Aanvankelijk was de benaming slechts een onderscheid van laaggelegen gebieden in deDuitse landen met hogergelegen Bovenlanden. Vanaf de zestiende eeuw werd de Lage Landen een gangbare benaming voor deNederlandse gewesten, ook wel aangeduid alsVlaanderen,Nederlanden,Belgium enPays-Bas. Onderling waren deze benamingen min of meer inwisselbaar. Ook voor deNederlanden gold aanvankelijk datNederlant,Niederland ofNiderlant slechts een onderscheid aangaf met hoger gelegen gebieden die wel werden aangeduid metOberlant ('Opperland').
Met het ontbreken van duidelijke geografische kenmerken in het oosten en zuiden was alleen de Noordzee een duidelijk afgebakende grens. Rond 1400 schreef dan ookeen onghenoemt Clerc, geboren vten lagen landen bi der zee een kroniek over de geschiedenis van alleen hetgraafschap Holland.
Tijdens deRomeinse tijd bevatte de regio (voor een deelGermania Inferior, een van de noordelijke Romeinse provincies) een gemilitariseerde grens en een contactpunt tussen het bestuur in Rome en bepaaldeGermaanse stammen, vooral deBataven.[1]
Tijdens een groot deel van devroege middeleeuwen was een groot deel van het huidige Nederland waarschijnlijkveen enmoeras, met name het westen (Holland), midden en noorden. Er is weinig zeker over hoeveel menselijke bewoning er in die tijd was, de archeologische sporen uit deze tijd zijn erg schaars. Dit bleef zo tot ongeveer aan deGrote Ontginning, daarna nam de bewoning in dit gebied sterk toe en verschenen de eerste echte steden.