Debavianen (Papio) vormen eengeslacht vanapen binnen de familieCercopithecidae. Hun verspreidingsgebied is het zuidelijkeArabisch Schiereiland enAfrika ten zuiden van deSahara. Het zijn op demensapen na de grootste apensoorten. Er worden over het algemeen vijf verschillende soorten onderscheiden. De nauwste verwanten van de bavianen zijn demangabeys van het geslachtLophocebus.
Bavianen zijn grote grondbewonende apen. Hun ogen liggen diep in het gezicht onder erg zware wenkbrauwen. De dieren hebben meestal een grijzig bruine vacht en een lange snuit met grotehoektanden. De staart is niet lang. Vaak vertonen ze opgezwollen achtersten. Volwassen mannetjes zijn groter en hebben langere snuiten dan vrouwtjes. Het zijn bodemdieren, die op handpalm en voetzool lopen. De lichaamslengte varieert van 50 tot 110 cm, de staartlengte van slechts 5 tot ruim 70 cm.
Bavianen leven soms in gemengde groepen samen met antilopen zoalsimpala enGrants gazelle en metgroene meerkatten. Alhoewel beide soorten elkaar waarschuwen bij gevaar, kan een baviaan zich weleens vergrijpen aan een jong van de andere soort.
Bavianen trekken rond in groepen van 10 tot 200 exemplaren, meestal bestaande uit enkele dominante mannetjes, vrouwtjes met hun jongen en onvolwassen dieren. De mannetjes leven in eenhiërarchie. De grootste, sterkste en agressiefste is dominant. De meest dominante mannetjes hebben het recht op paring, het beste voedsel en de beste slaapplaats. Meestal zijn dreigingen (grommen, schijnaanvallen) genoeg om minder dominante dieren op hun plaats te wijzen. Soms dagen lager geplaatste mannetjes een dominante baviaan uit tot een gevecht. Bij deze gevechten kunnen gewonden en zelfs doden vallen. Dominante mannetjes houden zich enkel bezig metbronstige vrouwtjes, andere vrouwtjes negeren ze. Door middel vanvlooien halen dieren de banden aan binnen de groep.
Vrouwtjes krijgen per worp één jong, dat ze gedurende enkele dagen bij zich dragen. Na een week of twee gaat het op onderzoek uit, maar blijft in de buurt van de moeder, die de telg nauwlettend in de gaten houdt. Na drie maanden verzwakt de aandacht van de moeder en gaat het jong vaker op eigen ontdekkingstochten. De twee trekken alleen nog met elkaar op bij groot gevaar. Na een jaar houdt het jong zich meer bezig met zijn leeftijdsgenootjes. Vrouwtjes blijven hun hele leven bij de groep, mannetjes vertrekken zodra ze volwassen zijn geworden.
Bavianen leven voornamelijk in bebostesavannes ensteppen. Eigenlijk kunnen ze overal overleven, zolang er maar een (tijdelijke) drinkplaats is en een plek om in te schuilen bij gevaar (bijvoorbeeld rotsen of bomen). Ze ontbreken in volledig open gebieden en in dichte bossen. Ze komen voor in bijna geheel Afrika ten zuiden van de Sahara, met uitzondering van de regenwouden inWest- &Centraal-Afrika. Demantelbaviaan leeft ook in dehalfwoestijnen vanJemen en het zuidoosten vanSaoedi-Arabië, zoals in hetNationaal park Asir.
Over het algemeen worden er zes soorten onderscheiden. Sommige wetenschappers onderscheiden maar twee soorten,Papio hamadryas (de mantelbaviaan) enPapio papio ofPapio cynocephalus (alle andere soorten). Anderen beschouwen alle bavianen als ondersoorten vanPapio hamadryas.