Limburg (uitspraakⓘ;Limburgs:Limbörg ofLèmburg), ook wel aangeduid alsNederlands-Limburg ter onderscheiding vanBelgisch-Limburg, is eenprovincie vanNederland, gelegen in het zuidoosten van dit land. Limburg is als gewest in zijn huidige vorm pas in 1839 ontstaan en verkreeg zijn provinciale status in1867. Het is daarmee opFlevoland na de jongste provincie van Nederland. De hoofdstad isMaastricht.
Met zijn 1.133.255 inwoners (1 januari 2025) hoort Limburg (samen met Utrecht en Overijssel) tot de middelgrote Nederlandse provincies. De bevolkingsdichtheid bedraagt 519 inw./km², waarbij de regioZuid-Limburg het zwaartepunt vormt. Dit deel van de provincie telt meer inwoners danNoord- enMidden-Limburg tezamen. Naast het Nederlands is ook hetLimburgs erkend als officiële taal in de provincie.
Geografisch wordt de provincie in belangrijke mate gekenmerkt door haar ligging aan de rivier deMaas, vanafEijsden in het zuiden tot aanMook in het noorden. De smalle en langgerekte vorm van de provincie is historisch in hoofdzaak om strategische redenen door de loop van deze rivier bepaald. Zij werd in deTachtigjarige Oorlog voorbereid doordat hetStaatse leger diverse losse steunpunten langs de Maas wist te verkrijgen en vast te houden. Later wilde men niet datPruisen nog toegangen tot de Maas zou behouden, zodat onder meer de noordelijke 'slurf' van het huidige Limburg bij Nederland kwam.
Limburg heeft als enige Nederlandse provincie een grens met twee buitenlanden: in het westen en zuiden (Voeren) met Belgisch Limburg, en eveneens in het zuiden voor een klein deel met de Belgische provincieLuik (waarbij Limburg ook de enige Nederlandse provincie is die aanWallonië grenst); in het oosten over de gehele lengte met deDuitse deelstaatNoordrijn-Westfalen en de daarin gelegenRegierungsbezirken Düsseldorf enKeulen. De provincie grenst ook aan twee Nederlandse provincies: in het uiterste noorden aanGelderland en in het noordwesten aanNoord-Brabant. Samen met de laatste vormt Limburg hetlandsdeel Zuid-Nederland.[2]
Met name Zuid-Limburg heeft door zijn ligging eeneuregionale oriëntatie. Mede hierdoor neemt de hoofdstad Maastricht een internationaal bekende positie in.
Limburg bezit een sterk eigen karakter, cultureel en landschappelijk. Een groot deel van de bevolking spreekt een van de vele Limburgse dialecten, die binnen het Nederlands een aparte plaats innemen. De bevolking is van oudsher voor het overgrote deelrooms-katholiek. Tot diep in de twintigste eeuw was de Kerk ook maatschappelijk sterk aanwezig. De provincie vormt een eigen bisdom, hetbisdom Roermond. Er zijn allerlei specifieke cultureletradities (onder meercarnaval,processies enschuttersfeesten). Mede door haar landschappelijke waarden, hetNationaal Park De Maasduinen in Noord-Limburg, hetNationaal Park de Groote Peel in Noord- en Midden-Limburg, deMaasplassen en hetNationaal Park De Meinweg in Midden-Limburg, enNationaal Landschap Zuid-Limburg en het daarin gelegenHeuvelland in Zuid-Limburg, is de provincie van betekenis voor het toerisme.
In politiek opzicht kent het gebied dat nu Limburg vormt een lange en gevarieerde geschiedenis. Limburg was tot aan deFranse tijd een lappendeken van zelfstandige en afhankelijke gebieden. Elke plaats heeft zijn eigen, specifieke dialect. Met de zuidelijke helft van zijn westgrens grenst Limburg aan deBelgische provincie Limburg, een verwante buurprovincie waarmee het vanaf de Franse tijd tot aan deBelgische onafhankelijkheid bestuurlijk verenigd was.[3]
De bewoningsgeschiedenis van Limburg gaat ver terug. Onder meer in Zuid-Limburg zijn sporen van deBandkeramische cultuur (5300-4900 v.Chr.) en Romeinse bewoning en wegen. Zowel Maastricht alsHeerlen behoren tot de oudste nederzettingen (en later steden) van Nederland.
De drie Limburgen: de in 1839 gesplitste provincies in België en Nederland, en het oorspronkelijke, middeleeuwse hertogdom Limburg met gelijknamige hoofdstad
De naam van de beide provincies Limburg is rechtstreeks afkomstig van het oudehertogdom Limburg, en daarmee indirect van het kasteel Limburg in het plaatsjeLimburg aan deVesder, thans gelegen in de provincieLuik. De historische naam Limburg wordt echter pas sinds 1815 gebruikt om er het gebied van zowel de huidige Nederlandse als dat van deBelgische provincie mee aan te duiden. In dat jaar besloot koningWillem I de toen geheel nieuwe provincie, die voorheen met name voor het thans Nederlandse deel uit een lappendeken van vele gebiedjes bestond, en waarvan slechts een miniem stukje van het oudehertogdom Limburg deel uitmaakte, 'Limburg' te noemen. Het thans Belgische deel van die provincie was aanzienlijk minder verbrokkeld, en bestond grotendeels uit het vroegeregraafschap Loon. De naam Limburg raakte snel ingeburgerd voor de beide provincies en men is er in beide Limburgen sterk aan gehecht geraakt.
Hettoponiem Limburg komt inDuitsland vaker voor; bijvoorbeeld een bekende Duitse plaats (metbisschopszetel) isLimburg an der Lahn. Ook het in Nederland gelegenLimbricht (nabijSittard) zou oorspronkelijk Limburg (Lemborgh) geheten hebben.Er bestaat echter geen sluitende verklaring voor deze oude naam. Sommige bronnen verklaren hem als slangen- of drakenburcht. Hierbij zouLim- een verbuiging zijn vanlint, dat te verklaren valt alslintworm, slang ofdraak.[4] Andere bronnen keren voor de naamverklaring terug naar hetIndo-Germaanse enKeltische woorddeellint, met de betekenismoeras.[5]
De eerste bewoners die sporen achtergelaten hebben warenneanderthalers die in Zuid-Limburg bivakkeerden. In hetneolithicum werd hiervuursteen gewonnen in ondergrondsemijnen, onder andere bijRijckholt. Ook zijn er in Zuid-Limburg sporen te vinden van nederzettingen van deBandkeramische cultuur (5300-4900 v.Chr.).
Na de Romeinen hadden deFranken hier de macht. Het gebied floreerde onder deze Frankische heerschappij.Karel de Grote had een belangrijkepalts in het nabijgelegenAken waar hij, vooral op latere leeftijd, 's winters verbleef. Na de opdeling van het Frankische rijk behoorde het gebied van het huidige Limburg, evenals de rest van Nederland, tot in denieuwe tijd tot hetHeilige Roomse Rijk. Aan het einde van de negende eeuw (van 895 tot 900), lag daarbij hetMaasland, het stamland van de dynastie derKarolingers, kortstondig nog tamelijk centraal in een meer autonoom rijksdeel, het tweedekoninkrijk Lotharingen onderZwentibold.
Limburg omstreeks 1716Limburg in de Franse tijd
Het grondgebied van het huidige Limburg was vanaf de lateremiddeleeuwen meestal verdeeld tussen hethertogdom Brabant,hertogdom Gelre,hertogdom Gulik, hetprinsbisdom Luik, deprins-bisschop van Keulen en het middeleeuwsehertogdom Limburg. Deze hertogen en bisschoppen waren nominaal onderhorigen van de keizer van het Roomse Rijk, maar in de praktijk gedroegen ze zich als onafhankelijke vorsten, die vaak onderling in oorlog waren. Hun conflicten werden dikwijls op Limburgs gebied uitgevochten wat zo dan ook bijdroeg aan de versnippering van het gebied.
Een voorbeeld van de versnippering: hetLand van 's-Hertogenrade na hetPartagetraktaat van 1661. In 1815 kwam de huidige grens in het zuidoosten van Limburg tot stand (de grijze stippellijn).
Hetdepartement Nedermaas (of 'Beneden-Maas') was een tijdens deFranse tijd ingesteld Frans departement in de Nederlanden. Het bestond van 1795 tot 1814 en werd bestuurd vanuit de departementshoofdstad Maastricht.
In 1794 werden de lage landen bezet door hetFranse revolutionaire leger en kwam het grootste deel van de twee huidige Limburgse provincies onder direct Frans gezag. Het merendeel van het gebied werd toen voor het eerst een bestuurlijke eenheid onder de naamDépartement de la Meuse-Inférieure ofteweldepartementNedermaas, met als hoofdstad Maastricht. Men mag stellen dat de provincie in eerste instantie door de Fransen is gecreëerd, zij het in een andere gedaante dan de huidige.
Na deFranse Tijd, bij de vorming van hetVerenigd Koninkrijk der Nederlanden, werd het voormalige departement, tezamen met een deel van hetRoerdepartement, een nieuwe provincie, die op gezag van de nieuwe koningWillem I in haar geheelLimburg werd genoemd. Hieraan lagen deels historische, deels strategische redenen ten grondslag.Zo hoorden de huidige drie meest noordelijke gemeentenMook en Middelaar,Gennep enBergen, waar geen Limburgs maarKleverlands, wordt gesproken en die voordien nog bijPruisisch Opper-Gelre enKleef hoorden, van 1803 tot 1815 nog bijPruisen, evenalsArcen enVelden, maar omdat de toekomstige koning Willem I bij hetCongres van Wenen liever geen Pruisen aan de Maas zag, werd deze strook op de rechteroever overgedragen aan het nieuwe Verenigd Koninkrijk. Om dezelfde strategische redenen zijn tegelijkertijd ontbrekende, cruciale puzzel-elementen als het voordienGulikse gebied van hetambtBorn (metSusteren) en de stadSittard, dat metUrmond enGrevenbicht tot aan de Maas reikte, alsmede de Gulikse Maashaven bij Tegelen en Steyl, definitief bij de nieuwe provincie Limburg gekomen. In ruil daarvoor verkreeg Pruisen onder meer gebiedsdelen bij's-Hertogenrade en bijElmpt/Niederkrüchten, die tot de Nederlanden behoord hadden.
In 1830 sloot geheel Limburg, met uitzondering van Maastricht, waar een Nederlands garnizoen was gelegerd, zich aan bij deBelgische Revolutie. Daarom werd van 1830 tot 1833Maastricht geblokkeerd. De tijdelijke hoofdstad werdHasselt.
In 1839 werd in hetVerdrag der XXIV Artikelen, dat het definitieve grensverloop tussen Nederland en de nieuwe Belgische staat vastlegde, bepaald dat het oostelijk deel van Limburg naar Nederland zou terugkeren en tevens alshertogdom Limburg, met de Nederlandse koning als hertog, bij deDuitse Bond zou worden aangesloten, ter compensatie voor het verlies vanwestelijk Luxemburg. België zou ter compensatie recht krijgen op een verkeersverbinding door Nederlands-Limburg naar Duitsland, de latereIJzeren Rijn. Koning Willem I bleef zich lang tegen de Belgische afscheiding verzetten, maar aanvaardde het verdrag uiteindelijk in 1839. Sindsdien is Limburg gesplitst in eenBelgisch en een Nederlands deel. Onder de bevolking ontstond in 1838 nog een protestbeweging tegen de splitsing en tegen aansluiting van oostelijk Limburg bij Nederland, maar die haalde niets uit. Tussen 1842 en 1849 bevond zich, met de zelfde intenties als de protesten in 1838, eenLimburgse Separatistische Beweging in het Nederlandse parlement, geleid door onder anderenJan Lodewijk van Scherpenzeel-Heusch. Deze beweging zag de toekomst van Limburg als volledig onderdeel van de Duitse Bond. In maart 1848 brak in de Duitse Bond deMaartrevolutie uit, die streefde naar een Duitse eenheidsstaat op liberale grondslag. De Limburgse vertegenwoordigers in het nieuweFrankfurter Parlement beijverden zich voor aansluiting bij deze Duitse eenheidsstaat. Uiteindelijk mislukte de revolutie en werd de confederale Duitse Bond heropgericht.
De bijzondere positie van Limburg duurde tot 1866, toen de Duitse Bond uiteenviel als gevolg van de tweestrijd tussenPruisen enOostenrijk. In mei 1867 werd in hetVerdrag van Londen vastgesteld dat Limburg een volledig onderdeel van Nederland werd. Tot 1906 bleef de provincie formeel de titel 'hertogdom' gebruiken, hoewel het sinds 1867 dus al een reguliere provincie was. Vandaag herinnert alleen het plaatselijke gebruik om decommissaris van de Koninggouverneur te noemen, nog aan deze tijd.
Mijnwerkers in de jaren 1940: de steenkoolwinning was decennialang de belangrijkste economische activiteit
Na deEerste Wereldoorlog, waarin Nederland neutraal was gebleven, kwam in België een beweging op gang die ijverde voor de annexatie van Limburg en Zeeuws-Vlaanderen, als 'straf' voor de vermeende Duitsgezindheid van Nederland. Hierop werd in Limburg gemengd gereageerd: sommigen steunden al dan niet openlijk de Belgische eisen, zoals het katholieke Tweede KamerlidHenri van Groenendael dat prompt door deRKSP geroyeerd werd.
De economie van het zuidelijk deel van de Nederlandse provincie Limburg heeft twee generaties lang voor een belangrijk deel in het teken gestaan van de keramische industrie ensteenkoolwinning. De exploitatie van de steenkoolmijnen kwam betrekkelijk laat op gang: aan het begin van de 20e eeuw. Na deTweede Wereldoorlog bleken demijnen niet langer rendabel. In december 1965 werd de sluiting van de mijnen door toenmalig minister van Economische ZakenJoop den Uyl aangekondigd en op 31 december 1974 ging de laatste mijn dicht. Dit heeft geruime tijd een hogewerkloosheid veroorzaakt, want vóór de sluiting had niet minder dan 15% van de beroepsbevolking in de mijnen gewerkt. Nederlands- en Belgisch-Limburg waren de enige steenkoolwinningsgebieden inWest-Europa waaromheen geenstaalindustrie werd gebouwd. De overheden van beide landen hadden hun zware industrie in deFranstalige gebieden, respectievelijk in deRandstad.
De voormaligeStaatsmijnen gingen gedeeltelijk verder als het chemieconcernDSM. Ook delogistiek is een belangrijke werkgever in de provincie die een belangrijke verbinding is tussen de havens van Antwerpen en Rotterdam en het Ruhrgebied. Limburg is aanvang eenentwintigste eeuw een welvarende provincie die steeds meer economische, culturele en bestuurlijke banden is aangegaan met het Duitse, Vlaamse en Waalse grensgebied: deEuregio.
Op 9 december 2008 ondertekenden de commissaris, respectievelijkgouverneur van de beide Limburgen, hetLimburgcharter. De beide provinciebesturen zouden willen bereiken dat voortaan de benamingenWest- enOost-Limburg gehanteerd worden voor respectievelijk Belgisch- en Nederlands-Limburg.[6]
Etnisch gezien is er geen aparte, afgegrensde stam. Evenals bij de vele andere volkeren in Europa hebben, al vanaf de prehistorie, vele volken bijgedragen aan de etnische samenstelling van de Limburgse bevolking. Onder de voorouders mag men Germanen,Kelten,Romeinen en vele kleinere volken (stammen) rekenen.
Op 1 januari 2007 was van de totale bevolking 19,5 procentallochtoon: 14,3% Westers en 5,2% niet-Westers.[11] De meeste Westerse allochtonen zijn mensen vanDuitse enVlaamse herkomst of familie. De gemeenteVaals heeft zelfs een allochtone meerderheid: 50,1% van de bevolking is allochtoon (46,8% Westers, waarvan 38% Duits, en 3,3% niet-Westers). OokKerkrade,Landgraaf,Brunssum enHeerlen hebben een hoog aandeel Westerse allochtonen. De voormalige gemeenteMeijel is met 3,7% de enige waar het aandeel Westerse allochtonen onder de 5% ligt. Dit heeft alles te maken met het feit dat Limburg een grensregio is.
Roermond (12,3%) enVenlo (11,1%) hebben het hoogste aandeel niet-Westerse allochtonen, gevolgd doorVenray (8,8%),Weert (8,5%) enMaastricht en Heerlen (elk 7,3%). Meijel enNederweert hebben met 1,1% het laagste aandeel.
De provincie Limburg is als eenpanhandle te herkennen op kaarten van Nederland. De provincie grenst aan zesNUTS 2-regio's, twee Nederlandse, twee Belgische en twee Duitse: hetRegierungsbezirk Düsseldorf en hetRegierungsbezirk Keulen. Deze twee Regierungsbezirken zijn onderdeel van de deelstaat Noordrijn-Westfalen, en worden samen ook wel Noord-Rijn genoemd. Een deel van hetRuhrgebied en daarnaast de metropoolregio Keulen/Düsseldorf bevinden zich in deze Regierungsbezirken. Ten zuiden en westen van de provincie bevindt zich België, in het zuiden ligt de Frans- en Duitstalige provincieLuik, in het westen deVlaamse provincieLimburg. De Nederlandse NUTS 2-regio's waar Limburg aan grenst zijnNoord-Brabant in het noordwesten enGelderland in het noorden bij de gemeenteMook en Middelaar.
In de historie van de provincie hebben deze grensregio's veel invloed gehad op het bestuur in de regio, zoals Brabant in Zuid-Limburg, Luik in de omgeving van Weert, Horn en Thorn, het noordelijke Rijnland onder hethertogdom Gulik in plaatsen als Sittard en Tegelen, enGelre in Noord-Limburg en Midden-Limburg ten oosten van de Maas.
HetGeuldal bijCamerig: Zuid-Limburg is de meest heuvelachtige streek van (Europees) Nederland
Limburg bestaat aan de oppervlakte, in Noord- en Midden-Limburg, voor een groot deel uitzandgronden, die in hetTertiair door deRijn (die destijds veel omvangrijker en krachtiger was en wiens stroomgebied een stuk westelijker lag) werden aangevoerd. De in de huidige tijd belangrijkste rivier, deMaas, was een vrij onbeduidende zijrivier van de Rijn. De Maas stroomt over de hele lengte van zuid tot noord door de provincie en heeft de zand- en grindafzettingen van de Rijningesneden. Verder zijn de belangrijkste rivieren deGeul (bijValkenburg), deRoer (bijRoermond), deNeerbeek (bijNeer) en deGeleenbeek (bijGeleen).
BijEpen komt gesteente uit hetgeologisch tijdperkCarboon aan de oppervlakte.Bruinkool ensteenkool werden gewonnen inMidden- enZuid-Limburg waar deze grondstoffen dicht aan de oppervlakte liggen. Het zuiden van Limburg geniet bekendheid vanwege het voorkomen aan de oppervlakte vankrijtgesteente, afgezet in een ondiepetropische zee tijdens het geologisch tijdperkKrijt. De ooit horizontale krijtlagen worden diep doorsneden door de Maas en de beekdalen van onder andere de Geul en deGulp waardoor het zuiden van de provincie een heuvelachtig uiterlijk heeft gekregen. Ook typisch voor Zuid-Limburg is de leemsoortlöss die tijdens deIJstijd door de wind hier werd afgezet. In het verleden werd in dePeel, op de grens vanNoord-Brabant enNoord-Limburg,turf gestoken. De laatste restanten van dit veengebied zijn nu een natuurreservaat: deGroote Peel.
De krijtlagen uit hetMaastrichts Krijt, plaatselijk bekend als "mergel", werden sinds de Romeinse tijd in steengroeven uitgezaagd in blokken om als bouwstenen te dienen. Relatief veel gebouwen in Limburg zijn uit deze mergelblokken opgetrokken. De oudemergelgroeven zijn bekend als 'grotten', zoals bijvoorbeeldValkenburgse 'gemeentegrot'. De winning van zand en grind bijRoermond nemen nog een belangrijke plaats in.
Uit de tijd van demijnbouw stamt nog de onderverdeling in eenOostelijke Mijnstreek en eenWestelijke Mijnstreek. Het LimburgsHeuvelland in het zuidoosten wordt vaak alsMergelland bestempeld. Toeristisch is de streekZuid-Limburg een begrip. De bekendste onderdelen van het Mergelland zijn het Plateau vanMargraten dat aan de noordzijde wordt begrensd door het dal van deGeul, en aan de westzijde door de Maasvallei met aan de overzijde deSint Pietersberg, aan de oostzijde door het dal van deGulp met het dorpGulpen en met even verder de hoogten rond deVaalserberg en zuidelijk door deVoerstreek.
De beken en rivieren die het grootste 'achterland' hebben zijn: 'deGroote Molenbeek in Noord-Limburg, deNeerbeek in Midden-Limburg, deRoer enGeleenbeek in Midden- en Zuid-Limburg en deGeul en deJeker in Zuid-Limburg'.
Het klimaat is, net als in de rest van Nederland,gematigd zeeklimaat met regelmatige neerslag het hele jaar door. Wel heeft Limburg te maken met een iets grotere invloed van hetlandklimaat omdat er geen grote temperatuurmatigende watervlaktes in de buurt zijn. Zo kan het zomers een stuk warmer worden dan in de rest van Nederland en in de winter een stuk kouder, vooral in het hogere Zuid-Limburg. Opmerkelijk is dat hetvoorjaar in vooral Zuid-Limburg iets eerder aanbreekt dan in de rest van noordelijker Nederland; vooral zichtbaar in de eerdere bloei van veel planten.
Een ander verschil met de rest van Nederland is dat de hoogteverschillen een wat grotere rol spelen. Zo is het Maasdal ten zuidwesten van Roermond het droogste gebied van Europees Nederland met rond de 700 mm neerslag per jaar, terwijl enkele tientallen kilometers naar het zuiden het heuvelgebied rond Vaals na de Veluwe het natst is met rond de 900 mm per jaar.
De Nederlandse provincie Limburg kent 14 plaatsen die ooitstadsrechten hadden. Ook deze lijst geeft een beeld van de vroegere staatkundige versnippering van het gebied. Er waren vele verschillende heren, maar voornamelijk de hertogen vanBrabant en vanGelre.
Plaatsen met stadsrecht
Stad
Datum van Stadsrecht
Inwoneraantal
Gemeente
Regio
Heerlijkheid op het moment van het geven van stadsrecht
Een aantal andere plaatsen in Limburg hadden of hebben wel stedelijke kenmerken (wallen, grachten, vesting, vrijheden, tolheffing etc.) maar hebben nooit de statusstad verkregen:
De Limburgse dialecten en hun aanverwanten over de grens: de Limburgs-Ripuarisch-Moezelfrankisch-Luxemburgsetonaliteit. Deze kaart brengt het verspreidingsgebied in beeld van wat linguïstisch het hoofdkenmerk van het Limburgs is: het betekenisdragend verschil intoonhoogte
De provincie Limburg bevat talrijkeLimburgse dialecten. Volgens moderne inzichten vormen die tezamen eenNederfrankische taalvariant, met de voorIndo-Europese talen vrij unieke eigenschap vantonaliteit in diverse varianten. Het gebied van het Limburgs reikt van Maastricht en Vaals in het zuiden tot aan Venlo in het noorden; ten noorden van de lijnPanningen-Tegelen wordenKleverlandse dialecten gesproken. HetVenloos neemt een overgangspositie in.
Voorbeelden van typisch Limburgse gerechten of producten zijn:vlaai,zuurvlees,nonnevot,appel- enperenstroop. In Noord- en Midden-Limburg worden veelasperges verbouwd, ook wel het 'witte goud' genoemd.
Limburg is de enige Nederlandse provincie waarkatholieken een (kleine) meerderheid vormen van de bevolking,[18] al is die meerderheid slinkend, waarbij 53 % van de Limburgers eind 2022 lid was van de katholieke kerk (602.000 kerkleden van de 1.128.000 inwoners).[19] Al vanaf de laat-Romeinse tijd had het christendom hier voet aan de grond. Deoudste christelijke grafstenen van Nederland (5e/6e eeuw) bevinden zich in deSint-Servaasbasiliek in Maastricht. De zetel van debisschoppen van Luik zou aanvankelijk inTongeren hebben gestaan, en bevond zich aantoonbaar vanaf de 6e eeuw in Maastricht.Roermond is pas sinds 1559 bisschopsstad van het toen opgerichte (eerste)bisdom Roermond. Sinds de instelling van het tweede bisdom Roermond in 1853 valt het gebied van het bisdom samen met dat van de provincie Limburg.
Hetherstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland (1853) leidde een periode in vankatholieke emancipatie, nadat katholieken zich in de tijd van deRepubliek der Verenigde Nederlanden (slechts van toepassing voor een klein deel van de provincie), in deFranse Tijd en in de beginperiode van hetKoninkrijk der Nederlanden achtergesteld wisten. Het kloosterleven, het parochieleven, hetkatholiek onderwijs, de katholieke pers en het katholieke verenigingsleven kwamen in de tweede helft van de 19e eeuw tot bloei. Vanaf circa 1900 was deverzuiling van de samenleving (ook bijprotestanten,liberalen ensocialisten) min of meer compleet. Met name in Noord-Brabant en Limburg wordt de periode 1900-1960 vaak beschreven als de tijd van het "Rijke Roomse Leven", een term die pas vanaf de jaren 1960 in zwang raakte, toen de hoogtijdagen in feite voorbij waren (zie o.a.Michel van der Plas:Uit het rijke Roomsche Leven, 1963). Het openbare leven, met inbegrip van scholing, arbeidsorganisatie, gezondheidszorg en vrijetijdsbesteding, werd voor een groot deel door katholieke organisaties beheerst, waarbij men zich met name sterk afzette tegen de socialistische zuil (zie o.a.Bisschoppelijk Mandement van 1954).[20]
Na hetTweede Vaticaans Concilie (1962-1965) nam de invloed van de Rooms-Katholieke Kerk in de provincie geleidelijk af. Het zondagsemisbezoek en het aantalroepingen voor het priesterambt daalden sterk, evenals het geboortecijfer, wat duidde op een vervreemding van de zedelijke voorschriften van de Kerk. De aanstelling van de orthodoxe kerkhistoricusJoannes Gijsen (1932-2013) als bisschop van Roermond door deHeilige Stoel in 1972, werkte eerder averechts. Gijsen, die orde op zaken moest stellen in het bisdom, riep door zijn autoritaire optreden zoveel weerstand op, dat kritische katholieken zich nog meer van de Kerk afkeerden. Zijn opvolgerFrans Wiertz volgde van 1993 tot 2017 een gematigder koers. Het aandeel (nominaal) kerkelijken bleef in Limburg lange tijd nog vrij hoog, maar na 1985 heeft zich ook hierin een duidelijke kentering voorgedaan. Noemde in 1985 nog 78 % van de Limburgers zich katholiek, in 2014 waren de cijfers: 66 % katholiek, 25 % onkerkelijk, 4 % overige christenen, en 4 % moslim.[21] Het zondagse misbezoek bedroeg in 2000 nog slechts 8 %.[22]
Tot in de jaren 70 was desteenkoolwinning in deOostelijke Mijnstreek enWestelijke Mijnstreek een belangrijke pijler onder de Limburgse economie. De sluiting van de mijnen bezorgde de provincie lange tijd een imago van armoede en werkloosheid. De klap werd mede opgevangen door de komst van nieuwe overheidsinstellingen, zoals hetCentraal Bureau voor de Statistiek in Heerlen, en de opening van deUniversiteit Maastricht. In de Westelijke Mijnstreek maakte de mijnbouw plaats voorchemie,Staatsmijnen werd omgevormd naar het chemie- en biotechnologieconcernDSM. Het was een van de grootste werkgevers, met circa 8000 arbeidsplaatsen in Limburg. Inmiddels zijn bijna alle fabrieken van DSM op chemisch industrieterreinChemelot verkocht aan andere bedrijven en heeft DSM nog zo'n 3000-4000 werknemers in Zuid-Limburg, vooral kantoormedewerkers en onderzoekers. Op Chemelot werken nu totaal meer dan 8000 mensen. Ook kwam er een autofabriek vanDAF inBorn. Het tegenwoordigeVDL Nedcar is de enige personenautofabriek in Nederland, er worden onder contract voor diverse fabrikanten personenauto's geproduceerd. Anno 2017 werkten er ongeveer 5000 mensen aan de assemblage vanMini's enBMW's.
Daarnaast bezit Limburg tegenwoordig onder anderefruitteelt, overigelandbouw,dienstverlening entoerisme en een aantalbrouwerijen. Er zijn vele logistieke bedrijven en distributiecentra, vooral dankzij de Euregionale ligging van de provincie.
Bij deUniversiteit Maastricht zijn in totaal circa 3300 medewerkers in dienst en op het hoofdkantoor vanVodafone in Maastricht zijn ongeveer 1500 arbeidsplaatsen. In Venlo ligt het hoofdkantoor van het printerbedrijfOcé.[23]
Toerisme is in Limburg een belangrijke inkomstenbron. Zo stond de provincie in 2020 landelijk bovenaan op het gebied van overnachtingen in vakantieparken, was het totale aantal overnachtingen in 2017 14,6 miljoen en besteedden toeristen in dat jaar 4,2 miljard euro.[24]Valkenburg is al vanaf eind 19e eeuw voor Nederlandse begrippen een belangrijk toeristencentrum, onder andere vanwege de ligging in hetGeuldal, de bosrijke omgeving, het deels uitmergelstenen gebouwen bestaande centrum, en diverse voor het publiek toegankelijkemergelgrotten.[25] Maastricht is een populaire bestemming voor stedentrips; met bijna 1,2 miljoen hotelovernachtingen (2019) nam de stad dat jaar landelijk de vierde plaats in, naAmsterdam,Rotterdam enDen Haag.[26]
Dr. André A. de Bruin:Noord-Limburg integraal bekeken. 1850-1950. Zoektocht naar de wortels van een cultuur, Uitg. Mooi Limburgs Boekenfonds, z.j. (2010),ISBN 978-90-8596-070-6
Jappe Alberts, W. prof. dr. (1981)Oorsprong en geschiedenis van De Limburgers, Amsterdam/Brussel: Elsevier
↑RegioAtlas Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
↑Karen Arijs,Vormen van regionaal bewustzijn en nationale identiteit in Belgisch- en Nederlands-Limburg, 1866-1938. Hilversum, Verloren, 2017 (Maaslandse monografieën, 82), p.74.
↑Van Berkel en Samplonius, "Het Plaatsnamenboek", 1989, Unieboek, Houten
↑Handboek voor de geschiedenis van Limburg Door P. J. H. Ubachs; Uitgeverij Verloren;ISBN 90-6550-097-9
↑Hans de Valk (2015): '"Loeënde klokken versjterke de bandj". Opkomst, bloei en ondergang van "katholiek Limburg"'. In:Limburg. Een geschiedenis, deel 3, vanaf 1800, pp. 117-134.LGOG, Maastricht.ISBN 978-90-819602-2-9.