DePaemāni waren eenBelgische volksstam die doorCaesar inDe Bello Gallico, samen met deEburonen, deCondrusi en deCaerosi tot de zogenaamde "Germani cisrhenani" wordt gerekend,Germaanse stammen die ten westen van deRijn woonden en die daar de oorspronkelijke bevolking hadden verdreven[1]. Over de waarde die aan deze en dergelijke uitspraken van Caesar mag gehecht worden, is veel discussie. Over de precieze situering van hun woongebied en hun etnische oorsprong is op basis van de gegevens van Caesar niets met zekerheid te zeggen.
De Paemani worden vaak geassocieerd met de huidigeFamenne, een regio inWallonië met als hoofdstadMarche-en-Famenne.[2]. Het voorstel dat de naam Famenne zelf zou zijn afgeleid vanPaemani wordt niet meer algemeen aanvaard, maar het gebied wordt als een redelijk voorstel gezien voor het gebied waar de Paemani mogelijk hebben gewoond.[3]
Er is betoogd dat hun naam in feiteCaemani was.[4] Dit was de spelling die doorOrosius in eenparafrase op Caesar werd gebruikt.
In latere vertellingen, gedurende de tijd van deRomeinse Rijk worden de Paemani niet meer vermeld. Het voormalige gebied van de Paemani lag in de zuidelijke uitlopers van deCivitas Tungrorum, die vernoemd was naar de grotere tribale groepering die deTungri werden genoemd, wat zoals hierboven vermeld, een nieuw naam kan zijn geweest voor deGermani, die door Caesar werden beschreven. De oude districten van deCondrusi en deCaerosi worden verondersteld hun naam te hebben gehouden.