nog steeds een bekende naam.
- 1
- Seeltersk is ne Wäästgermaniske Sproake, ju fon soowät 2200 Moanskene boald wäd in Seelterlound in dät Wääste fon Ooldenbuurich (Niedersachsen), sun 50 km uur dät holloundske Scheed.
- 2
- Saterfries:Die Wänt strookede dät Wucht uum ju Keeuwe un oapede hier ap do Sooken.
- Noord-Fries (Mooring):Di dreng aide dåt foomen am dåt kan än mäket har aw da siike.
- Westerlauwers Fries:De jonge streake it famke om it kin en tute har op 'e wangen.
- Oostfries Nederduits:De Jung straktde dat Wicht üm't Kinn to un tuutjede hör up de Wangen.
- Gronings:t Jong fleerde t wicht om kin tou en tuutjede heur op wangen.
- Nederlands:De jongen aaide het meisje over haar kin en kuste haar op de wangen.
- Duits:Der Junge streichelte das Mädchen ums Kinn und küsste sie auf die Wangen.
- Engels:The boy caressed the girl round the chin and kissed her on the cheeks.
- Deens:Drengen klappede pigen omkring hagen og kyssede hende på kinderne.
- West-Vlaams:De joengn streeëk over 't meistj' eur kinne en totteg' eur ip de koakn.
- Noors (Nynorsk):Guten klappa jenta rundt haka og kyssa ho på kinna.
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑ab(en)Did you know Saterfriesisch is threatened?. Endangered Languages. Geraadpleegd op11 februari 2024.
- ↑De Haan Hettema, Jhr.mr. M en ds. Rinse PosthumusOnze reis naar Sagelterland, benevens deszelfs geschiedenis, eene beschrijving van den aard, de zeden, de gewoonten enz. van deszelfs bewoners en eene korte schets en woordenlijst van hunne taal. Franeker: 1836. (online tekst in hetInternet Archive)