Bankwerker ofpaswerker is een wat verouderde benaming voor een gespecialiseerdtechnicus.
Van bankwerkers is zeker al sprake in de tweede helft van de 18e eeuw. Bankwerkers waren vaak afkomstig vansmederijen engieterijen. Het betrof dan personen die met handgereedschap, zoals eenvijl, bepaalde smeed- of gietstukken passend en op maat konden maken. Dit gebeurde bij voorkeur aan eenwerkbank welke voorzien was van eenbankschroef.
Aanvankelijk bestonden er nauwelijksgereedschapmachines en alle onderdelen moesten met de hand op maat worden gemaakt. Toen, ten gevolge van deindustriële revolutie, de vraag naar steeds complexere producten (textielmachines,stoommachines) toenam, werd het vakmanschap van de bankwerker veel gevraagd en daarmee schaars en duur.[1] Er waren nog geen reguliere opleidingen tot bankwerker. Dit werd geleerd door als leerjongen bij een bekwaam ambachtsman in de leer te gaan.Serieproductie was in deze tijd nauwelijks mogelijk, want ieder onderdeel moest met de hand passend worden gemaakt.Het woordbankwerker dook voor het eerst in Nederlandse kranten op in 1789.
Hoewel er al eenvoudigedraaibanken bestonden, vooral in gebruik bijinstrumentmakers enmeubelmakers, werden deze met de hand of voet aangedreven en waren ze niet geschikt voor de bewerking van grotere metalen werkstukken. Ook vanstandaardisatie was nauwelijks sprake. Daar kwam verandering in door de uitvinding doorHenry Maudslay van de schroefdraadsnijbank, welke vanaf 1800 zijn industriële toepassing vond. Dedraaibank werd einde 18e eeuw geschikt gemaakt voor grotere metalen werkstukken, onder andere de productie van kanonnen. Aandrijving geschiedde aanvankelijk door paardenkracht, later door waterkracht en stoomkracht, waarbijriemschijven werden gebruikt. Ook andere gereedschapsmachines (freesbank,schaafbank,slijpbank) werden rond die tijd ontwikkeld, waardoor het beroep vanmachinebankwerker ontstond, een term die in Nederlandse kranten voor het eerst opdook in 1866. Ook de benamingmachinist-bankwerker kwam aanvankelijk wel voor.
Steeds grotere productiviteit, vergezeld van toenemende precisie en reproduceerbaarheid kwam voort uit deze ontwikkelingen. De oprichting van deambachtsschool, de eerste school van dit type werd in Nederland geopend in 1861, stimuleerde de opleiding van bankwerkers en machinebankwerkers, waarbij ook theoretische vorming niet ontbrak. De aldus opgeleide vaklieden vonden vaak arbeid inmachinefabrieken.
In deprocestechniek, met name in de chemische nijverheid, duidt deze benaming een iets andere functie aan: diegene die de leidingen legt, kranen enflenzen aansluit.[2] Ook hier is het precisiewerk, want meestal moeten de aansluitingen volledig waterdicht, soms ook "gas"-dicht gemaakt worden, zelfs als de leidingen onder hoge druk komen.