Rundvlees, in België ook welrundsvlees genoemd,[1] is de verzamelnaam vanvlees van dekoe, destier of deos (gecastreerde stier). Ookkalfsvlees is rundvlees, hoewel het door de aparte kwaliteit in een andere culinaire categorie valt. Het is een over het algemeen sappige en rode vleessoort. Bereidingswijze varieert van rauw hakken,bakken,koken engrilleren totstoven, afhankelijk van welk deel van het rund het vlees wordt bereid en de leeftijd en mestwijze van het rund.
In bepaaldereligies is specifiek het eten van rundvlees verboden. Zo is het, meer bepaald, voorhindoes verboden, omdat koeien voor hindoes heilig zijn. Voorjoden enmoslims zijn er strenge voorwaarden om bepaald vleeskoosjer ofhalal te verklaren. Zo is het bloed uit het vlees op bepaalde wijze verwijderd.
In Nederland is rundvlees van jonge volwassen koeien, over het algemeen vanroodbontvee. Het vlees van oude melkkoeien en stieren is meestal erg taai en wordt vaak getypeerd alsworstvlees. Toch vindt zo nu en dan een dergelijk oud stuk vlees zijn weg naar de goedkoperesupermarktschappen.
BelgischWitblauw is het bekendste Belgische ras en dankt zijn naam aan de egaal witte kleur met blauwschijnende vlekken. Het vlees is zeer mager, bevat slechts 2% vet en is ook zeer mals met fijne spiervezels. Het ras geeft een zeer hoog slachtrendement.
Hetrood ras in West-Vlaanderen wordt al vanaf 1770 gefokt en groeide uit tot eenWest-Vlaams streekproduct. Het vlees wordt alom geprezen om zijn verfijnde smaak.
Hetwitrood ras in Oost-Vlaanderen is een veelzijdig ras met een rijke geschiedenis. Het vlees is mager en vol van smaak.
Het roodbonte ras uit deKempen geeft mals, dieprood vlees en is vol van smaak.
Rundvlees heeft op het einde van vorige eeuw in een kwaad daglicht gestaan door een hersenaandoening van het rund die op mensen overdraagbaar bleek. De ziekte ontstond in 1986 in Groot-Brittannië, de problemen ontstonden er omdat schapenafval door het diervoeder werd gemengd. De vondst van deze aandoening in de eiwitten van de runderhersenen:Boviene spongiforme encefalopathie (BSE) of "gekkekoeienziekte" heeft ertoe geleid dat er niet langerdiermeel mag worden vermengd met voer voor runderen. Als reactie op de problemen die zich over de gehele Europese Unie verspreidden, werd een actief controleprogramma opgezet. Alle slachtrunderen ouder dan 30 maanden moesten getest worden. Zieke dieren werden opgespoord en afgeslacht. De trend keerde en vanaf 2009 werd de minimumleeftijd van de aan de testen onderworpen runderen enkele malen opgetrokken. Geleidelijk aan nam het risico af. Sinds 1 januari 2013 worden in de EU, gezonde runderen die in het slachthuis komen, niet meer verplicht getest op BSE.