Schumann werd geboren inZwickau aan de Hauptmarkt 5 als het vijfde kind van Friedrich August Gottlob Schumann (1773-1826) en Johanna Christiane Schnabel (1770-1836). Zijn vader wasboekhandelaar,schrijver,literair vertaler enuitgever, en dat stimuleerde Roberts literaire belangstelling. Hij had een zuster Emilie (1796-1825) en drie broers, die alle drie het boekenvak in gingen: Eduard (1799-1839), Carl (1801-1849) en Julius (1805-1833).
Op zevenjarige leeftijd kreeg Robert Schumann zijn eerste pianoles. Er werd eenvleugelpiano gekocht en zijn vader probeerde (tevergeefs)Carl Maria von Weber als pianoleraar voor zijn zoon te krijgen. Tot zijn achttiende ging Schumann naar het lyceum van zijn geboortestad. Hij noteerde later: "Ich genoss eine sorgfältigste und liebevolle Erziehung" (Ik heb een zorgvuldige en liefdevolle opvoeding genoten).
Op twaalfjarige leeftijd schreef hij zijn eerste composities,Psalm 150 en deOuverture met koor voor zangsolisten, koor en orkest met obligate (voorgeschreven) pianopartij. Zijn tweede creatieve werkterrein was deliteratuur: hij schreef al jong gedichten, toespraken en artikelen. Hij had in de boekhandel van zijn vader toegang tot de nieuwste werken van de bekende schrijvers en dichters van zijn tijd.
In 1825 pleegde zijn zuster Emilie zelfmoord en tien maanden later overleed ook zijn vader. Volgens de wens van zijn moeder, maar vooral op advies van zijn curatorGottlob Rudel, studeerde hij – zonder veel belangstelling – eerstrechtswetenschap inLeipzig enHeidelberg. Het bijwonen van een concert vanNiccolò Paganini inFrankfurt am Main gaf de doorslag bij zijn beslissing zich helemaal aan de muziek te wijden.
Schumann studeerde piano bij de befaamdeFriedrich Wieck, maar een vingerverrekking verhinderde hem een loopbaan als pianovirtuoos of concertpianist te beginnen. Evenals de andere studenten ging Schumann te Leipzig bij Wieck inwonen. Hij maakte er kennis met Wiecks dochterClara, die hij later zou huwen. BijHeinrich Dorn in Leipzig studeerde hij in 1831muziektheorie.
Zijn uitgebreide literaire belangstelling kwam tot uitdrukking in publicaties tegen 'filistreuse' (bekrompen) vervalverschijnselen op het gebied van de muziek. Samen met Clara Wieck en een paar andere kunstenaars richtte hij in 1834 hetNeue Zeitschrift für Musik op, waarover hij in 1835 de volledige leiding op zich nam. Het werd het vooraanstaande medium op muzikaal gebied in Duitsland. In dit blad schreef hij zijn artikelen onder verschillende pseudoniemen. 'Eusebius' was bezonnen en fijngevoelig, 'Florestan' sterk, inspirerend en enthousiast, 'Meister Raro' evenwichtig en verzoenend. Deze figuren noemde hij de 'Davidsbündler' (leden van de bond van David).
Na een korte verloving met Ernestine von Fricken voelde Schumann zich sterk totClara Wieck aangetrokken. Zijn liefde voor haar leidde tot jarenlange conflicten met zijn pianoleraar, haar vader Friedrich Wieck, die bijzonder trots was op zijn dochter. Zij was zijn oogappel en een veelbelovend pianiste, de kroon op zijn leraarschap. Het kwam tot een openlijke breuk. Wieck had Schumann verboden Clara te ontmoeten en ging met haar op concertreis. Maar in Schumanns werken uit deze tijd blijft Clara aanwezig. In 1837 verloofde het paar zich tegen de wil van vader Wieck. De intriges van Wieck leidden bij Schumann tot een zenuwcrisis en aanvallen van zwaarmoedigheid. Via de rechtbank werd de toestemming voor het huwelijk geforceerd. Eindelijk kon het paar op 12 september 1840, daags voor de 21e verjaardag van Clara, in de dorpskerk vanSchönefeld trouwen.
In datzelfde jaar werd Schumann door de Universiteit vanJena toteredoctor benoemd en maakte hij kennis metFranz Liszt. De eerste huwelijksjaren waren de gelukkigste van Schumanns leven. Het echtpaar bleef tot 1844 in Leipzig wonen.
Clara ging door met optreden en haar carrière als pianiste ontwikkelde zich voorspoedig. De inkomsten uit haar concerten waren onmisbaar voor het echtpaar en omdat ze vaak werken van Schumann speelde, droeg ze bij aan zijn reputatie als componist, ook in het buitenland. Op een concertreis in 1844 naarRusland voor concerten inPetersburg enMoskou werden de Schumanns door de familie vantsaarNicolaas I ontvangen. Het stoorde Robert echter dat Clara op deze tournees de hoofdrol speelde en dat hij niet meer leek te zijn dan haar meereizende echtgenoot. Ook Nederland deden ze aan. Toen ze bij prinsFrederik, de broer van koningWillem II, aan het hof kwamen, vroeg de prins, volgens een vaak navertelde anekdote, aan Schumann "of hij óók muzikaal was".[3]
Ondertussen had hij zich ontwikkeld tot een productief componist van formaat. Schumann schreef tot 1839 uitsluitend pianomuziek. Toen ontstonden de grote pianocycli, waarmee hij beroemd zou worden. 1840 was het jaar van deliederencycli: hij schreef in dat jaar 138 liederen, waaronderLiederkreis Op. 39,Frauenliebe und -leben, op. 42 enDichterliebe, op. 48. Pas na het huwelijk werd de breedte van het compositorisch oeuvre vergroot. In 1841 ontstond deSymfonie Nr. 1 in Bes-groot op. 38, de 'Frühlingssinfonie' (Lentesymfonie). De première in hetGewandhaus te Leipzig onder leiding vanFelix Mendelssohn was een van de grootste successen in Schumanns carrière.
1842 werd het jaar van zijnkamermuziek met de drieStrijkkwartetten, op. 41. Schumann schreef daarnaast in totaal ongeveer twee- à driehonderd liederen, waarvan er vijftig tot honderd echt bekend geworden zijn. Toen hij in 1843 met het wereldlijkeoratoriumDas Paradies und die Peri, op. 50 triomfeerde, liep het minder goed met zijn werk als compositieleraar aan het nieuwe conservatorium.
In 1844 vertrok het echtpaar Schumann van Leipzig naarDresden. In deze tijd had hij verscheidene ontmoetingen metRichard Wagner. In 1847 werd hij dirigent van het koor 'Liedertafel' in Dresden. Hetrevolutiejaar 1848 werd een van de productiefste van Schumann: hij voltooide zijnoperaGenoveva op een zelfgemaaktlibretto, begon met het schrijven van detoneelmuziek voorManfred vanLord Byron en voltooide het derde deel van deSzenen aus GoethesFaust. Maar de familie Schumann voelde zich in Dresden steeds geïsoleerder, want zij ergerden zich aan de muzikale smaak van het conservatieve Dresdener publiek. Zo nam Schumann in 1850 het aanbod vanFerdinand Hiller aan om hem als zijn opvolger als stedelijk muziekdirecteur inDüsseldorf voor te dragen.
In Düsseldorf was Schumann verantwoordelijk voor de abonnementsconcerten van de Städtische Allgemeine Musikverein, de repetities van de verschillende koren en adviseur voor bijzondere muzikale festiviteiten in twee rooms-katholieke kerken. Hij was zeer ambitieus en het eerste concert, waarop Clara als soliste optrad, was een overweldigend succes. Zijn zwijgzaamheid, zijn sterke bijziendheid, die in die tijd met een bril niet te verhelpen was, zijn zachte stem en het gebrek aan pedagogische vaardigheid om orkestleden te motiveren, leidden tot een gebrekkige discipline in het orkest. In november 1853 werd hem meegedeeld dat hij uitsluitend nog eigen werk kon dirigeren: een regelrecht ontslag.
Schumann kreeg steeds meer last vangehoorhallucinaties, die gepaard gingen metdepressies en angstvisioenen. Op 27 februari 1854 sprong hij tijdens het plaatselijke carnavalsfeest in een vlaag van innerlijke verscheurdheid in de Rijn. Hij werd gered door brugopzichter Joseph Jüngermann en enkele onbekende omstanders, onder wie volgens sommigen een Nederlandse schipper.[4] Hij werdontoerekeningsvatbaar verklaard en in een inrichting voor geesteszieken inEndenich (nabij Bonn) opgenomen. Daar woonde hij tot zijn overlijden in 1856 totaal geïsoleerd. Zelfs Clara zocht hem hier pas twee dagen voor zijn overlijden voor het eerst op.
Schumann behoort zonder twijfel tot de belangrijkste componisten van de periode van de muzikaleromantiek. Hij heeft niet alleen een groot aantal belangrijke pianowerken en liederen nagelaten, maar verkende met zijn late koor- en orkestwerken vaak nieuwe mogelijkheden.
Robert Schumann: Schriften über Musik und Musiker - Ausgwählt und herausgegeben von Josef Häusler, Universal Bibliothek Nr. 2472 (3) Stuttgart,ISBN 3-15-002472-2
Gerd Nauhaus & Ingrid Bodsch (red.):Clara und Robert Schumann: Ehetagebücher, StadtMuseum Bonn, Bonn und Stroemfeld-Verlag, Frankfurt-Bazel 2006,ISBN 3-86600-002-2
Tim Dowley, Jos van Leeuwen (red.):Schumann, Gottmer, Haarlem, 1988.
In het Duits
Julius Alf, Joseph A. Kruse (red.):Robert Schumann. Universalgeist der Romantik, Droste Verlag Düsseldorf, 1981.
Siegfried Kross: "Robert Schumann im Spannungsfeld von Romantik und Biedermann", in:Bonner Geschichtsblätter Band 33 (1981), Bonner Heimat- und Geschichtsverein en Stadtarchiv Bonn
Barbara Meier:Robert Schumann, rororo Monografie Nr. 50522, Rowohlt Verlag Reinbek, 4e druk, 1995,ISBN 3-499-50522-3
Günther Spies:Robert Schumann, Philipp Reclam jun., Stuttgart, 1997,ISBN 3-15-010435-1
↑In sommige publicaties wordt hij Robert Alexander Schumann genoemd, maar voor de tweede voornaam bestaat geen bewijs.
↑Henk Broekstra,Alma Musica: Informatie over muziek, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1975 (12e druk), p. 30
↑Bernhard R. Appel (Hrsg.),Robert Schumann in Endenich (1854-1856): Krankenakten, Briefzeugnisse und zeitgenössische Berichte, Verlag Schott, Mainz, 2006, p. 493