Pierre Bergeron (Parijs, ca. 1580 – aldaar, ca. 1637) was een Fransmagistraat engeograaf. Hij was een ideoloog van de Franse kolonisatie, zonder evenwel op het beleid te wegen. Hij redigeerde de verslagen van verschillende ontdekkingsreizigers en liet manuscripten na van zijn eigen Europese reizen, die door moderne historici worden benut.
Pierre gaf zich uit voor een zoon van dePicardische jurist en polygraaf Nicolas Bergeron, maar in feite was hij diens neef.[1] Zijn werkelijke ouders, Laurens Bergeron en Madeleine Quthe, dreven een groothandel in kramerswaren aan de Rue du Temple in Parijs. Hij werdgereformeerd opgevoed, maar zijn vader werd in 1569 omgeloofsredenen gearresteerd en lijkt zich daarna – minstens uiterlijk – weer naar het katholicisme te hebben gevoegd.
Bergeron studeerderechten en trouwde in 1605 met Marie Courtin. Hun eerste kind, Marie Bergeron, werd geboren in 1608. Op professioneel vlak was hij de persoonlijke secretaris van de aristocraat Bernard Potier deBlérancourt. Met de steun van dezeGrand bouwde hij zijn carrière uit. Hij werdadvocaat aan hetParlement van Parijs en tegen 1606verwierf hij het ambt vanraadsheer-referendaris in de kanselarij van dat gerechtshof (eerst onderHenrik IV en dan onderLodewijk XIII). Het gaf hem een belangrijke positie in de Parijse uitgeverswereld. Formeel was hij alleen belast met het samenvatten van elk werk dat een koninklijk privilege nodig had om te verschijnen, maar in de praktijk maakte het van hem een soort bemiddelaar encensor.[2]
In de eerste twee decennia van de 17e eeuw maakte Bergeron een zestal reizen door Europa, veelal in opdracht van Potier.[3] Telkens liet hij een verslag na, maar tot publicatie kwam het nooit. Zijn eerste reis in 1600 ging naar Italië en Duitsland. In 1601-1603 ging hij er opnieuw heen en vergrootte hij zijn actieradius: vanNapels enMessina ging het overTirol enBeieren naarWenen enPraag, om dan terug te keren langsSaksen enLotharingen. In 1606 maakte hij een reis naar deSpaanse Nederlanden door de provinciesBrabant,Vlaanderen,Henegouwen enArtesië. Zijn verslag met beschrijvingen van de belangrijkste steden is niet meer terug te vinden.[4] Na een klein hiaat maakte hij in 1611-1612 een reis door Italië en Spanje. In 1617 bezocht hij de kamer van deVereenigde Oostindische Compagnie (VOC) inAmsterdam.[5] In 1619 reisde hij opnieuw naar de Nederlanden.
Wellicht droegen deze reizen bij aan de bewustwording van Bergeron dat Frankrijk nadeel leed door haar relatieve afzijdigheid in deEuropese kolonisatie. Hij was eengallicanist die stond voor Franse eenheid rond het koninklijk gezag.[3] Op religieus vlak hield dit in dat hij zich had bekeerd tot het staatskatholicisme. In zijnexpansief-nationalistische visie had een sterk Frankrijk koloniën nodig, liefst toevertrouwd aan een commerciëlechartermaatschappij met koninklijk monopolie, naar het model van de VOC.
Alsghostwriter redigeerde Bergeron reisverslagen van de ontdekkingsreizigers François Pyrard, Jean Mocquet en Vincent Le Blanc. Ook de getuigenis van de Bretoen Pierre-Olivier Malherbe tekende hij op. Telkens ging het om herwerkingen met een aanzienlijke eigen inbreng, die hij verdoezelde om de schijn van authenticiteit te wekken. Van Pyrard was in 1611 een eerste verslag verschenen, dat in de tweede editie onder redactie van Bergeron gevoelig werd uitgebreid, en nog meer in de derde uitgave van 1619. Het werd een succes, meer nog dan het verslag van Mocquet. Le Blanc vertrouwde hem in 1619 zijn geschriften toe op advies vanPeiresc, maar net als Malherbe raakte hij het oneens met Bergerons werkwijze. Tijdens diens leven kwamen deze twee projecten niet tot publicatie.
Dichterlijk werk van Bergeron verscheen in deParnasse des Poètes satyriques (1622) en inDiogenes Gallicus, sive de interventione hominis Diogeniani (1624).
In 1629 publiceerde Bergeron zijnTraité de la Navigation, waarin hij een overzicht gaf van degrote ontdekkingsreizen sinds de 15e eeuw. Hij belichtte de successen van de Spanjaarden en de Portugezen, maar ook de Franse prestaties en speciaal de gedeeltelijke verovering van deCanarische eilanden doorJean de Béthencourt in 1402. De publicatie ging zelfs vergezeld van diens memoires, die Bergeron had herwerkt in opdracht van Galien de Béthencourt. In hetTraité de la Navigation verdedigde Bergeron het idee van deMare liberum zoalsHugo Grotius dat in 1609 naar voren had gebracht. Ook weerlegde hij punt voor punt de bezwaren die de Portugees Serafim de Freitas daartegen had ingebracht inDe iusto imperio Lusitanorum asiatico (1624). Er wordt vermoed dat Grotius – die inmiddels naar Frankrijk was gevlucht – geen zin had in een internationale controverse en hij de weerlegging daarom heeft uitbesteed aan iemand uit zijn kring, de minder bekende maar juridisch onderlegde Bergeron.[6] De twee hebben elkaar in 1623 ontmoet in het kasteel vanBalagny.[7]
Bergerons anti-Iberische houding maakte hem niet blind voor het feit dat de Franse pogingen om de maritieme posities van Spanje en Portugal te beconcurreren falikant waren afgelopen. Ook kreeg hij geen gehoor bijkardinaal Richelieu. Op korte termijn gaf hij daarom de voorkeur aan kolonisering op land, en wel inTartarije.[8] Dit werd het onderwerp van een nieuwe dubbelpublicatie: in 1634 verscheen zijnTraité des Tartares en het complement ervan, een verzameling reisverslagen van middeleeuwse landreizigers naar de Oost die hij betrouwbaar achtte (Willem van Rubroeck,Giovanni da Pian del Carpine enAscelin van Cremona). Volgens hem was de landweg in de gegeven omstandigheden de meest doeltreffende manier voor Frankrijk om aan Oosterse specerijen te raken zonder van andere Europese mogendheden af te hangen. Het beleid heeft ook deze suggestie van hem in de wind geslagen, maar als kamergeleerde is hij er toch in geslaagd een zeer gedegen synthese af te leveren, die het vertrekpunt werd voor de verdere bestudering van hetMongoolse rijk in Europa.[9]
Waarschijnlijk stierf Bergeron in 1637. Postuum verscheen nog werk van hem, in het bijzonder de memoires van Vincent Le Blanc (verder bewerkt door de jezuïet Louis Coulon). Andere manuscripten bleven ongepubliceerd. Van die laatste is een deel verloren, terwijl andere moderne uitgaven kregen.