| Nederlandse Kaapkolonie destijds officieel: Tussenstation Kaap de Goede Hoop | |||||
|---|---|---|---|---|---|
| Handelspost van deVOC Particuliere kolonie van deRepubliek der Zeven Verenigde Nederlanden | |||||
| |||||
| Kaart | |||||
| Groei Nederlandse Kaapkolonie tot 1795 | |||||
| Algemene gegevens | |||||
| Hoofdstad | Kaapstad | ||||
| Oppervlakte | 145.000km² (op het hoogtepunt) | ||||
| Bevolking | 1.500 (in 1650) 2.100 (in 1700) 8.000 (in 1750) 18.000 (in 1800) | ||||
| Talen | Nederlands | ||||
| Religie(s) | Gereformeerd | ||||
| Munteenheid | Gulden | ||||
| Regering | |||||
| Regeringsvorm | Door deVOC bestuurd - in naam van deRepubliek | ||||
| Dynastie | Vereenigde Oostindische Compagnie[1] | ||||
| Regeringsleider | Commandeur[1] Gouverneur Commissaris Generaal | ||||
| Legislatuur | Heren XVII | ||||
DeNederlandse Kaapkolonie (officieel:Tussenstation Kaap de Goede Hoop) was een verversing- of tussenstation van deVereenigde Oostindische Compagnie (VOC) rondKaapstad in het huidigeZuid-Afrika. Het gebied was in Nederlandse handen van 6 april 1652 tot 7 augustus 1795. Deze kolonie bij deKaap de Goede Hoop had eigenlijk alleen een verversingstation voor VOC-schepen moeten worden om de reis naar Indië te vergemakkelijken.
Door de velescheepvaart, emigratie van Nederlanders (vooral Zeeuwen en Hollanders en later ookhugenoten en Duitsers) en de drang van de kolonisten tot uitbreiding van de kolonie, groeide het tussenstation in de loop van de 17e eeuw uit tot een vestigingskolonie. Thans wonen er ongeveer zeven miljoen mensen van (gedeeltelijke) Nederlandse afkomst in Zuid-Afrika. Nazaten van Nederlandse emigranten zijn thansAfrikaners,kleurlingen ofEngelssprekende Zuid-Afrikanen.
Met het stichten van de Nederlandse Kaapkolonie werd de basis gelegd voor het huidige Zuid-Afrika. De handelspost/kolonie werd door de VOC bestuurd namens deRepubliek der Zeven Verenigde Nederlanden.
De geschreven geschiedenis van de Kaapkolonie (later bekend alsKaapprovincie vanZuid-Afrika) begon toenBartolomeu Dias, een Portugese navigator, deKaap de Goede Hoop ontdekte in 1488.[2] In 1497 zeildeVasco da Gama langs de hele kust van Zuid-Afrika op weg naarIndia. De Portugezen, aangetrokken door de rijkdom inAzië, vestigden geen permanente nederzetting op deKaap de Goede Hoop. In 1652 vestigden deNederlanders in het gebied een permanentehandelspost, die diende als een plaats waar schepen vers water en voedsel konden laden.
De Nederlandse nederzetting in het gebied begon in maart 1647 met deschipbreuk van het Nederlandse schipHaarlem. De schipbreukelingen bouwden een klein fort dat de ze de naam "Zandenburch" gaven.[3] Ze verbleven er bijna een jaar, totdat ze werden gered door een vloot van 12 schepen onder het commando vanWollebrant Geleyns de Jongh. Jan van Riebeeck, de toekomstige stichter van de Kaapkolonie, voer op een van deze reddingsschepen. Na terugkeer in Nederland probeerde onderkoopman Leendert Janszoon, die de leiding had over de strandelingen van deHaarlem, deVereenigde Oostindische Compagnie over te halen om een verversingspost aan de Kaap de Goede Hoop te openen. In het documentRemonstrantie (1649) schreef hij over de mogelijkheden die dit gebied te bieden had en wees op de afbreuk van de natuur op Sint-Helena door de scheepvaart.
Een Nederlandse expeditie van 90calvinistische kolonisten, onder het commando vanJan van Riebeeck, stichtte de eerste permanente nederzetting in de haven van het hedendaagseKaapstad aan deKaap de Goede Hoop op 6 april 1652. Bij deze missie waren vijf schepen betrokken:

De kolonisten bouwden oorspronkelijk een fort van klei en hout. Tussen 1666 en 1679 werd dat vervangen doorKasteel de Goede Hoop, nu het oudste gebouw van Zuid-Afrika. De kolonisten begonnen in 1671 met de aankoop van grond buiten de oorspronkelijke grenzen van het eerste fort dat gebouwd was door Van Riebeeck. De kolonisten kochten de grond van deKhoikhoi-stam(men), die door de kolonisten "Hottentotten" genoemd werden. Die grond begonnen de talrijke boeren onder de kolonisten te ontginnen.
Veel andere kolonisten hadden alleen ervaring in los werk. Zij waren minder ambitieus dan de boeren. Dit kwam tot uiting in een onverschillige houding ten opzichte van de ontwikkeling van de kolonie. Nadat in 1685 een commissaris gestuurd werd om meer kolonisten aan te trekken, begon een meer specifieke groep immigranten te komen.Fransehugenoten, die na de herroeping van hetEdict van Nantes gevlucht waren naar de Nederlandse (calvinistische)Republiek, begonnen via wervingen van de VOC naar de Kaap te komen. Ondanks dat zij maar een klein deel van de immigranten waren, hadden de hugenoten een duidelijke invloed op het karakter van de Nederlandse kolonisten. Als gevolg van het beleid van de VOC, dat voorschreef dat scholen uitsluitend dienen te onderwijzen in hetNederlands en een spreidingsbeleid ten opzichte van de Franse hugenoten, was hun eigen identiteit en de kennis van hetFrans tegen het midden van de 18de eeuw verdwenen.
De Kaapse kolonisten verwierven geleidelijk al het land van de Khoikhoi noordelijk en oostelijk van hun basis inKaapstad. Een groot aantal stammen van Khoikhoi was door oorlogen enpokkenepidemieën in 1713 en 1755 ernstig verzwakt. Een paar overgebleven stammen behielden hun onafhankelijkheid, maar de meerderheid van de Khoikhoi ging werken voor de kolonisten. De Nederlands-Kaapse overheid nam in 1787 een wet aan, waarin de resterendenomadische Khoikhoi bepaalde beperkingen werden opgelegd. De rechtstreekse werking van deze wet was de Khoikhoi nog meer afhankelijk te maken van de boeren (kolonisten) of hen te dwingen naar het noorden trekken tot buiten de koloniale grenzen. Degenen die ervoor kozen weg te trekken, kwamen in aanraking met hun oude vijanden, deBosjesmannen, die de vlakten tussenNieuwveld enSneeuwberg enerzijds en deOranjerivier anderzijds bewoonden.
Noch de vijandigheid van de inheemse bevolking, noch de strijd om delandbouw in deKaroo en hetVeld rendabel te maken, vertraagde de vooruitgang van de kolonie. De trage vooruitgang en langzame uitbreiding was vooral te wijten aan het tirannieke beleid van deVOC. De VOC wilde dat de Kaapkolonie alleen een verversingspost op weg naar Indië zou zijn en geen vestigingskolonie, die geld zou kosten. Daarom legde het bestuur van de Kaapkolonie, met steun van de VOC-Kamers en deHeren XVII, de volgende maatregelen op:
Deze neiging om de verdere ontwikkeling van de industrie en het bedrijfsleven te ontmoedigen zorgde voor een afkeer van de geordende overheid, vooral omdat de kolonisten vanuit eenlibertair oogpunt uit de republiek vertrokken waren. Dit libertarisme zou de Nederlandse kolonisten enAfrikaners nog voor vele generaties kenmerken. Op zoek naar manieren om aan de onderdrukking van de VOC te ontsnappen, trokken de boeren verder en verder vanKaapstad weg. De Compagnie vestigde, wegens controle op de inwoners, in 1745 een magistraat inSwellendam en in 1786 een magistraat inGraaff-Reinet. De autoriteiten verklaarden dat deGamtoos (rivier) de oostelijke grens van de kolonie was, maar deze grens werd al snel overschreden door verdere uitbreidingen. Hierna kwam in 1780 de VOC met de Nederlandse kolonisten overeen dat deGrote Visrivier de definitieve grens van de kolonie zou zijn. In 1795 verdreven de boeren en kolonisten in de grensdistricten, die van de Compagnie geen bescherming kregen tegen de voortdurende aanvallen van stammen van buiten de kolonie, de ambtenaren van de kolonie en vestigden de eerste onafhankelijkeBoerenrepublieken in deRepubliek Swellendam en deRepubliek Graaff-Reinet.

Dit was de administratieve indeling van de Kaapkolonie, aan de vooravond van de Britse bezetting in 1795.
De kolonie was verdeeld in 4 districten:[5]
| Bevolkingsaantal (1797) | ||||
|---|---|---|---|---|
| District | Vrije bevolking/Christenen | Slaven | "Hottentotten" | Totaal |
| District van de Kaap | 6 261 | 11 891 | - | 18 152 |
| District vanStellenbosch enDrakenstein | 7 256 | 10 703 | 5 000 | 22 959 |
| District vanSwellendam | 3 967 | 2 196 | 500 | 6 663 |
| District vanGraaff-Reinet | 4 262 | 964 | 8 947 | 14 173 |
In 1795 werd deRepubliek der Zeven Verenigde Nederlanden, het moederland van de VOC en de Kaapkolonie, door hetFranse leger onder leiding vanNapoleon Bonaparte bezet. Hoewel de VOC aan het begin van denapoleontische oorlogen al zeer verzwakt was, voldeed een Brits leger onder generaalJames Henry Craig aan het verzoek om de kolonie veilig te stellen voor deErfstadhouderWillem V van Oranje-Nassau tegen de Fransen. De stadhouder vroeg zelf om deze bezetting in deBrieven van Kew. De Nederlandsegouverneur van de Kaapkolonie weigerde in eerste instantie de instructies van de prins-stadhouder te gehoorzamen, maar nadat de Britse vloot gedreigd had geweld te gebruiken, capituleerde de gouverneur. De Britten namen korte tijd na hun landing in de Kaap ook de controle overrepubliek Swellendam enrepubliek Graaff-Reinet over.
In februari 1803 kwam de kolonie als gevolg van deVrede van Amiens onder de bestuur van hetBataafs Gemenebest.
In 1806 bezette hetVerenigd Koninkrijk opnieuw de Kaapkolonie. Ditmaal bleef de kolonisatie definitief. KoningWillem I der Nederlanden erkende in 1814 – door het tekenen van hetVerdrag van Londen – de Britse heerschappij over de Kaapkolonie. Desondanks bleef de verwantschap tussen Nederland en de Nederlandse kolonisten in Zuid-Afrika minstens tot in de jaren ’60 van de twintigste eeuw een grote rol spelen, gezien de opeenvolgende Boerenrepublieken, deBoerenoorlogen en, na deTweede Wereldoorlog, de grote emigratie van Nederlanders naar Zuid-Afrika.