Polis, meervoudπόλεις,poleis,Oudgrieks:πόλις,pólis, oorspronkelijk: burcht, is eenzelfstandig naamwoord, door deGrieken gebruikt voor zowel een socio-politiek gegeven, een socio-geografisch gegeven, als voor een burcht, de oorspronkelijke betekenis. Deze drie kunnen in het Oudgrieks worden weergegeven:κοινωνία,koinônía, burgergemeenschap,ἄστυ,ástu, stad, enἀκρόπολις,akrópolis, burcht.
Hoewel polis soms met 'stadstaat' wordt vertaald, kan men zich er hierdoor een verkeerd beeld van vormen doordat stadstaten vooral wordt met de Italiaanse stadstaten geassocieerd, zoalsVenetië ofGenua. Het is daarom beter om verwarring te voorkomen om polis onvertaald te laten.[1]
Dezestaatsvorm ontstond door de stabielere situatie in hetoude Griekenland na de troebelen rond1000 v.Chr. Door de betrekkelijke vrede die heerste, de onderlinge handel en bevolkingstoename werd het noodzakelijk om een beter georganiseerde staatsvorm te ontwikkelen dan de toenmalige op familiebanden gebaseerde maatschappij.
De eerstepoleis ontstonden aan de kust vanAnatolië, Klein-Azie, het huidigeTurkije, waar deGriekse kolonisten zich tussen 800 en 500 v.Chr. rond een stedelijke kern gingen concentreren om zich beter te kunnen verdedigen tegen eventuele aanvallen van autochtonen. Dit is te verklaren uit de geografische verscheidenheid van de kust van Anatolië en het oude Griekenland, dat door de bergachtige omgeving berg en inhammen in kleine, natuurlijke gebieden was opgesplitst. Door deze geografische verscheidenheid groeiden verschillende nederzettingen, die dicht bij elkaar lagen, tot een stedelijk centrum aaneen. Deze kolonies noemde menapoikiai.[2] Eenpolis ontstond soms ook door een geplande aaneensluiting van nederzettingen tot een politieke eenheid, eensynoikismos[3] genaamd.
In dehellenistische periode (323–30 v.Chr.) stichtten de hellenistischebasileis in hun rijken verscheidene poleis die ze naar henzelf of familieleden noemden. De Griekse invloed, hethellenisme werd zo in het hele oude Griekenland in de hand gewerkt.
Er waren een groot aantalpoleis in hetoude Griekenland. De bekendste poleis warenAthene,Sparta,Korinthe,Thebe,Argos,Delphi,Olympia,Syracuse,Pergamon enMilete. Later zou ookRhodos een belangrijkepolis worden. Door hetCopenhagen Polis Centre zijn er in totaal 1035 Griekse poleis, die in de loop van de geschiedenis hebben bestaan, zij het niet allemaal tegelijkertijd, geregistreerd.[4]
De Fenicischepoleis waren inFenicië zelf meestal monarchaal van bestuur en gericht op handel. De Fenicische kolonies gingen echter - net zoals de Griekse - experimenteren en de Fenicische kolonieCarthago kende dan ook geen monarchie, maar een oligarchische republiek geleid doorsuffeten.
De Italischepoleis, waar de Etruskische en Latijnse naast deGriekse kolonies inZuid-Italië en op Sicilië de voornaamste rol in speelden, konden zich in tegenstelling tot hun Griekse soortgenoten wel beter ontwikkelen op gebied van zelfvoorziening. Dit kwam doordat het vlakkere Italië beter geschikt was voor landbouw. Hierdoor groeide de bevolking ook sneller en begonnen onder andere de Romeinen aan gebiedsuitbreiding.
De Romeinse visie op depolis was meer gefocust op de gedachte van een staat en staatsinrichting die de gemeenschap oversteeg, terwijl de Griekse poleis meer focusten op de gemeenschap die de polis voor hen was. Hierdoor was de staatsinrichting van de Romeinen ook minder onderhevig aan verandering dan die in de Griekse poleis, omdat zij haar staatsinrichting als iets essentieel voor de polis zag.
Eenpolis was weinig uitgestrekt, waarbij het grootste deel werd ingenomen door het platteland en haar dorpen,χώρα,chôra, gebied. De stedelijke kern,ἄστυ,ástu, stad, ontwikkelde zich rond een gemakkelijk te verdedigen punt, zoals deAkropolis van Athene.
Tetradrachme uitKatane,Sicilië, omstreeks 435-425 v.Chr. links: wagenmenner in eenquadriga en eenNikè die een krans boven de paarden houdt rechts: gelauwerd hoofd van Apollo en opschrift:ΚΑΤΑΝΑΙΩΝ, van de Kataniërs
De polis was een exclusieve en autonome gemeenschap gevormd door haar burgers,κοινωνία των πολιτων,koinônía tôn politôn, gemeenschap van burgers, waarbij de klemtoon lag op burgers en niet-burgers. Zo kende men inSparta despartiaten ofhomoioi, gelijken, die volwaardige Spartaanse burgers waren, deperioiken, omwonenden, die vrije niet-burgers waren en ten slotte deheloten, slaven, de onvrije niet-burgers. Dehomoioi enperioiken vormden tezamen 'de staat van de Lacedaimoniërs'.
Dat de burgers de polis vormden, blijkt uit de munten die niet de plaatsnaam, maar de naam van de burgers, bijvoorbeeld '(staat van de) Lacedaimoniërs' vermeldden. Zowel de cultus van de polis-goden als de mythen rond de legendarische stichter van de polis en de culten en spelen ter ere van deze, moesten de cohesie binnen de gemeenschap versterken. Daarnaast waren de wetten,νόμοι,nómoi, in hetoud-Griekse recht een belangrijk bindmiddel om geschillen binnen de gemeenschap te beslechten. Het bewaren en versterken van deze cohesie was een voortdurende taak van de polis en de vele culten en spelen zijn hier dan ook een uiting van.
Een polis vormde een onlosmakelijk geheel van de stad, deastu en haar territorium, dechora, die de ruimte vormde die voor haar burgers was bedoeld. Deze ruimte kan worden ingedeeld in een stedelijke omgeving, deagora ofakropolis vergelijk het met hetforum en hetCapitolium, en een rurale omgeving met gecultiveerde en braakliggende gronden, waarbinnen heiligdommen lagen in het astu, de chora en op de grenzen van de polis.
Elke polis streefde naar twee zaken:onafhankelijkheid,ἐλευθερία,eleuthería, van anderepoleis en dat hunsoevereiniteit,αὐτόνομία,autónomía, door andere poleis werd erkend.[5] Dit streven uitte zich in de verschillende doelen waar een polis naar streefde:
munt uit Metapontion,Lucanië omstreeks 530-510 v.Chr. met voor de polis haar voornaamste bron van rijkdom:gerst.
Een polis streefde naarautarkeia,[8] hoewel men daarin in het onvruchtbare Griekenland slechts zelden volledig in slaagde. Vaak moest de polis een deel van haar voedselvoorziening elders halen.
Een polis streefde naar eenautonome rechtsorde. Dit blijkt uit het aantal juryrechtbanken die in vele poleis voorkwam.
Een polis streefde ernaar haar eigenmunten te slaan, indien ze overgoud ofzilver kon beschikken. Een munt diende onder meer voor de naamsbekendheid van de polis door haar beschermgod, het symbool van haar hoofdactiviteit of haar naam, bijvoorbeeld 'van de Kataniërs' zoals in deafbeelding hierboven af te beelden.
Een polis streefde ernaar de integriteit van het territorium te bewaren. Ze duldde dan ook geen permanente vertegenwoordiger van een andere macht op haar bodem en liet zich de aanwezigheid van eengarnizoen opdringen.
Hoewel niet elke poleis erin slaagde al deze doelen te bereiken, probeerden ze het toch. Een polis kon haar territorium worden ontnomen, maar zolang de gemeenschap van burgers bleef bestaan, kon de polis die later weer terugkrijgen. Zelfs wanneer een polis haarautonomia had verloren of een vreemde macht op haar territorium moest dulden bleef ze streven om dezeautonomia te herwinnen, zoals gebeurde tijdens het regime van deDertig Tirannen.
Hoewel het moeilijk is exacte cijfers te geven voor de omvang van het territorium en het inwoneraantal van een gemiddelde polis, schat een recente studie de omvang tussen vijftig en honderdkm² en het inwoneraantal tussen 2500 tot 4500 voor een gemiddelde polis.[1][9] Men moet er wel rekening mee houden dat die cijfers voor atypischepoleis als Athene, dat heelAttica bestreek, of Sparta, dat verschillende streken in dePeloponnesos beheerste, hoger lagen. De kleinschaligheid van de gemiddelde polis had zowel voor- als nadelen: zo bleef de staat overzichtelijk door haar kleinschaligheid, maar waren er ook meer interne twisten.[10]
In de verschillendepoleis bestond een sociale geleding die ten dele was gebaseerd op het onderscheid tussen burgers en niet-burgers, maar ook op dat tussen vrijen en onvrijen. In sommige poleis bestonden er speciale sociale groepen, die alleen in die poleis voorkwamen. We kunnen deze voor de Griekse poleis ruwweg opsplitsen in eenIonische en eenDorische sociale indeling.
De Ionische sociale indelingen kennen drie grote groepen:politai, burgers,metoikoi, medebewoners, en slaven. Vrouwen en kinderen tellen niet mee in deze sociale indeling.
Politai,Oudgrieks:πολῖται,polĩtai, enkelvoudπολίτης,polítês, burgers, waren de vrije onafhankelijke mannelijke inwoners van depolis.Aristoteles geeft een engere definitie vanpolites:
(Een burger is niet anders te definiëren dan als iemand die deelneemt aan de rechtspraak en in het bestuur. Aristoteles,Politika.III 1275a 20.)
Niet iedere vrije onafhankelijke mannelijke inwoner van de polis kon deelnemen aan de rechtspraak en het bestuur. Het kwam vaak voor, zoals in oligarchieën, dat maar een klein aantal van hen politieke rechten bezaten. De vrije inwoners bezaten desalniettemin toch alle andere rechten van een burger, afgezien van politieke.
ZieMetoiken voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Metoikoi of metoiken, Oudgrieks:μετοίκοι,metoíkoi, medebewoners, waren in verschillendepoleis, zoals Athene, residerende vreemdelingen die een eigen status hadden verworven en tot op zekere hoogte in de stedelijke gemeenschap ingeburgerd waren. Toch hadden ze alsmetoik bijvoorbeeld niet het recht om een huis te bezitten of zelf voor de rechtbank te spreken, bijvoorbeeldLysias, waarvoor ze zich moesten laten bijstaan door eenprostates, Oudgrieks:προστάτης,prostátês, plaatsvervanger of volburger, maar ze moesten wel in hetleger of op detrières dienen, verblijfstaks, Oudgrieks:μετοίκιον,metoíkion, betalen en net zoals andere vreemdelingen een belasting, Oudgrieks:ξενικά,xeniká, om handel te mogen drijven op deagora. Ze werden door hunprostates ingeschreven in dedeme waar ze verbleven. Omdat bevrijde slaven ook alsmetoiken werden beschouwd, waren hunprostatai hun vroegere meesters.
Slaven waren zeer gewoon in eenpolis en namen veel van de taken van de burgers over. Ze maakten geen deel van de polis uit, maar zorgden er wel voor dat de polis goed functioneerde. Slaven waren vaak persoonlijk eigendom van een burger, maar soms huurde de polis ook slaven in om staatseigendom uit te baten zoalsmijnen. Daarnaast waren er ookpoleis die staatsslavernij kenden.
Hoewel men zou vermoeden dat de Griekse poleis, waarvan de landbouwgrond toch meestal arm was, zich zouden toeleggen op het verbeteren van de landbouwtechnieken, bleef vernieuwing uit omdat de goedkope arbeid van de slaven een verbetering van de landbouwtechnieken afremde. Als het wat moeizamer ging, kon men immers meer slaven inzetten.
De Dorische maatschappij kon in vier groepen worden opgedeeld: spartiaten ofhomoioi, gelijken, dat waren zij met burgerrecht,hypomeiones, minderen, zij die hun burgerlijke voorrechten hadden verloren,perioikoi, omwonenden, enhelotes, staatsslaven, die bestonden ook buitenSparta onder een andere naam. Vrouwen en kinderen telden in de sociale indeling niet mee, hoewel ze in sommige Dorischepoleis, onder meer in Sparta, actief aan het sociale leven deelnamen.
ZieSpartiaten voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Spartiaten of homoioi, Oudgrieks:ὅμοιοι, gelijken, waren de sociale en politieke elite van de Spartaanse samenleving. Zij waren niet de enige Spartaanse burgers: ook deperioiken en dehypomeiones, verarmdehomoioi met een minder sociaal statuut, maakten deel uit van de 'staat van de Lakedaïmoniërs' die depolis Sparta was. De voorwaarden omhomoioi te zijn waren zoon te zijn vanhomoioi, een Spartaanse opvoeding te hebben genoten, ouder dan 30 jaar te zijn en aan desyssitia mee te doen, gezamenlijke maaltijden van mannen, waar men aan moest meebetalen.
Er werden ook op het Dorische Kreta dergelijk gezamenlijke maaltijden voor mannen georganiseerd. Deze kwamen in grote mate overeen met die in Sparta. Kenmerkend was het gezamenlijke aspect van deze maaltijden, die de verbondenheid tussen de volwaardige burgers moest versterken. Bovendien werden tijdens dezesyssitiai gesprekken gevoerd over politiek, iets wat in de meeste Dorischepoleis in de volksvergaderingen niet gebeurde. Aldus vingen desyssitiai dit gemis op.
Ziehypomeiones voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Hypomeiones, Oudgrieks:ὑπομείονες,hypomeíones, minderen, waren in het antiekeSparta van de klassieke periode, van de 4e eeuw v.Chr. en later, de 'mindere' Spartaansehomoioi, die verarmd waren en daardoor, bijvoorbeeld ook na de verkoop van deklaros, Oudgrieks:κλῆρος,klêros, erfgoed, niet meer aan desyssitia, konden deelnemen.
Zieperioiken voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Perioikoi of perioiken, Oudgrieks:περίοικοι,períoikoi, omwonenden, waren inwoners in verschillendepoleis die geen politieke rechten bezaten, maar wel bepaalde plichten, onder andere militaire. We treffenperioiken aan in onder meerArgolis,Elis,Thessalië, maar vooral in Sparta. Ze vormden in Sparta vormden met dehomoioi en dehypomeiones depolitikon Lakedaimoniôn, depolis van de Lakedaïmoniërs. Zij waren het ook die aan handel, nijverheid en scheepvaart deden in de polis, beroepen die voor dehomoioi waren verboden.
Neodameis, Oudgrieks:νεοδάμεις,neodàmeis, nieuwe burgers, waren slaven die het burgerrecht hadden verkregen nadat ze in het leger hadden en gediend zo een burger werden met politieke rechten. Ze werden echter toch nog vooral in het leger gebruikt en vooral tijdens dePeloponnesische Oorlog ingezet, maar dat werd alleen in Sparta zo gedaan.
Zieheloten voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Heloten, Oudgrieks:Εἵλωτες,Heílôtes, waren staatslaven inSparta die aan dehomoioi ter beschikking werden gesteld om hun stuk staatsgrond, Oudgrieks:κλῆρος,klêros, te bewerken, terwijl deze op veldtocht waren. Alleen de staat zelf konheloten vrijlaten. Deze vorm van staatslavernij lijkt typisch geweest te zijn voor sommige, vaak Dorischepoleis, want ook elders zijn er dergelijke slaven geweest:penestes,Πενέστης',Penéstês, inThessalië,klarotes,mnoites,amphamiotes enoikeis, inGortys.
Niet iedere burger bleef in zijn eigenpolis, velen trokken door Griekenland van polis naar polis. Sommigen zouden zich zelfs voor korte of langere tijd vestigen in deze polis. Men kende in de vroegste tijden alleen de religieuze plicht van dexenia, gastvriendschap, tussen bevriendeoikoi, huizen. Hierbij was het dexenos, gastvriend die de vreemdeling in zijn eigen polis ontving, voor diens onderdak zorgde en hem voorzag in andere levensmiddelen.
Omdat niet iedere reiziger kon genieten van dezexenia slotenpoleis met burgers van andere poleis een soort overeenkomst: deproxenia. Deproxenos was dan degene die ervoor zorgde dat de burgers van de polis waarvan hijproxenos was zonder problemen in de polis konden verblijven.
Zittende vrouw past haar armband aan terwijl haar jonge slaaf een mand opent grafstèle met de naam Glykylla omstreeks 430–410 v.Chr., vermoedelijk Thebe British Museum
De positie van vrouwen inpoleis verschilde van polis tot polis. Ze genoten in sommige poleis een aanzienlijke vrijheid, onder andere inSparta, terwijl ze in andere hun vrijheid zagen ingeperkt, onder andere inAthene, hoewel in de gemiddelde polis hun vrijheid noch helemaal onbeperkt noch serieus ingeperkt was. Het hing van de situatie in de maatschappij af.
Het was de taak van de vrouw om deoikos, het huishouden te beheren, dus het toezicht te houden over de slaven.
Depoliteia, de staatsregeling, van eenpolis kenmerkte de hele samenleving. Het was dan ook belangrijk dat deze politeia goed functioneerde. Als een politeia niet goed meer functioneerde, werd deze politeia vaak vervangen door een nieuwe of grondig hervormd. Het kiezen van een politeia voor de polis ging dan ook niet altijd even vreedzaam. Het kwam soms zelfs tot een heusestasis, revolutie, die de politeia kon omgooien.
Terwijl de volksvergadering samenkwam op deagora of hetforum, vergaderden de raden in aparte gebouwen zoals hetbouleuterion of decuria. Afhankelijk van de gekozenpoliteia, dus monarchie, aristocratie, oligarchie of democratie, bezat een van deze drie groepen, koningen onder ambtenaren gerekend, het overwicht op de andere twee. Zo kreeg in het democratischeAthene de ekklèsia het overwicht en was er ook een interne verschuiving van de macht onder de raden, waarbij deboulè, de oud-magistraten, de bevoegdheden van deareopaag, de aristocraten naar zich toetrok.
De voedselvoorziening van depolis vormde voor de meestepoleis een constante moeilijkheid, omdat in het onvruchtbare Griekenland slechts weinigen er volledig in slaagden om zelfvoorzienend te zijn. Vaak moest de polis een deel van haar voedselvoorziening elders halen. Men moest dusgraan importeren uit vruchtbaardere streken om deMiddellandse Zee. Dit graan werd, net zoals olie enwijn die de belangrijkste exportproducten waren van Griekenland, inamforen bewaard. Door handel te drijven, slaagden de Grieksepoleis erin het hoofd boven water te houden. Wanneer de bevolking zo groot was dat niet in delevensbehoefte van iedereen kon worden voorzien, werd er vaak overgegaan totkolonisatie.
Zilveren Attischetetradrachme van na 449 v.Chr. links:Athena met helm rechts: olijftak, uil en het opschrift:ΑΘΕ
Het slaan van munten was voor eenpolis zeer belangrijk, omdat het een bevestiging was van haarautonomia eneleutheria, vrijheid. Bovendien was het uitstekende propaganda voor de polis, omdat de munten - zoals eerder al is aangehaald - de naam van de polis afbeeldt, samen met het symbool van hoofdactiviteit en/of haar beschermgod.
Hoewel munten van de verschillendepoleis oorspronkelijk van elkaar verschilden in gewicht, zouden er stilaan twee standaarden ontstaan, namelijk de Attische en de Aeginetische standaard. Dat het belang van het zelf munten van geld, blijkt uit het feit dat het decreet van Klearchos (449/448 of 422/421 v.Chr.) nogal hard aankwam bij de leden van deeerste Attische-Delische Zeebond. Het verbood hen om eigen zilveren munten te slaan en verplichtte hen om hun munten naar Athene te brengen om ze om te smelten tot Attische munten met het opschriftAthenaion, 'van de Atheners', die voortaan de enige zilveren munten waren die door de leden van de bond mochten worden gebruikt. Daarnaast werd hen ook de Attische gewichten en maten opgelegd. Dit was een ernstige inbreuk op deautonomia van de leden en de bond zou dan ook niet lang meer stand houden.
De verdediging van depolis was meestal in handen van haar burgers, maar kon ook worden uitbesteed. Zoals gezegd, was het voor de polis belangrijk om de integriteit van haar grondgebied te bewaren. Toch kon het gebeuren dat men grondgebied prijsgaf aan de vijand, voor een strategische terugtrekking op deakropolis.
Graf-naiskos van een jonge Atheense soldaat, Aristonautes, zoon van Archenautes, van de deme Halai, in vollepanoplia omstreeks 350–325 v.Chr.hopliet
Ziehopliet voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Een belangrijk recht van een burger van depolis was het recht om de polis alshopliet te verdedigen. Alleenpolites mochten als hopliet infalanx ten strijde trekken tegen de vijand. Eenpanoplia, Oudgrieks:πανοπλία,panoplía, was duur en kon dus alleen door de gegoede burgers worden aangeschaft. Maar zelden werd een deel van depanoplia door de polis zelf voorzien, zoals een aantal schilden die door de polis waren aangekocht. Eenpanoplia kostte ongeveer driemina of 300drachmes.
Door een evolutie in bepaaldepoleis verminderde de band met de polis, waardoor sommige burgers niet langer bereid waren zelf hun leven te wagen voor hun polis. Ze lieten zich liever een bijdrage betalen om alshuurlingen mee op het slagveld strijd te leveren.
ZiePeltast voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
peltast
Depeltast,Oudgrieks:πελταστής,pelastês, meervoudπελτασται,peltastai, was de lichte infanterist bij uitstek. VanThracische oorsprong, werden op den duur ook niet-Thracische peltasten ingezet door de Atheense veldheerIphikrates bij deslag bij Lechaeum. Ze waren populair als huurlingen.
De burgers die een uitrusting alshopliet ofpeltast niet konden bekostigen werden slingeraars, andere lichte infanterie of bemanden detrières.
↑M.H. Hansen - F. Naerebout,Stad en staat. De antiek-Griekse poleis en andere stadstaatculturen, Amsterdam, 2006, p. 90.
↑In het moderne onderzoek wordt steeds meer de vraag gesteld of het streven naar onafhankelijkheid een wezenlijk kenmerk was van een polis. MH Hansen. The "Autonomous City-State". Ancient Fact or Modern Fiction? inMH Hansen enK Raaflaub, redactie.Studies in the Ancient Greek Polis, 1995, blz 21-43.