Curie werd geboren inParijs als zoon van Eugène Curie (1827-1910) en Sophie-Claire Depouilly (1832-1897). Hij bezocht geen middelbare school, maar werd door zijn vader opgeleid voordat hij op 16-jarige leeftijd werd toegelaten tot deSorbonne. Twee jaar later behaalde hij zijnlicence ès sciences physiques. Hij kreeg een baan alsamanuensis aangeboden op het mineralogisch laboratorium vanCharles Friedel, hoogleraar scheikunde aan de Sorbonne.
Samen met zijn vier jaar oudere broerJacques (1856-1941) – die in hetzelfde laboratorium werkzaam was – deed hij onderzoek naar het in 1824 doorDavid Brewster beschreven effect vanpyro-elektriciteit, het ontstaan van een elektrische spanning in kristallen door temperatuurverandering. In1880 ontdekten de broers de daarmee verwantepiëzo-elektriciteit, het genereren van een spanning als op bepaalde kristallen druk wordt uitgeoefend.[3] Pierre gebruikte dit om een kwadrant-elektrometer te maken die direct zeer kleine stroompjes kon meten in de orde van 10−11ampère. Later zouden Pierre en Marie dit instrument gebruiken bij hun onderzoek naar radioactiviteit.
Op voorspraak van Friedel werd Pierre in 1882 benoemd als docent aan de in dat jaar opgerichteÉcole Municipale de Physique et Chimie Industrielles (Gemeentelijke hogeschool voor industriële natuur- en scheikunde) te Parijs. Voor zijn doctoraalproefschrift deed Curie onderzoek naar de overgang tussenferromagnetisme,paramagnetisme endiamagnetisme, wat onder meer resulteerde in de naar hem genoemdewet van Curie.[4] Deze wet zegt dat in een paramagnetisch materiaal de magnetisatie recht evenredig is met het uitwendige magnetisch veld en omgekeerd evenredig met de temperatuur. In1895 ontdekte hij deCurietemperatuur – de materiaalafhankelijke temperatuur waarbij een ferromagneet zijn magnetische eigenschappen verliest. Boven die temperatuur gedragen ferromagnetische stoffen zich als paramagnetische stoffen.
De dag na zijn promotie, op 6 maart 1895, aanvaardde Pierre zijn nieuwe functie als docent algemene natuurkunde aan deÉcole de Physique et Chimie (Hogeschool van natuur- en scheikunde). Toen in 1894Marie Skłodowska bij hem kwam voor advies voor haar onderzoek, ontstond liefde op het eerste gezicht. Op 26 juli 1895, kort na zijn aanstelling, huwde hij Marie. Als huwelijksreis maakten ze een fietstocht doorBretagne.
Na de ontdekking van deuraniumstralen (rayons uraniques) doorAntoine Henri Becquerel, werkte het echtpaar vanaf 1897 aan het onderzoek naarradioactiviteit. Van de hogeschool kregen Pierre en Marie toestemming om achter de school in een oude schuur een primitief laboratorium in te richten. Marie had ontdekt datpekblende, een uraniumerts, sterker radioactief was dan het uranium dat eruit werd gehaald, terwijl er verder geen radioactieve elementen bekend waren. Dit kon alleen worden verklaard als pekblende kleine hoeveelheden van andere, onbekende elementen bevatte, die veel actiever waren dan uranium. Geïntrigeerd door Maries resultaten, schortte Pierre zijn kristallografisch en magnetisch onderzoek (naar hij dacht tijdelijk) op, om zijn vrouw te helpen bij haar onderzoek. De Curies moesten enkele tonnen pekblende verwerken voordat ze uiteindelijk in 1898 een kleine hoeveelheid van twee nieuwe elementen,radium enpolonium, hadden geïsoleerd.[5]
Dit werk werd verricht onder moeilijke omstandigheden, omdat ze niet over een goed uitgerust laboratorium konden beschikken. Voor deze ontdekking werd aan Curie hetLegioen van Eer toegekend, maar Curie weigerde dit, omdat hij geen behoefte had aan een onderscheiding, maar aan onderzoeksfaciliteiten. In1903 ontvingen Curie en zijn vrouw, samen metHenri Becquerel, deNobelprijs voor Natuurkunde. Deze werd wel dankbaar aanvaard, dankzij het geld van de Nobelprijs kon Pierre stoppen met lesgeven aan de hogeschool – hij werd opgevolgd door een oud-leerling van hem:Paul Langevin. Pierre en Marie ontvingen in 1903 deDavy-medaille en in 1904 deMatteucci-medaille.
Ook deed Pierre onderzoek naar de gevolgen van radioactiviteit op het menselijke lichaam. Hij bond een radiumpreparaat op zijn arm en liet dat een dag zitten. De ontstane brandwond genas slechts langzaam, de arm begon te vervellen en stootte de oude huid af.
In1904 werd Curie hoogleraar aan de faculteitnatuurwetenschappen aan de Sorbonne, een leerstoel die speciaal aan hem werd toegekend. Hij had daardoor eindelijk toegang tot betere faciliteiten en drie medewerkers: een laboratoriumchef, een amanuensis en een laborant. Marie werd benoemd totchef de travaux, hoofd van de laboratoriumwerkzaamheden. Lang kon hij daar niet gebruik van maken. Curie overleed twee jaar later, toen hij een maand voor zijn 47e verjaardag struikelde bij het oversteken van Rue Dauphine en werd overreden door een rijtuig. Hij was op slag dood.[6] Zijn werk werd door Marie voortgezet en in 1911 kreeg zij de Nobelprijs voor scheikunde voor haar ontdekking van radium en polonium en voor haar studie naar de aard en samenstelling van deze opmerkelijke elementen.
Het laboratorium zou in 1912 uitgroeien tot het beroemdel’Institut du Radium (Radiuminstituut).
Pierre en Marie Curie hadden twee dochters:Irène (1897-1956), die met haar man ook baanbrekend werk op het gebied van de scheikunde verrichtte, enÈve (1904-2007), die journaliste en musicus werd. Ève overleefde haar vader meer dan een eeuw.
Hoewel Pierre Curie minder beroemd is dan zijn vrouw, is deze straat in Hengelo kennelijk naar hem genoemd.
↑Pierre Curie (1894). Sur la symétrie dans les phénomènes physiques, symétrie d'un champ électrique et d'un champ magnétique.Journal de Physique3 (1): 393-415.DOI:10.1051/jphystap:018940030039300.