Philippe Soupault (Chaville, bijParijs2 augustus1897 –Parijs,12 maart1990) was eenFrans schrijver en dichter en een van de grondleggers van het Fransesurrealisme.
Soupault werd geboren in een welgestelde burgerfamilie. Hij studeerde rechten in Parijs, had dienst tijdens deEerste Wereldoorlog (waarvan de zinloosheid hem enorme afkeer inboezemde) en begon daarna met dichten. Zijn eerste verzen stuurde hij aanGuillaume Apollinaire, via wie hij vervolgens in contact kwam metLouis Aragon enAndré Breton. Met de laatste begon hij in 1919 hetavant-gardistische tijdschrift “Littérature”, dat als een magneet werkte op toenmalige revolutionaire geesten (James Joyce,Paul Éluard). De gedichten die in het tijdschrift verschenen, waaronder die van Soupault zelf, zouden het fundament blijken van het opkomende surrealisme. In 1920 verscheen een bekende bloemlezing uitLittérature onder de naamLes Champs magnétiques, herkenbaar beïnvloed doorComte de Lautréamont.
Na deze periode vond een zekere verwijdering plaats tussen Soupault en de groep van surrealisten (endadaïsten), onder andere omdat Soupault zich minder dogmatisch opstelde en niet meeging in de hang naar hetcommunisme. Uit zijn gedichten in de jaren twintig spreekt vooral een afkeer van elk literair conformisme: hij bepleit een ongerijmde vrijheid om in woorden en beelden alle scheppende krachten tot uiting te laten komen. Elke druk van buiten wijst hij af. In zijn bundelWestwego (1922) bezingt hij zijn verlangen naar alle steden van de wereld, inGeorgia (1924) geeft hij een ‘flitsende’ visie op de vluchtige werkelijkheid, met een droefgeestige ondertoon.
Soupault begon in de jaren twintig ook romans te schrijven, veelal fellesatires op de zakenwereld en de grootindustrie. Vaak beschrijft hij ontmenselijkte wezens, die zich in een ondergaande wereld met alle mogelijkheden en onmogelijkheden willen handhaven.
Op latere leeftijd werd Soupault ook bekend als essayist en radiomedewerker.