Het hoogste rechtscollege in Nederland, deHoge Raad (grote zittingszaal)
Rechtsgeleerdheid ofrechtswetenschap is dewetenschap van hetrecht. Waar het woord "wetenschap" op de rechtsgeleerdheid wordt toegepast kan daarmee zowel bedoeld worden wetenschap die gebaseerd is op waarneming of proefondervindelijk onderzoek, als geleerdheid, die werkt met interpretatie en belezenheid. Rechtsgeleerdheid is meer de tweede vorm van wetenschap. Zij bestaat in belezenheid in de juridische literatuur en vaardigheid om het daarin gevondene toe te passen op de feiten. De Romeinen, die een zeer belangrijk aandeel hebben gehad in de ontwikkeling van het rechtsgeleerde denken, spraken bij voorkeur van een "ars", hetgeen men in dit geval het beste kan vertalen als "ambacht" of "kunde".
Over de vraag in hoeverre het recht als zodanig "wetenschappelijk" beoefend kan worden bestaat verschil van mening; daarbij speelt onder meer mee dat in het recht de praktijk (advocatuur en rechtspraak) nauw verweven is met de wetenschap, dat de rechtswetenschap inherent normatief is (hetis/ought-probleem) en dat het moeilijk is om in het onderzoek object en subject van elkaar te scheiden.[1][2]
InNederland enVlaanderen kan men rechtsgeleerdheid studeren aan de meesteuniversiteiten. De universitaire studie rechtsgeleerdheid wordt in de volksmond veelalrechten genoemd. Deze meervoudsvorm stamt uit het universitair onderwijs in de middeleeuwen toen men aan de juridischefaculteiten kon kiezen tussenciviel recht encanoniek recht. Men kon dan ook de graad vandoctor in de beide rechten, doctor utriusque iuris, behalen.
Iemand die het doctoraaldiploma (Nederland) of licentiaatsdiploma (Vlaanderen) rechten behaald heeft, mag zichzelfMaster of Laws (LL.M.) noemen. Daarnaast mag de klassieke titelmeester in de rechten (mr.) gebruikt worden, doch alleen bij een voorgeschreven vakkenpakken, anders wordt de titeldoctorandus (drs.) verkregen. Iemand die niet de masteropleiding heeft afgerond, maar wel het bachelor-deel, mag zichzelfBachelor of Laws (LL.B.) noemen. Deze graad is enigszins vergelijkbaar met het vroegere "kandidaats-examen".
In België beantwoorden de rechtenopleidingen aan de Europesebachelor-masterstructuur. De universiteiten verlenen in het academisch onderwijs de graden van bachelor en master voor het studiegebied rechten.[3] Qua wettelijke diplomavereisten is de master in de rechten gelijkgesteld met het vroegere doctor oflicentiaat in de rechten.[4]
In de 19e eeuw moest men eenkandidatuur in dewijsbegeerte behalen om toegelaten te worden tot de kandidatuur in de rechten, die op haar beurt toegang gaf tot een doctoraalstudie.[5] Op eigen initiatief organiseerden de universiteiten daarnaast een wetenschappelijkdoctoraat rechtsgeleerdheid, dat eenproefschrift behelsde en een academische titel opleverde, maar verder geen wettelijke graad. Om devrijheid van onderwijs te verzoenen met de beroepstoegang verleend door academische diploma's, werden de examens centraal afgenomen door een commissie in Brussel. Vanaf 1876 mochten universiteiten zelf examens afnemen en graden toekennen, zij het dat diploma's nog centraal moesten worden bekrachtigd.
Een hervorming in 1890 behield nog de titel van kandidaat in de rechten, maar maakte het programma inhoudelijk een variant op de kandidatuurletteren en wijsbegeerte. Dit mondde in 1929 uit in het schrappen van de graad van kandidaat in de rechten: voortaan stapte men rechtstreeks over van de tweejarige letterenkandidatuur – weliswaar met een gedifferentieerd examenprogramma – naar de driejarige doctoraalstudie rechten.[6] In 1967-1969 werd dit systeem ingrijpend hertekend: de kandidaatsstudie werd overgeheveld van de letterenfaculteit naar derechtsfaculteit, de driejarige cyclus met de eigenlijke rechtsvakken werd eenlicentiaat, en doctor werd een derde graad die slechts te verkrijgen was met eenproefschrift na ten vroegste twee jaar (wat dus het doctoraat rechtsgeleerdheid opslorpte).[7]