Poster met de Ottomaanse sultans (ca. 1914)De trouwdag van Rukiye Sabiha Sultan in 1920, van links naar rechts: Fatma Ulviye Sultan, Ayşe Hatice Hayriye Dürrüşehvar Sultan, Emine Nazikeda Kadınefendi, Rukiye Sabiha Sultan, Mehmed Ertuğrul Efendi, Şehsuvar Hanımefendi.
DeOttomaanse of Osmaanse dynastie (of hetHuis van Osman ofHuis van Othman) regeerde over hetOttomaanse Rijk van1281 tot1923.
Het Osmaanse of Ottomaanse Rijk werd gesticht doorOsman I (diens vader,Ertuğrul, wordt niet gerekend tot de dynastie), hoewel de dynastie pas werd uitgeroepen in1383, toenMurat I zichzelf totsultan uitriep. Daarvoor zou de stam/dynastie bekend hebben gestaan onder de naamSöğüt, maar ze werd nu hernoemd alsOsmanlı (Ottomaans of Osmaans in het Nederlands) ter ere van haar stichter Osman.
Aanvankelijk was het slechts een van diverse rivaliserende tribalebeyliks van deSeltsjoeken na het uiteenvallen van het sultanaat van Konya (Ikonion) en hetGriekse keizerrijk van Nikaia (Nicea, nu Iznik), maar tegen 1402 waren het Westen van Anatolië en een gebied op de Balkan in en rond Bulgarije in Osmaanse handen, zodat de ironisch nabij het hartland gelegen, haast tot een stadstaat verschrompelde Byzantijnse hoofdstadConstantinopel geheel omsingeld werd. Na een halve eeuw viel ze in 1453 en werd de Osmaanse hoofdstad onder de benaming Istanbul (een Turkse verbastering van de Griekse wegaanduiding voor 'naar de Stad'), waar het orthodox oecumenisch patriarchaat voortaan in de schaduw van de islam zou staan.
De grote sultan was de enige en absolute heerser, staatshoofd én regeringshoofd, ten minste officieel, daar vaak een groot deel van de machtde facto toeviel aan andere ambtenaren van het staatsbestuur (in principe allemaal aan hem onderworpen), in het bijzonder de leden van dedivan (rijkskabinet), en met name de in afwezigheid van de soeverein voorzittendeGrootvizier, naar wiens paleis de Ottomaanse regering bekendstond als deVerheven Porte, terwijl de heersers eigenTopkapi-paleis voornamelijk alsseraglio ("harem") diende, een lustoord en gouden kooi voor de keizerlijke familie, die angstvallig bewaakt werd uit vrees voor een paleisrevolutie.
Toen de kleindochter van sultanMehmet VI en kaliefAbdülmecit II, prinsesFatma Neslişah Sultan, geboren in 1921 in de nadagen van hetOttomaanse Rijk, de laatste telg geboren voor de val van het rijk, overleed op 2 april 2012 markeerde dit het einde van de Ottomaanse dynastie.
Leden van de familieOsmanoğlu, waaronder Şehzade Ömer Faruk en Sabiha Sultan.
Na 1389 noemden de heersers zichshah, hetPerzische woord voor "koning". Nadat de Ottomanen in 1453Constantinopel veroverden noemden ze zichpadishah, wat "Grote Koning" betekent, "keizer". De Ottomaanse sultans claimden daarmee formeel het Oost-Romeinse of Byzantijnse keizerschap.
Andere titels waren "sultan der sultans" (sultan, elders een heerserstitel van vorstelijke rang, werd in de Osmaanse dynastie voor alle prinsen gebruikt, zoalsaartshertog bij de Habsburgse (Roomse) keizers. In het Westen sprak men vaak van de "grote sultan" of de "grote Turk", de Perzische titels "hünkar" ensjah-in-sjah (koning der koningen", wegens de claim over Perzië, het centrum van de "ketterse" en theologisch rivaliserende sjia), de Mongoolse titel(k)hakan ("khan der khans", als "erfgenaam" van deDzjengiskhaniden), "beschermer van de heilige steden" (van de islam:Mekka,Medina - cfr.grootsjerief - enJeruzalem),bevelhebber van de gelovigen.
Tussen 1517 (volgens een anachronistische overlevering; eigenlijk later en geleidelijk, op individuele basis tot 1876) en 1924 droegen de Ottomaanse sultans ook de titelkalief, die de claim inhoudt van heerser van de hele (althans orthodox-soennitische)islam.