DeOratio de hominis dignitate ('Rede over de waardigheid van de mens') is eenLatijns werk geschreven doorGiovanni Pico della Mirandola in 1486 en postuum verschenen in 1496. Het was opgevat als inleidende toespraak voor een conferentie inRome die hij wilde laten debatteren over 900 stellingen van zijn hand. DeKatholieke Kerk, vol argwaan tegenover zijn mengsel van christelijke enesoterische ideeën, verbood de conferentie. Hij bracht zich in veiligheid naarFlorence en liet nog hetzelfde jaar de 900 stellingen drukken zonder de rede (Conclusiones philosophicae, cabalisticae et theologicae sive Theses DCCCC). Na zijn dood nam zijn neef Gianfrancesco Pico de titelloze rede op in het verzamelwerkCommentationes Ioannis Pici Mirandulae in hoc volumine contentae (1496). Een latere uitgever gaf er de titelOratio de hominis dignitate aan, wat eind 18e eeuw de aandacht trok van de kantiaan Wilhelm Tennemann.[1] De waardigheid van de mens was immers een centraal concept in de verlichte filosofie vanImmanuel Kant. Vanaf dan werd Pico bekend als een vroege verdediger van de menselijke waardigheid, hoewel dat laatste woord slechts tweemaal voorkwam in het hele werk, waarvan de eerste keer dan nog als een kwaliteit van deengelen. Het doel van het werk was uiteen te zetten hoe mensen doorkabbalistiek enmagie engelen konden worden en vervolgens opgaan inGod. Niettegenstaande de rede eeuwenlang weinig impact had en dan ook nog verkeerd werd begrepen toen ze wel onder de aandacht kwam, is ze bekend komen te staan als een van de eerstemanifesten van hetrenaissance-humanisme inEuropa. Vooral de roerende aanhef is daarvoor verantwoordelijk, waarin God aanAdam uitlegt dat de mens als een kunstenaar zichzelf mocht vormgeven.[2]