In eenpapiermolen werd vroeger uittextielpapier gemaakt.Het geproduceerde papier, geschept papier, geldt als zeer waardevol.
In Nederland zijn er nog drie molens die op oude ambachtelijke wijze geschept papier produceren:
In hetDrukkerijmuseum teMeppel worden regelmatig demonstraties handmatig papierscheppen gegeven.
Vanlompen worden de aangevoerde lappen in kleine stukjes gescheurd en met hamers of messen (bewogen door het mechaniek van de molen) zo fijn mogelijk gehakt of geplet.
Daarna gaat het fijngehakte materiaal voor de laatste bewerking in eenmaalbak, vaak hollander genoemd (een kuip met water met daarin een draaiende trommel met messen en een maalplaat op de bodem) waarin de textieldraadjes tot vezels worden vermalen. De hoogte van de trommel ten opzichte van de maalplaat is verstelbaar.
De vezelpap wordt daarna overgegoten in een schepkuip, waaruit de papierschepper met behulp van een raam met fijn gaas wat papierpap uit de bak schept en onderwijl het water weg laat lopen.In het gaas kan zich een afbeelding bevinden, die alswatermerk in het papier achterblijft.Op het gaas blijft dan een laagje nat papier achter, wat na persen en drogen een velletje geschept papier wordt.
Voor het beschrijfbaar en sterker maken van het papier wordt het gedompeld in de lijmketel, die gevuld is met een warm mengsel van water,dierlijke lijm enaluin. Hierna gaat het weer terug naar de droogschuur.
Voor het produceren van wit papier is veel zuiver water nodig. Papiermolens waren dan ook alleenwatergedreven molens. In Nederland lag het centrum van de papiernijverheid inApeldoorn. Pas 100 jaar later kwam deZaanstreek met dewindmolens op als papierproducent. Hiervan is alleenDe Schoolmeester nog over. Rond 1650 waren er op deVeluwe 165 papiermolens, die 150.000riem papier produceerden. Na1673 liep door de inval van het Frans leger de productie snel terug, doordat de papiermakers naar de Zaanstreek vluchtten, waar ook al een papierindustrie aanwezig was, zij het dat daar alleen grauw en blauw papier werd vervaardigd. De Veluwse papiermakers zorgden ervoor dat de Zaanstreek overging in het maken van wit papier. Het papier van de Zaanstreek werd wereldberoemd. Rond 1880 waren er van de Veluwse papiermolens niet veel meer over en de nog overgebleven molens gingen kleren wassen.[1]