Soort A ↓ | ← Soort B → | ||
---|---|---|---|
Voordeel | Neutraal | Nadeel | |
Voordeel | Mutualistische symbiose | commensalisme | parasitisme |
Neutraal | commensalisme | epifytisme (bij planten) | amensalisme |
Nadeel | parasitisme | amensalisme | concurrentie |
Eenparasiet is eenheterotrooforganisme of eenvirus, dat zich ten koste van een ander organisme waarmee het samenleeft (degastheer) in stand houdt en vermenigvuldigt. De schade aan de gastheer is niet zo groot dat deze aan de relatie ten onder gaat. Als dat wel het geval is dan wordt gesproken van eenparasitoïde.
De vakgebieden die zich bezighouden met parasieten zijn deparasitologie, demicrobiologie, defysiologie en deplantenfysiologie.
Een parasiet kan in het gast-organisme leven, in welk geval men spreekt van eenendoparasiet, of buiten het lichaam van het gast-organisme: eenectoparasiet.
Parasieten kunnen van groot tot heel klein zijn. In volgorde van afnemende grootte:dieren ofplanten,insecten,schimmels,bacteriën,virussen,prionen enspringende genen.
Men rekent in hetNederlands, anders dan in de Engelstalige literatuur, parasitisme niet tot een vorm vansymbiose. Symbiose is een vorm van samenleving die niet ten koste van een van de partners gaat of zelfs met wederzijds voordeel (mutualisme zoals bijkorstmossen).
Parasieten kunnen op veel manieren worden ingedeeld, zoals op grond van hun grootte, de plaats bij degastheer waar ze leven, de mate van gebondenheid aan een specifieke gastheer, en de wisseling van gastheer in hun levenscyclus.
Op grond van de grootte van de parasieten onderscheidt men microparasieten en macroparasieten.[1]
Op grond van de plaats waar de parasieten zich bevinden onderscheidt men:
Er is een grote variatie in de gebondenheid aan, of specificiteit voor een bepaalde gastheer.
Parasieten hebben niet zelden een ingewikkeldelevenscyclus met meer dan één gastheer. Er worden verschillende typen levenscyclus onderscheiden op grond van de eventuele wisseling van gastheren en het moment van degeslachtelijke voortplanting van het parasitaire organisme:directe of monogenetische levenscyclus enindirecte of digenetische levenscyclus:[3]
Nagenoeg allesoorten dieren hebben parasieten. In veel gevallen zijn deze met de soortmee geëvolueerd en specifiek voor degastheersoort. Er zijn zelfs gevallen, bijvoorbeeld bij sommigevleermuizen, waarin het gemakkelijker is de soort te herkennen aan de parasieten dan aan de kenmerken van het dier zelf.
Bij demens zijnmeer dan tien soorten parasieten beschreven, zoalslintwormen,rondwormen,vlooien,teken,mijten enluizen. Sommige dieren parasiteren weleens 'per ongeluk' op de mens of een andere diersoort die niet de meest natuurlijke is, zoals delarven van sommige soorten tropischehorzels. De larven van derunderhorzel leven normaal gesproken onder de huid vanrunderen of andere grote dieren, maar als de horzel eitjes in de menselijkehuid legt, kunnen de larven daar ook wel uitgroeien, zichverpoppen en als vlieg de onderhuidse 'kraamkamer' verlaten.
Veel parasieten hebben zelf ook weer parasieten:hyperparasitisme.
Eenbroedparasiet is een dier, bijna altijd eenvogel ofinsect, dat zijneieren in het nest van een andere diersoort legt, zodat de jongen door de de gastheer worden grootgebracht.
Parasieten (soms ook genoemd: 'woekerplanten') komen ook voor bij devaatplanten.
Bremrapen vormen het voorbeeld van parasieten zonderbladgroen.Voedingsstoffen betrekken deze parasieten volledig van hun gastheer. De plant kan jarenlang onder de grond leven als een knol die via dewortels van de gastheer aan zijn voedingsstoffen komt. Na een aantal jaren blijkt de aanwezigheid van de parasiet doordat bovengronds de witte, paarse of bruine bloemstengels te zien zijn.
Een ander voorbeeld van parasitisme is de tropischeRafflesia arnoldii, die bekend staat om zijnbloem, die de grootste solitaire bloem op aarde is. De plant heeft verder geen waarneembare bladeren, wortels of stengels.
Er komen bij de vaatplanten ookhalfparasieten voor. In dit geval wordt water met de daarin opgeloste mineralezouten van de gastheer betrokken. Halfparasieten hebben bladgroen en kunnen defotosyntheseproducten zelf aanmaken. Voorbeelden van halfparasitaire planten zijn te vinden in de geslachtenmaretak,bergvlas,ratelaar,ogentroost enzwartkoren.
Orde | Familie |
---|---|
Boraginales Berchtold & J. Presl, nom. cons. | Lennoaceae Solms-Laubach =Ruwbladigenfamilie Juss. |
Cucurbitales Berchtold & J. Presl | Apodanthaceae Takhtajan |
Ericales Dumortier | Mitrastemonaceae Makino = Mitrastemmataceae |
Lamiales Bromhead | Bremraapfamilie Vent. |
Laurales Berchtold & Presl | Laurierfamilie A. L. de Jussieu (1789) |
Malpighiales C. Martius | Rafflesiaceae Dumort. |
Malvales Berchtold & J. Presl | Cytinaceae A. Rich. |
Piperales Dumortier | Hydnoraceae C. A. Agardh. (1821) |
Santalales Berchtold & J. Presl | Erythropalaceae Planch ex Miquel (1856) |
Strombosiaceae Tiegh. (1899) | |
Ximeniaceae Horan (1834) | |
Coulaceae Tiegh. (1897) | |
Aptandraceae Miers (1853) | |
Octoknemaceae Soler (1908) | |
Olacaceae s. str. R.Brown (1818) | |
Schoepfiaceae Blume (1850) | |
Misodendraceae J.Agardh (1858) | |
Loranthaceae Juss. (1808) | |
Opiliaceae Valeton (1886) | |
Comandraceae Nickrent & Der (2010) * | |
Thesiaceae Vest (1818) * | |
Cervantesiaceae Nickrent & Der (2010) * | |
Nanodeaceae Nickrent & Der (2010) * | |
Santalaceae R. Br. (1810), emend. (s. str.) * | |
Amphorogynaceae (Stauffer ex Stearn) Nickrent & Der * | |
Viscaceae Batsch * | |
Balanophoraceae L. C. Richard & A. Richard | |
Saxifragales Bercht. & J. Presl. | Cynomoriaceae Lindley |
Solanales Dumort. | Convolvulaceae Dumortier |
Zygophyllales Chalk | Krameriaceae Dumortier |
* binnenSantalaceae R. Brown s. lat. |
Verschillende soortenschimmels zijn parasieten van andere schimmels. Voorbeelden van parasiterende schimmels zijnParasitella parasitica enChaetocladium brefeldii. Het zijn schimmels met veelkernigeschimmeldraden. Bij versmelting van de parasitaire schimmeldraad (fusieparasitisme) met die van de waard komen hetcytoplasma en de kernen in het cytoplasma van de waard.