De bevolkingsomvang van Nederland passeerde half augustus 2024 de grens van achttien miljoen inwoners.[7][8] Het land heeft een oppervlakte van 41.543 km²[9] en eenbevolkingsdichtheid van 433 inwoners/km². Daarmee is Nederland hetop vijftien na dichtstbevolkte land van de wereld; met de kleinestadstatenMonaco,Vaticaanstad enSan Marino niet meegerekend is Nederland naMalta het dichtstbevolkte land in Europa. 18,41% van het oppervlak (7.650 km²) bestaat uit water en 81,59% uit land (33.893 km²). De bevolkingsdichtheid exclusief de wateroppervlakte is 531 inwoners/km².
Zo'n 27 procent van het land bevindt zich onderzeeniveau.[10] De opeenvolgendegeneraties van de inwoners van het land hebben het sinds oudsher in de loop der jaren steeds beter beschermd tegen het water door middel van een steeds verder verbeterd systeem vandijken en waterwerken. Het opwerpen en aanleggen van de diverse vormen van infrastructuur ter bescherming tegen het water is reeds begonnen in de oudheid, voordat dit historisch werd gedocumenteerd. De oudste vorm hiervan betreft het opwerpen vanterpen, verhogingen in het landschap waar bewoners en vee veilig waren bij overstromingen. Door planmatige landwinning, die sinds de 17de eeuw steeds grootschaliger werd aangepakt, zijndroogmakerijen enpolders gecreëerd. Bestuurlijk is het land verdeeld intwaalf provincies en342 gemeenten.
In devroege middeleeuwen vormden de Nederlandse gewesten nog geen eenheid. In deBourgondische tijd werden de gezamenlijkeLage Landen aangeduid alsles pays de par deça, de landen van herwaarts over, vanuit het oogpunt van delandsheer, toen dehertog van Bourgondië, die meestal inVlaanderen ofBrabant verbleef. Dat wilde niet veel meer zeggen dan deze landen hier, direct om ons heen. Dit in tegenstelling totles pays de par delà, de landen van derwaarts over, de landen daar, waarmee het eigenlijke Bourgondië werd bedoeld. Ook werd de benaming de Lage Landen (bij de zee) gebruikt.
In de vijftiende eeuw kwamen de namenNederland ende Nederlande(n) in gebruik voor het huidige grondgebied.[12] In tegenstelling tot onder meerFrankrijk enEngeland had deze naam geen etnische oorsprong, maar was het aanvankelijk een aardrijkskundige term, die slechts het onderscheid aanduidde met een hoger gelegen gebied. Samengestelde namen metNieder- werden op allerlei plaatsen in het Duitse taalgebied gebruikt.Niderlant was in de late middeleeuwen het gebied tussenMaas enRijn, het nu DuitseNederrijngebied daarbij inbegrepen. Het gebied dat alsOberland gedacht was, begon dan ongeveer bij het hoger liggendeKeulen. Bij uitbreiding kon het begrip ook toepasbaar worden op dedelta vanSchelde, Maas en Rijn, waarbij het in de meervoudsvorm optrad. Door het grote belang van de Lage Landen werd de benaming steeds meer specifiek voor dit gebied gehanteerd. Vanaf ongeveer 1490 werden hiermee ook de Bourgondisch-Habsburgse gewesten aangeduid. Naast Vlaanderen was de Nederlanden vanaf halverwege de zestiende eeuw waarschijnlijk de meest gebruikte naam. In het Frans was ditPays-Bas, in het ItaliaansPaesi Bassi en in het DuitsNiederlande. In het Nederlands werd zowel het enkel- als het meervoud gebruikt, terwijl in het Frans en Engels (Pays Bas/Low Countries) uitsluitend het meervoud gebruikt werd.
In 1570 gebruikte de cartograafOrtelius de benaming Neder-Germanië (Neder-Duitsland). Dehumanisten grepen terug op de naamBelgica, ontleend aanJulius Caesar. Na deOpstand bleven de benamingenBelgium enNederlandt in gebruik voor zowel de Nederlanden als geheel als voor de beide afzonderlijke staten. De kolonieNieuw-Nederland (Engels:New Netherland) heette in het LatijnNova Belgica ofNovum Belgium. Voor deSpaanse en later deOostenrijkse Nederlanden werd ook welBelgium Regium gebruikt, terwijl metBelgium Foederatum wel deRepubliek der Verenigde Provinciën werd aangeduid. Voor de Republiek werd in het buitenland steeds meer Holland alspars pro toto gebruikt, zoals eerder Vlaanderen voor de Nederlanden. Nederland werd nog in deFranse tijd en ook onder koningWillem I vertaald in het Frans alsBelgique. In de Franse tijd waren de officiële namen eerst deBataafse Republiek, daarna hetBataafs Gemenebest en voor de invoeging in het Franse keizerrijk hetKoninkrijk Holland.
Nederland zonderdijken. Ongeveer 27% van de oppervlakte van Nederland, waaronder grote delen van het dicht bevolkte en economisch belangrijke westen, ligt benedenNAP.DeOosterscheldekering, die deOosterschelde afsluit, gezien uit de lucht. Dezestormvloedkering is onderdeel van deDeltawerken.
Nederland ligt in hetnoordwesten vanEuropa en wordt begrensd door deNoordzee,Duitsland enBelgië. De lengte van delandsgrens bedraagt 1027 km, terwijl dekustlijn 451 km lang is. Daarnaast behoren enkele eilanden rond de Caribische Zee tot Nederland. Deze verschillen geografisch sterk van het Europese deel van Nederland en worden hier afzonderlijk behandeld.
Nederland wordt zowel in het noorden als westen omringd door deNoordzee. In het noorden wordt eenduinenrij gevormd door deWaddeneilanden, een seriebarrière-eilanden waarachter zich de ondiepeWaddenzee bevindt. Midden in het land ligt hetIJsselmeer (de voormaligeZuiderzee), een grote binnenzee die sinds de voltooiing van deAfsluitdijk in 1932 van de Waddenzee is afgesloten en sindsdien zoet water bevat. Andere zeearmen enestuaria zijn deDollard en deLauwers in het noorden en hetHollandsch Diep, hetHaringvliet, hetGrevelingenmeer en deOoster- enWesterschelde in het zuidwesten.De Nederlandse kust ondervindt een dubbeldaagsgetij waarvan deamplitude langs de kust varieert tussen 1,5 en 2 meter. De wind kan hier een sterke invloed op hebben. Naast de verticale waterbeweging, is er ook een horizontale waterbeweging, degetijstroom. Door een gunstige zeewatertemperatuur van 3 °C in de winter en 16 °C in de zomer zijn vooral de Waddenzee en de Oosterschelde belangrijk als kraamkamer van onder meerschol,tong enmosselen.
Uit dewaterbalans van Nederland blijkt dat vooral de toevoer via deRijn van belang is voor Nederland. Deze voert zelfs meer dan tweemaal zoveel water aan als door neerslag wordt geleverd. Een groot deel van Nederland is gevormd uit dedelta van de Rijn, deMaas en deSchelde. De Maas en de Rijn vormen samen met deWaal, deLek en deMerwede bovendien degrote rivieren, een rivierengebied dat een natuurlijke barrière tussen het noorden en zuiden van het land is. DeIJssel, soms ook tot de grote rivieren gerekend, is een vertakking van de Rijn die noordwaarts stroomt en uitmondt in het IJsselmeer.Meren komen vooral in West-Nederland en Zuidwest-Friesland voor. Daarnaast zijn er door het afgraven van veen voor de turfwinning (vervening) veel plassen ontstaan. Voor dedrinkwatervoorziening is met een aandeel van circa 70% vooral hetgrondwater van belang. Uitzondering hierop is de Randstad, die ondanks de aanwezigheid van een zoetwaterzak onder de duinen, vooral is aangewezen opoppervlaktewater.
De eeuwenlange strijd tegen het water heeft een duidelijke invloed gehad op de inrichting van Nederland. Door overstromingen en menselijk ingrijpen is de kustlijn in de loop van de geschiedenis aanzienlijk veranderd. Ingrijpende rampen waren destormvloed van 1134, waarbij Zeeland in eenarchipel veranderde, deSint-Luciavloed (1287), deSint-Elisabethsvloed (1421) en als laatste dewatersnoodramp van 1953. Bij overstromingen ontstonden nieuwe zeearmen of getijdengebieden op de plek waar eerder land lag. Om het land tegen het water te beschermen worden al sinds de middeleeuwen langs de kust en de rivierendijken aangelegd.[13] Een ander project in de strijd tegen het water zijn deDeltawerken, die zijn aangelegd tussen 1958 en 1997. Het hele Deltaplan omvatte het ophogen van meer dan 3000 kilometerzeedijk en meer dan 10.000 kilometerbinnendijk langs kanalen en rivieren totdeltahoogte. Ook werden de zee-armen die in de loop der tijd in het zuidwesten van Nederland waren ontstaan door dijken van de zee afgesloten. Een andere vorm van menselijk ingrijpen in de natuur zijn de grote stukken land die door de mens zijn drooggelegd en gewonnen op het water, de zogenaamdepolders. Bij voormalige meren of plassen worden deze nieuwe stukken landdroogmakerijen genoemd. De grootste polders zijn deZuiderzeewerken, die in de 20e eeuw zijn aangelegd en gezamenlijk meer dan 2500 vierkante kilometer nieuw land beslaan.
Radarbeeld van een groot deel van Nederland samengesteld uit 3 opnamestroken van de satellietSentinel-1A uit maart 2015.
Het tegenwoordige Nederlandse landschap is grotendeels gevormd in de laatste 150.000 jaar. De geologische structuur van de Nederlandseondergrond wordt gekenmerkt door een seriehorsten enslenken, die onderdeel vormen van een grotetektonische structuur die dwars door Europa loopt, van deMiddellandse Zee bijMarseille tot onder de Noordzee. Het zuidoosten van het land ligt boven hetBeneden-Rijnslenkensysteem, waar nog steeds verzakkingen in deaardkorst plaatsvinden. In1992 (Roermond) en2002 (Aken, net over de grens) vonden hier nog kleineaardbevingen plaats. De Beneden-Rijnslenk gaat in het westen van Nederland over in hetWest-Nederlands Bekken, dat op zijn beurt overgaat in vergelijkbare slenkstructuren in de ondergrond onder de Noordzee.
Zoals de naam van het land al aangeeft, is Nederland laag gelegen. Het grootste gedeelte van Nederland bestaat uit eenkustvlakte diegeologisch gezien tot hetNoordzeebekken behoort, een grootgeologisch bekken waarvan deNoordzee zelf het centrale deel vormt. Het Noordzeebekken vormde zich vanaf hetKrijt, ongeveer 60 miljoen jaar geleden. Hoewel er actievere en minder actieve fasen waren, vond gedurende deze tijd in dit bekkenbodemdaling ensedimentatie plaats. De randen van het Noordzeebekken vormden, tot de mens de laatste duizend jaar een belangrijke invloed op het landschap werd, een voorbeeld van een zich op natuurlijke wijze ontwikkelend kustgebied. Terwijl het centrale deel van de Noordzee bedekt is door de zee zelf, worden de randen opgeëist doordelta's van de grote rivieren die in de zee uitmonden. Op de overgang tussen water en land vormden zich door de werking van de zeestranden,duinen enwaddengebieden. De kustvlaktes, die zich door de afzetting van hetriviersediment vormden, bevatten ookmoerassen enmeren.
Verreweg het meeste gesteente dat in Nederlanddagzoomt is afgezet tijdens hetKwartair. Deformaties van deBoven-Noordzee Groep vormen het grootste deel van het oppervlak van Nederland. Belangrijke formaties zijn deFormatie van Naaldwijk, waarvan het zand en de klei in een groot deel van het westen en het noorden van Nederland aan de oppervlakte ligt, en de uit veen bestaandeFormatie van Nieuwkoop. Het zand van deFormatie van Boxtel is te vinden in het oosten en zuiden, terwijl rond de rivieren de afzettingen van deFormatie van Echteld zijn te vinden. Alleen op kleine plekken komen oudere gesteenten aan het oppervlak. Een uitzondering is Zuid-Limburg, waar hetKrijt op veel plekken aan het oppervlak ligt. Alle gesteenten uit de laatste 65 miljoen jaar, het Kwartair enTertiair samen, zijn deNoordzee Supergroep. Deze kan in de slenken vele tientallen kilometers dik zijn en is op de horsten ook nog steeds kilometers dik.
Zoals in grote delen van West-Europa, bevindt zich in het NederlandseCarboonsteenkool, die in Zuid-Limburg tot halverwege vorige eeuw door demijnbouw gewonnen werd. In de ondergrond van het West-Nederlands Bekken en onder de Noordzee wordt ookaardolie gewonnen, hoewel dit beperkt is vergeleken met de veel grotereNoorse reserves onder de noordelijke Noordzee. Er zijn twee soortenaardgas in de Nederlandse ondergrond te vinden:droog aardgas, dat samen met de steenkool is ontstaan (voornamelijk in het Carboon) ennat aardgas, dat samen metaardolie is ontstaan, voornamelijk in het Krijt. De eerste soort komt vooral onder het land voor, de tweede soort onder de Noordzee en in het West-Nederlands Bekken. Het grootste Nederlandsegasreservoir is hetaardgasveld van Slochteren in het noorden van het land. DeSlochteren Formatie maakt onderdeel uit van deBoven Rotliegend Groep.
Het landschap van Nederland is bijna overal vlak. Geringe hoogteverschillen komen voor in het oosten en zuiden van het land, grotendeels veroorzaakt tijdens de voorlaatste ijstijd, hetSaalien van 238.000 tot 128.000 jaar geleden. De ijskap reikte zo ver naar het zuiden, dat het noorden van Nederland doorgletsjers bedekt werd. Dit dwong degrote rivieren hun loop te verleggen tot de huidige oost-west lopende ligging. Tegelijkertijd werkte de stuwende kracht en het gewicht van de gletsjertongen op de ondergrond. Dit zorgde voor het ontstaan van een afwisseling vanstuwwallen, zoals deUtrechtse Heuvelrug, deVeluwe, deSallandse Heuvelrug englaciale bekkens, zoals deEemvallei en deIJsselvallei.
Alleen het uiterste zuiden van de provincie Limburg (Zuid-Limburg) vertoont significante reliëfverschillen. De 323 meter hogeVaalserberg in Limburg, met als top hetDrielandenpunt met Duitsland en België, is de hoogste heuvel van (Europees) Nederland. Hetlaagste punt van Nederland bevindt zich in de buurt vanNieuwerkerk aan den IJssel en bevindt zich 6,76 meter onder NAP.
Het Nederlandse landschap bestaat grotendeels uitcultuurlandschappen en daarnaast uit beheerde natuurgebieden. In de afgelopen eeuwen is de levende natuur niet alleen veranderd, maar door verkleining en versnippering van de leefgebieden en milieuvervuiling in kwaliteit en kwantiteit ook achteruitgegaan. Via natuurbeleid en de activiteiten van particulieren wordt geprobeerd het tij te keren, onder andere vianatuurontwikkeling en het herstel van min of meer oorspronkelijke landschappen. Dergelijke natuurontwikkelingsgebieden vinden we bijvoorbeeld langs de grote rivieren, onder andere bij deGelderse Poort. Daarnaast zijn er in Nederland vele ouderenatuurgebieden met onder meerbos,duin enheide. Er zijn bovendien eenentwintignationale parken, waarvan het ZeeuwsNationaal Park Oosterschelde het grootste is enVeluwezoom enDe Hoge Veluwe in Gelderland de oudste zijn.
Sneeuw, zoals hier in Amsterdam, is tijdens de Nederlandse winters geen ongebruikelijk fenomeen
Nederland heeft een zogenaamdCfb-klimaat, eengematigdzeeklimaat met mildewinters en koelezomers. Hetklimaat wordt beïnvloed door deNoordzee die het gehele jaar de temperatuur matigt, waarbij zowel de dagelijkse als jaarlijkse temperatuurschommelingen toenemen richting het oosten. Hoewel er de laatste decennia een stijging van de gemiddelde temperatuur is waar te nemen, is door de grote natuurlijke temperatuurfluctuaties nog niet met zekerheid te zeggen of dit het gevolg is van een versterktbroeikaseffect en rechtstreeks samenhangt met de wereldwijdeopwarming.
Met circa 1600 zonuren heeft de kust de meeste zonuren, terwijl de Achterhoek met ongeveer 1450 uur de minste zonneschijn heeft. Ondanks het imago van regenland,regent het gemiddeld slechts 8% van de tijd. In de zomer is er vooral op grasland eenverdampingsoverschot, maar gemiddeld is er jaarlijks eenneerslagoverschot, het grootst op de Veluwe. Het natst zijn de Veluwe, Drenthe en Zuid-Limburg, het droogst het centrale deel van Limburg met minder dan 700 mm.
Weergemiddelden voor De Bilt (1991-2020), extremen voor heel Nederland (1901-heden)
Menselijk ingrijpen, zowel direct (kap van bossen, ontginningen, wegenaanleg, etc) als indirect (overbemesting) heeft grote invloed op het huidige landschap, de flora en de fauna. Veel dier- en plantensoorten dreigen te verdwijnen. Om dit te voorkomen zijn zogenaamderode lijsten gemaakt waarop de meest bedreigde soorten staan. Sommige soorten passen zich juist aan aan de menselijke cultuur, zoals demerel en dekoolmees.
In Nederland worden zogenaamdefloradistricten onderscheiden op grond van verschillen in klimaat, bodem en waterhuishouding; deze districten hebben eigen plantensoorten. De 23e druk van de standaardfloraHeukels' Flora van Nederland hanteert 15 floradistricten, die dan meest worden ingedeeld bij de West-Europese floraregio. In Nederland komen circa 1400 tot 1700 soorten hogere planten voor en 600 soorten mossen. Daarnaast zijn er duizenden soorten die niet meer tot de planten worden gerekend zoals zo'n 5000 soortenpaddenstoelen (macrofungi) of andere schimmels en een paar duizend soorten korstmossen en algen.
Ook voor een aantal dieren worden geografische districten onderscheiden, zoals voor onder anderebroedvogels. In Nederland komen ruim 50 soorten zoogdieren voor, zo'n 600 soorten broed- entrekvogels, tientallen vissoorten, ruim 50 dagvlinders (bij 2000 totaal aan vlinders) en duizendenongewervelden. Ondanks de geringe afmetingen heeft Nederland tochendemische dieren (die alleen in Nederland voorkomen), zoals deGrote vuurvlinder enMicrotus oeconomus arenicola (eenondersoort van deNoordse woelmuis).
Door de ligging in Europa en het intensieve verkeer is er een regelmatige aanvoer vanadventieven, die zich soms met enig succes vestigen, zoals dehalsbandparkiet en dedriehoeksmossel, maar slechts vrij zelden een permanente plaag vormen; mogelijke uitzonderingen zijn dewaterpest en deAmerikaanse vogelkers. De soorten die hier voorkomen zijn bijna allemaal relatieve nieuwkomers (van na de IJstijden); zo zijn hetkonijn, defazant en detamme kastanje in historische tijden ingevoerd. De hier algemene soorten zijn erg concurrentiekrachtig.
Er is met enig succesnieuwe natuur aangelegd, met name in het gebied deOostvaardersplassen, waar veel soorten gedijen. Er wordt geprobeerd soorten die hier in historische tijden zijn uitgeroeid opnieuw te introduceren, soms met succes, zoals deraaf en debever. Van andere soorten zoals deotter blijft het resultaat onzeker. Dit laatste geldt voor een Europees project voor herintroductie van dezalm. Dezeearend vestigt zich, zij het aarzelend, op eigen gelegenheid. Terugkeer van wat grotere roofdieren als dewolf en delynx blijft controversieel. Dit geldt ook voor herintroductie van plantensoorten door zaaien en herstel van natuurgebieden door ingrepen als bekalken (om de verzuring tegen te gaan).
De Caribische eilandenBonaire,Sint Eustatius enSaba (BES-eilanden) behoren staatkundig tot Nederland. Zij worden gezamenlijk wel alsCaribisch Nederland aangeduid. Hun geografie verschilt aanzienlijk van die van het Europese deel van Nederland. Onderling zijn er ook verschillen, met name tussen enerzijds het benedenwindse eilandBonaire en anderzijds de bovenwindse eilanden Sint Eustatius en Saba.
Het eilandBonaire maakt deel uit van debenedenwindse eilanden van de Kleine Antillen. Deze eilanden, die naast Bonaire ookAruba,Curaçao en deVenezolaanse eilanden omvatten, liggen vlak voor de kust van Venezuela. Aangenomen wordt dat ze evenals de bovenwindse eilanden van vulkanische oorsprong zijn, maar alleen de oudste gesteenten zijn vulkanisch en het grootste deel van de eilanden bestaat uitkalkachtig gesteente. Het klimaat op het westelijke deel van deze eilanden is vergelijkbaar met dat van het nabijgelegen vasteland, semi-aride tot aride. Bonaire heeft een BS-klimaat (steppeklimaat) in de classificatie van Köppen.
De eilandenSint Eustatius enSaba behoren tot debovenwindse eilanden van deKleine Antillen. Deze bovenwindse eilanden, waartoe ookSint Maarten behoort, vormen een langgerekte groep, die zich uitstrekt tussenPuerto Rico en deVenezolaanse kust. De groep bestaat uit twee bogen, die zijn ontstaan doorsubductie van deZuid-Amerikaanse Plaat onder deCaribische Plaat. De eilanden hebben hun ontstaan dan ook te danken aanvulkanische activiteit. De binnenste boog, waartoe Sint Eustatius en Saba behoren, is vulkanisch nog enigszins actief. De beide eilanden worden gedomineerd door eenslapende vulkaan die het hoogste punt van ieder van de eilanden vormt.The Quill op Sint Eustatius heeft een hoogte van 601 meter en het hoogste punt van Saba,Mount Scenery, is met 887 meter ook het hoogste punt op Nederlands grondgebied (en in het gehele Koninkrijk der Nederlanden).
De bewoningsgeschiedenis van Nederland is sterk verbonden met hetontstaan van de Nederlandse ondergrond. De omgeving veranderde niet alleen door de verdrinkingsgeschiedenis van deSchelde,Rijn,Maas enEems tijdens hetHoloceen, maar andersom is bewoning van grote invloed geweest op het huidige Nederlandse landschap metpolders endijken, met name in de laatste 1000 jaar.
Denoodgedwongen collectiviteit zorgde voor een bestuur en mentaliteit die mede bijdroegen tot het latere succes van de Nederlandsehandel, waarbij ook de geografisch gunstige ligging aan zee en waterwegen van groot belang was. De Nederlandse gewesten hebben door de geschiedenis heen wisselende onderlinge relaties gehad, soms samenwerkend, soms rivaliserend. Belangrijke keerpunten zijn deOpstand met zijnonafhankelijkheidsverklaring die voorafging aan een periode van grote voorspoed, een lange periode van verval en in 1795 deFranse inval die het einde betekende van deRepubliek. Als hetKoninkrijk der Nederlanden bestaat Nederland sinds 1814 en in min of meer de huidige vorm vanaf 1830 na deBelgische Revolutie.
Met het einde van de laatsteijstijd begon het huidigetijdperk, hetHoloceen (9700 v.Chr. - heden). Hierin steeg de temperatuur met eenzeespiegelstijging tot gevolg en het volstromen van de Noordzee. De moerassigerivierdelta die later Nederland genoemd zou worden, was echter nog weinig aantrekkelijk en bewoning bleef aanvankelijk beperkt tot passerendejager-verzamelaars. VanuitZuidwest-Azië verspreidde delandbouw zich tussen 8000 en 6700 jaar geleden over geheel Europa. Als randgebied begon hetneolithicum in de delta relatief laat en dan nog vooral op de hogerelössgronden. Nederzettingen begonnen zich te vormen, maar steden zoals die zich in het centrum van deoude wereld voorzichtig begonnen te vormen, waren nog ver weg.
Door de introductie van nieuwe technologieën alsmetaalbewerking kon voedsel efficiënter vergaard worden, wat een elite vrijmaakte die zich bezighield met andere zaken. De belangrijkste specialisatie was die vanspirituele leiders die gevaren konden duiden of zelfs afwenden. Rondom hen ontstonden centra van toenemendewelvaart, aanvankelijk om de goden tevreden te stellen. Ter bescherming werden tijdelijk krijgers als leider aangesteld die echter gaandeweg meer macht verkregen. Relatiefegalitaire samenlevingen werden op die manieradellijk met een aristocratisch bestuur. Dit gold onder meer voor deKelten voor wie het latere Nederland een randgebied was en deLa Tène-cultuur daarna (ca. 450 v.Chr. tot deRomeinse periode in de eerste eeuw v.Chr.). Aangetrokken door Keltische welvaart, trokken in de tweede eeuw voor ChristusGermanen – waarvan overigens het onderscheid met de Kelten niet goed duidelijk is – naar het westen.
Met de komst van de Romeinen in 57 v.Chr. begon deprotohistorie van deLage Landen. Na aanvankelijke pogingen om het rijk uit te breiden tot aan deElbe, werd vanaf 47 n.Chr. deRijn de noordgrens oflimes. Na de onderdrukking van deBataafse Opstand in hetvierkeizerjaar (68-69) was het gedurende twee eeuwen, tot ongeveer 250, rustig in de Rijnprovincies. Met de opname in het Romeinse Rijk brak een periode van economische expansie en sterke bevolkingstoename, depax Romana, aan. Door de uitbreiding van het wegennet en de scheepvaart nam demobiliteit en daarmee de handel toe, geholpen door de toenemende beschikbaarheid vanmuntgeld. HetRomeinse pantheon werd geïntroduceerd, maar voordat hetchristendom de overheersende godsdienst werd, was er vooral een mengelmoes vanheidense culten.
Middeleeuwen (400-1500)
De Germaanse druk op de limes nam echter toe. Devolksverhuizingen, die al met al zo'n twee eeuwen duurden, luidden een periode van instabiliteit in. In 406 werd de Rijngrens doorbroken. Er volgde een periode van neergang, waarvan het Romeinse Rijk zich niet meer herstelde en versnippering van Europa die tot op heden herkenbaar is. De bevolking en de handel namen af; geld raakte in onbruik.
KeizerKarel de Grote (768-814) wist naast deFriezen in het noorden uiteindelijk ook deSaksen in het oosten aan zich te onderwerpen; detweede kerstening vond plaats. In de volgende eeuwen zou het christelijk geloof zich aanpassen en volledig doordringen in de samenleving. Onder Karel de Grote waren de Lage Landen geen randgebied meer, maar lagen zij nabij het centrum van hetFrankische rijk.
Hetleenstelsel – waarbijvazallen bij ontbreken van eengeldeconomie beloond werden door hun grond in leen te geven – verzwakte het centraal gezag. Ten gevolge van invallen van deVikingen en delingen van hetFrankische Rijk was het een instabiele periode. In de tiende eeuw kwam er een einde aan de invasies van Europa door Vikingen,Moren en Aziatischesteppevolkeren. De hierop volgende stabiliteit had vanaf de elfde eeuw een expansiebeweging tot gevolg. Venen en moerassen werden drooggelegd, bossen gerooid en grond werd ontgonnen. Door verbeteringen in de landbouw konden meer mensen zich aan het primaire productieproces onttrekken
Nu de dreiging van buitenaf was weggevallen, richtte de klasse van krijgers zich tegen elkaar en de lokale bevolking. Een aantal feodale heren wist hun gezag uit te breiden ten koste van hun buren. Uit een onoverzichtelijke lappendeken van gebiedjes ontwikkelden zich wereldlijke en geestelijkelandsheerlijkheden. Hetgraafschap Vlaanderen onder de aanvankelijk zwakke koning vanFrankrijk was lange tijd het belangrijkste gewest. InLotharingen was deDuitse keizer een stuk machtiger, doordat hij met hetrijkskerkenstelsel bisschoppen met wereldlijke macht bedeelde en daarmee dynastievorming tegenging. Desondanks groeiden de wereldlijke landsheerlijkheden vanaf ca. 1100 uit tot praktisch onafhankelijke vorstendommen.
De verovering vanRhenen doorJan II van Kleef in 1499, Meester van Rhenen De hertogen, graven en andere heren betwistten de zwakke macht van dekeizer, maar ook elkaar. De relatieve onafhankelijkheid ten opzichte van de keizer was voor het gewone volk niet noodzakelijkerwijs een zegen.
Debevolkingsgroei in deze periode had zijn weerslag op de handel en daarmee op desteden, die vooral door hun muren een machtsfactor van betekenis werden. Dit was het begin van de afbraak van het feodale stelsel. De steden waren niet alleen een inkomstenbron voor de landsheer, maar werden later ook een concurrerende machtsfactor. In gebieden met weinig steden bleef deadel echter nog eeuwenlang een belangrijke rol spelen. Er ontstond een structuur om het werk aan dedijken ensluizen te coördineren, waartoewaterschappen en heemraadschappen werden opgericht. Door dit alles veranderde de sociale en economische structuur en kon men zich ook gaan richten op de visserij, delakennijverheid en overzeese handel. Met de groeiende macht van deburgerij werd het culturele monopolie van deKerk doorbroken. Tijdens dezerenaissance van de twaalfde eeuw, de culturele opleving in deze periode, werden ook de eerstescholen enuniversiteiten gesticht.
De veertiende eeuw was voor Europa een periode van crises in velerlei opzicht, met onder andere deZwarte Dood (1347-1351) en deHonderdjarige Oorlog. In economisch opzicht was er zelfs sprake van een algemene malaise die tot ca. 1475 duurde. Voor de Nederlanden ging dit echter niet op en was er eerder sprake van economische expansie.
De expansiedrang van de landsheren uitte zich in verscheidene onderlinge oorlogen, maar vooral dehuwelijkspolitiek zorgde ervoor – vaak door toevalligheden – dat grote delen van de Lage Landen onder buitenlandse vorstenhuizen vielen. Het succes van de huwelijkspolitiek bleek vooral bij de hertogen vanBourgondië. Die wisten tussen 1384 en 1428 een aantal noordelijke en vrijwel alle zuidelijke gebieden voor het eerst sinds de Karolingische tijd te verenigen.
Onder deBourgondiërs werd getracht meer greep te krijgen op departicularistische gewesten. Ondanks de interne zwakheden en lokaal opspelende onrust profiteerden de gewesten van het wegvallen van de onderlinge rivaliteit van de voorgaande eeuwen en begon er een periode van welvaart.
Van Spaanse overheersing naar onafhankelijkheid (16e eeuw)
Ook voor deHabsburgers daarna waren de economische sterke Nederlanden van belang. Onderkeizer Karel V (1515-1555) werd het gebied onderdeel van hetSpaanse wereldrijk. Het zwaartepunt verschoof naar vooral Spanje, waarbij het bestuur van de Nederlanden werd overgelaten aan eenlandvoogd. Dat de Nederlanden deel uitmaakten van het Habsburgse rijk betekende ook dat deze gewesten betrokken raakten in reeds lang aan de gang zijndeItaliaanse Oorlogen tussen Frankrijk en de Habsburgers. Frankrijk zag zich, nadat Karel V ook koning vanSpanje geworden was, voor een groot deel omsingeld door hethuis Habsburg. De Italiaanse Oorlogen beheersten de Europese politiek tot aan 1559 en de Frans-Habsburgse rivaliteit nog twee eeuwen langer. De zogenoemdeXVII Provinciën werden in deze periode tot een vergaand onafhankelijke eenheid gemaakt.
De protestantsereformatie sloeg vanaf het midden van de eeuw aan in dit gebied, dat al lang een kritische houding aannam ten opzichte van de rooms-katholieke kerk. In economisch endemografisch opzicht was er vanaf het einde van de vijftiende eeuw sprake van een sterke groei. De oorlogen, met hoge belastingen en handelsblokkades als gevolg, drukten echter zwaar op de bevolking. Deze keer kwam er door de reformatie en vooral de harde vervolging daarvan nog een nieuwe factor bij. Dit explosieve mengsel zou leiden tot deOpstand, ook wel aangeduid als de Tachtigjarige Oorlog. De eerste opstand in 1567-1568 kon nog de kop ingedrukt worden, maar het harde beleid riep opnieuw veel weerstand op. Op 1 april 1572 slaagden degeuzen erin omDen Briel in te nemen en begon een tweede opstand.
Geholpen door deimperial overstretch die Spanje ondervond, kon de Republiek voorkomen heroverd te worden. Sterker nog, het wist maximaal te profiteren van het verschuiven van het economisch middelpunt van deMiddellandse Zee naarWest-Europa. Waar de noordelijke Nederlanden eerder in de schaduw stonden van de zuidelijke gewesten, nam Amsterdam na de val en blokkade van Antwerpen de plaats over als handelscentrum van Europa, terwijlHolland de scheepvaart in Europa beheerste. Hoewel de winsten vooral in de Europese handel werden bereikt met vooral demoedernegotie, de handel op deOostzee, wist ook deVereenigde Oostindische Compagnie (VOC) grote winsten te bereiken voor de aandeelhouders. De welvaart die hiermee verkregen werd, ging gepaard met verschrikkingen tegen de lokale bevolking. Zo lietJan Pieterszoon Coen in 1621 vrijwel alle inwoners van deBanda-eilanden uitmoorden.
De daaropvolgendeGouden Eeuw was een periode met een grotere politieke, culturele en economische betekenis dan ooit daarvoor of daarna in de Nederlanden. Vooral deoude Hollandse meesters in de schilderkunst kenmerkten de bloei van deze periode. Deze periode zag echter ook het begin van de latereNederlandse koloniën, waarbij de Republiek na een reeks veroveringen op de Portugezen ook een aandeel had in detrans-Atlantische slavenhandel. Handelsroutes van Afrikaanse slaven liepen in de zeventiende eeuw grotendeels viaElmina inGhana (Goudkust) naarSuriname,Brazilië en deCaribische eilanden. Elmina werd in 1637 veroverd,Axim in 1642. In 1641 werd onder aanvoering vanPieter Cornelisz. Jol ookAngola veroverd. Naar schatting werden zo ruim 550.000 mensen in slavernij naar Amerika gebracht door Hollandse schepen.[bron?] Deze reizen waren veelal onder erbarmelijke omstandigheden waarbij mensen onderweg stierven. Naast de persoonlijke ontberingen had dit ook een ontwrichtende uitwerking op de Afrikaanse samenlevingen. Schattingen over de directe winstgevendheid lopen uiteen, maar zonder slavernij was de kolonisatie van Amerika geheel anders verlopen. Ook in Aziatische slaven werd veelvuldig gehandeld. De slaaf was in de economie van het Nederlandse koloniale rijk in de Gouden Eeuw onmisbaar als arbeidskracht; in de tweede helft van de zeventiende eeuw bestond de helft van de inwoners van Batavia uit onvrijen.[18]
Door het economische overwicht kon Holland deStaten-Generaal domineren. Zodra de belangen van Holland enOranje niet meer overeenkwamen, kon dit het bestuur volledig verlammen. Hoewel de overheid protestants was, bestond ervrijheid van geweten, maar er was geen vrijheid vaneredienst. De tolerantie was heel wat groter dan elders in Europa, maar het was een opportunistische keuze, die voorkwam dat men te maken kreeg met een exodus zoals het dogmatische Spanje had meegemaakt. Deburgerij werd de dominerende klasse, terwijl de invloed van de adel en al eerder van de geestelijkheid verminderde.Regenten begonnen het politieke klimaat te beheersen.
In 1648 werd de oorlog met Spanje beëindigd, tegen de zin van stadhouderWillem II. Zijn pogingen de macht naar zich toe te trekken resulteerden na zijn onverwachte dood in 1650 tot heteerste stadhouderloze tijdperk. Dit tijdperk werd binnenlands gekenmerkt door deWare vrijheid en buitenlands door handelsoorlogen.
De crisis gaf deorangisten de overhand. Onder Willem III wist men uit de benauwde situatie te komen, waarbijMichiel de Ruyter de gezamenlijke zeemacht van Frankrijk en Engeland in 1673 wist te verslaan. Hierna zou Willem III zich blijven richten op het vormen van een Europese coalitie tegen het expansionisme vanLodewijk XIV. In 1688 kwam het dan ook tot eenGlorious Revolution na een gedurfde invasie van Willem III met een groot leger op Engels grondgebied, waarbij hij zijn schoonvaderJacobus II van Engeland ten val bracht. Toen Willem III ook in Engeland aan de macht was, kon hij zich nog sterker richten op het bestrijden van de Franse hegemonie. Hij speelde een belangrijke rol in anti-Franse coalities tijdens deNegenjarige Oorlog (1688-1697) en tot aan zijn dood in 1701 in deSpaanse Successieoorlog (1701-1713).
Politiek en militair zat de Republiek in het daaropvolgendetweede stadhouderloze tijdperk op de tweede rang. Economisch speelde na veertig jaar oorlog met Frankrijk de enorme staatsschuld een grote rol, waarbij vooral na deSpaanse Successieoorlog bleek dat de Republiek boven haar macht werkte en afhankelijk werd vanGroot-Brittannië. De Zeven Provinciën werden eennachtwakersstaat. Waar het bestuur van het land eerder weliswaar geen democratie was geweest, maar het volk wel invloed uit kon oefenen, was het nu in handen van een regentenklasse die zich steeds meer afsloot. Internationaal kon de politiek lange tijd gebaseerd worden op het uitspelen van de Frans-Britse tegenstellingen, maar na deZevenjarige Oorlog had zich in Europa een nieuw machtsevenwicht gevormd, waardoor dit niet meer werkte en de Republiek steeds meer werd overgeleverd aan de welwillendheid van de grootmachten.
Het Groote Tafereel der Dwaasheid, 1720
Eenhausse brak aan in Engeland toen er een einde kwam aan deSouth Sea Bubble en in Frankrijk aan deMississippi Company vanJohn Law. Ook de beurs in Rotterdam kreeg klappen vanwege een scherpe koersval, maar minder ernstig dan in Londen en Parijs, waar veelactionisten door windhandel aanzienlijke verliezen leden. In Amsterdam werd het Engelse koffiehuis in de Kalverstraat bestormd. De burgemeesters verboden de makelaars nog langer te handelen in debubbel- en windnegotie.
Met deVierde Engelse Oorlog (1780-1784) kwam een einde aan bijna een eeuw van bondgenootschap. De oorlog verliep rampzalig voor de Republiek en de binnenlandse ontevredenheid escaleerde in 1786 en 1787 onder depatriotten. Op lokaal niveau begon een revolutie af te tekenen, maar met een Pruisische inval kwam het tot deOranjerestauratie. Veel patriotten vluchtten naar Frankrijk, waar zij een niet onbelangrijke rol hadden in deFranse Revolutie. Zij zouden terugkeren naar de Republiek tijdens deBataafse Revolutie.
Bataafse tijd
Na de Franse revolutie vielen in 1795 de Franse troepen Nederland binnen. Zij bezorgden daarbij de patriotten, die samen met de Franse legers weer terugkeerden, alsnog de macht en vestigden deBataafse Republiek. Stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland. Binnenlands was er aanvankelijk enige onafhankelijkheid. Met deStaatsregeling van 1798 werd de eerste Nederlandse Grondwet ingevoerd, een radicale breuk met het provincialisme en op staatkundig gebied de belangrijkste verandering sinds de Opstand.
Economisch gezien was er echter door de oorlog met Engeland sprake van een sterke achteruitgang. Nederland veranderde in een agrarische samenleving waarbij zelfs Amsterdam een groot deel van zijn bevolking verloor. In etappes werd het land daarna ingelijfd door hetFranse Keizerrijk. Van 1806-1810 werd Nederland hetKoninkrijk Holland metLodewijk Napoleon Bonaparte als koning. In 1813 verlieten de Franse troepen het land. Hoewel de rol van Oranje in de jaren daarvoor voorbij leek te zijn, werd de zoon van de overleden Willem V gevraagdsoeverein vorst te worden. Vooral de invoering van deFranse wetgeving en bestuur, die gewestelijke en lokale verschillen had uitgewist, zou echter van blijvende betekenis blijken.
Willem I werd in 1813 soeverein vorst en in 1815 de eerstekoning der Nederlanden van hetVerenigd Koninkrijk der Nederlanden waarbij na hetCongres van Wenen noord en zuid verenigd werden. Daarmee was hij de tweede Nederlandse koning, na Lodewijk Napoleon Bonaparte. Willem I pakte de wederopbouw krachtig aan. Zo liet hij talrijke kanalen graven en wegen verbeteren. De in het zuiden in de Franse tijd florerende industrie werd gestimuleerd, terwijl in het noorden de nadruk lag op het herstel van de handel en scheepvaart. Zo voortvarend als Willem de economie stimuleerde, zo conservatief was echter zijn politiek. Detaaldwang zorgde voor weerstand in het zuiden, terwijl de katholieken vrijheid van onderwijs en godsdienst eisten en de liberalen bezwaren hadden tegen de autoritaire regeerstijl van Willem I. Dit leidde tot hetMonsterverbond en uiteindelijk deBelgische afscheiding.
De kostbarevolhardingspolitiek van Willem I resulteerde in hoge financiële lasten. Het was duidelijk dat Nederland tot de kleine mogendheden behoorde en het begon noodgedwongen met eenneutraliteitspolitiek. Hetrevolutiejaar 1848 verliep in Nederland relatief rustig, omdatWillem II eennieuwe grondwet liet ontwerpen doorThorbecke. Deschoolstrijd zou daarna een belangrijk onderdeel van de politiek vormen, waarin zichconfessionele partijen begonnen te vormen in oppositie tegen het jarenlange overwicht van de liberalen.
Aan het einde van de negentiende eeuw kwam eindelijk de industrialisatie op gang die elders in Europa al eerder had plaatsgevonden. Hierdoor werden de onderste sociale lagen van de samenleving zichtbaar alsarbeidersklasse en uiteindelijk eenarbeidersbeweging. Naast de schoolstrijd werden uitbreiding van het kiesrecht en verbetering van de sociale omstandigheden van de arbeiders belangrijke politieke thema's. Geleidelijk verdween de echte armoede, terwijl arbeidsvoorwaarden een wettelijke basis kregen. Er begon zich eenverzuiling af te tekenen die met het burgerlijk karakter tot in de jaren 1960 de Nederlandse samenleving zou kenmerken.
Tijdens deEerste Wereldoorlog wist Nederland neutraal te blijven, maar het was wel het einde van de sterke economische groei. Onder druk van de oorlogsomstandigheden kwam een einde aan de schoolstrijd en voor mannen werd hetalgemeen kiesrecht ingevoerd, twee jaar later gevolgd door hetvrouwenkiesrecht. Desociale kwestie werd echter niet opgelost en na devergissing van Troelstra was de positie van de socialisten ernstig verzwakt.
In de periode na de Eerste Wereldoorlog volgde een flinke economische opleving in Nederland en werd de infrastructuur uitgebreid en in de industriële sector groeiden enkele zeer grote bedrijven. Ook begon er langzaam eensociaal stelsel te ontstaan. Getracht werd ideologische tegenstellingen op te lossen met eenpacificatiepolitiek, wat vooral bij levensbeschouwelijke kwesties niet altijd lukte. Decrisis van de jaren 1930 die begon in 1929 bracht na een periode van voorspoed werkloosheid die ondanks enorme staatsreserves niet grondig werd bestreden. De crisis duurde in Nederland bijzonder lang om te worden gevolgd door deTweede Wereldoorlog. Dit zou uiteindelijk een toenemende invloed van de staat op de samenleving tot gevolg hebben.
Duitsland viel op 10 mei 1940 Nederland onverhoeds aan en Japan deed hetzelfde in Nederlands-Indië in januari 1942. De oorlog kostte in Nederland uiteindelijk tweehonderdduizend mensen het leven, waaronder ruim honderdduizendJoden – 75% van de Joodse bevolking in Nederland – die werden omgebracht invernietigingskampen. Slechts een klein deel kon overleven dooronder te duiken. In Nederlands-Indië stierven ongeveer 3 miljoen burgers de hongerdood. Tijdens de bezetting gebruikte hetnationaalsocialistische bestuur Nederland als wingewest om de oorlog te ondersteunen en probeerde daarnaast de bevolking tenazificeren. Er trad grootschaligecollaboratie op van vrijwel het gehele overheidsapparaat en bedrijfsleven. Ruim 500.000 mannen werden ingezet voor dwangarbeid, voornamelijk in Duitsland. Vanaf deFebruaristaking kreeg hetverzet meer omvang. Op het hoogtepunt waren er ruim 350.000 mensen ondergedoken.
Hoewel de oorlog het land berooid en vernield achter had gelaten, verliep deze wederopbouw zeer voorspoedig, mede door grote Amerikaanse steun via deMarshallhulp. Deverzorgingsstaat kon verder uitgebreid worden. In de jaren 1950 was de concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland verbeterd door degeleide loonpolitiek. Het decennium daarop zag de ontdekking van deaardgasbel en met grote loonsverhogingen het begin van deconsumptiemaatschappij. Er ontstond eenjeugdcultuur die zich juist afzette tegen de oudere generatie, terwijl deseksuele moraal vrijer werd. Ook andere sociale bewegingen zoals die van dehomo-emancipatie en devrouwenbeweging lieten sterk van zich horen. Parallel aan deontzuiling speelde zich vanaf deze periode deontkerkelijking af. Met de talloze nieuw gevormde sociale bewegingen, waaronder demilieubeweging, ontstonden nieuwe culturele oriëntaties.
Een stronttonnetjesschepper in 1953 met uitwerpselen in de Jordaan in Amsterdam op weg naar debeerkar, spottendboldootkar genoemd. De maatschappij veranderde sneller dan ooit
Na deoliecrisis van 1973 en vooral van 1979 volgde een economische neergang. De arbeidsintensieve industrie kon niet concurreren metlagelonenlanden. De daarop volgende grotewerkloosheid sloeg vooral toe onder laag opgeleiden, waaronder ook veelgastarbeiders, die tijdens de stormachtige groei van de jaren 1960 waren aangetrokken. De economische crisis was aanleiding voor een inkrimping van de verzorgingsstaat.
In de jaren 1990 trok de Nederlandse economie weer aan. De hier en daar sluimerende bezorgdheid over de omvang en vaak afwijkende gewoonten van etnische minderheden werd gearticuleerd door de nieuwe politicusPim Fortuyn. Frustratie over het vermeende falende overheidsbeleid bleek nadat negen dagen na demoord op Fortuyn diens partij, deLPF, een ongekende verschuiving teweegbracht in deTweede Kamerverkiezingen van 2002.
Waar in de jaren 1960 universele waarden voorrang moesten krijgen, werd vanaf nu weer aandacht gevraagd voor de nationale cultuur die gevaar zou lopen door enerzijds de Europese eenwording en anderzijds de grote groepenetnische minderheden. Demoord op Theo van Gogh leek de bevestiging van watPaul Scheffer aanduidde als het multiculturele drama van een etnische "onderklasse" die maar ten dele integreert, met mogelijke radicaliseringstendensen tot gevolg. Terwijl de traditioneel geachte tolerantie jegens immigranten verminderde, bleef deze op andere vlakken bestaan, blijkens de invoering van hethomohuwelijk en de relatief liberale regelgeving omtrent abortus, euthanasie, prostitutie ensoftdrugs.
Nationaal is er na deontzuiling voor vele mensen geen duidelijke ideologische stroming meer waar zij zich naar kunnen richten, waaraan ook het einde van deKoude Oorlog en de hiermee samenhangende verschuivingen van de internationale verhoudingen heeft bijgedragen. Nederland is een zeer welvarend land met een stabiele samenleving, een toegankelijkzorgstelsel ensociale zekerheid. Het land heeft een relatief geweldsarme ontwikkeling doorgemaakt.
Nederland passeerde half augustus 2024 de grens van achttien miljoen inwoners en had toen eenbevolkingsdichtheid van 433 inwoners per km2.Vergeleken met de rest van Europa groeide de Nederlandse bevolking de laatste anderhalve eeuw relatief snel:
Bevolkingsgroei in Nederland 1900 t/m 2006 (gebaseerd op gegevens van het CBS)
Van 1850 tot 1949 is de bevolking van Nederland meer dan verdrievoudigd (en dus in 100 jaar met meer dan 200% gegroeid) en in 1963, over een periode 14 jaar daarna, was deze zelfs al verviervoudigd. Vanaf 1963 tot 2016, in 53 jaar, is deze met nog eens met 5 miljoen (ruim 40%) gegroeid. Ter vergelijking: deBelgische bevolking groeide van anderhalf keer zo groot als die van Nederland (4,5 miljoen in 1850) tot ruim een derde kleiner (10 miljoen in 2000).
Nederland telt geen enkele stad met meer dan een miljoen inwoners; wel zijn er32 gemeenten die meer dan 100.000 inwoners hebben. De vier grootste steden zijnAmsterdam,Rotterdam,Den Haag enUtrecht, alle vier gelegen in het westen van het land. Daartussen en daaromheen ligt een krans van middelgrote plaatsen, die tezamen de zogehetenRandstad vormen. Ongeveer 40% van de Nederlandse bevolking is hier op een veel kleiner percentage van het landoppervlak geconcentreerd rondom een betrekkelijk open ruimte, het zogehetenGroene Hart.
Zuid-Holland is met ruim 3,7 miljoen inwoners de bevolkingsrijkste provincie van het land, gevolgd doorNoord-Holland met bijna 2,9 miljoen inwoners enNoord-Brabant met ruim 2,5 miljoen inwoners. De enige andere provincie met meer dan 2 miljoen inwoners, isGelderland.
De vijf grootste steden in Noord-Brabant vormen het samenwerkingsverbandBrabantStad; met een verzorgingsgebied van 1,5 miljoen mensen en 20% van de industriële productie van Nederland, een andere belangrijke stedelijke regio. Deze regio vormt samen met nog 15 andere gemeenten de agglomeratieBrabantse Stedenrij.De innovatie- en technologieregio Brainport ligt in het westen van de provincie. Dit is de enige Nederlandse regio waarin zoveel innovatieve bedrijven zijn geconcentreerd.Ondanks de verstedelijking en industrialisatie van Noord-Brabant, is er aanzienlijk meer beschermd natuurgebied (17%)[23]
In het oosten zijn deStadsregio Arnhem Nijmegen (SAN) (vroeger beter bekend als Knooppunt Arnhem-Nijmegen, KAN) enTwentestad twee agglomeraties van kleinere omvang, alsmede het verstedelijktezuiden van Limburg in het uiterste zuiden, met daarin de stedelijke gebieden vanMaastricht,Sittard-Geleen en de voormaligeplusregioParkstad Limburg. Zuid-Limburg is daarnaast ook deel van de sterk verstedelijkte grensoverschrijdendeEuregio Maas-Rijn, waarin het samenwerkt met Duits en Belgisch aangrenzend gebied. In totaal heeft de Euregio Maas-Rijn circa 3,9 miljoen inwoners. Daarnaast is er in het noorden nog het samenwerkingsverband tussen gemeenten rondom de stedenGroningen enAssen, samenwerkend in deregio Groningen-Assen. In totaal woont 82% van de Nederlanders in een stedelijk gebied.[24]
Nederland heeft door de eeuwen heen een aanzienlijkeimmigratie gekend, die in meer of mindere mategeïntegreerd engeassimileerd zijn. Volgens cijfers van het CBS van 1 januari 2005 is 80,9% van de bevolkingNederlands, 2,4%Indonesisch, 2,4%Duits, 2,2%Turks, 2,0%Surinaams, 1,9%Marokkaans, 0,8%Antilliaans enArubaans en 6,0% anders.[25] In de periode 1845-1860 en de eerste 20 jaar na 1945 zijn ook aanzienlijke aantallen Nederlandersgeëmigreerd, vooral naar de Verenigde Staten, Canada, Australië, Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland.
Een groot deel van de Nederlandse bevolking spreekt één of meer andere talen. Verantwoordelijk hiervoor is het uitgebreide taalonderwijs; op vrijwel alle basisscholen wordt Engels onderwezen, het contact met buurlanden en de aanwezigheid van migranten zelf.Engels,Duits enFrans worden door veel Nederlanders als tweede taal gesproken. Veel mensen met een migratieachtergrond van de eerste en tweede generatie spreken naast het Nederlands ook een taal uit het land van oorsprong. Daardoor zijn er nog grote groepen Nederlanders dieIndonesisch,Ambonees,Surinaamse talen,Turks,Berbers,Marokkaans-Arabisch,Chinees,Koerdisch,Kaapverdiaans,Hindi-Urdu,Punjabi enVietnamees spreken.
Nederland was sinds het midden van de middeleeuwen eenchristelijk land en is tegenwoordig een van de meerontkerkelijkte landen in Europa. Waar traditioneel de katholieken en de protestanten de hoofdstromingen waren, zijn deze zeer sterk afgenomen. Sinds 1989 is de onkerkelijkheid zelfs de hoofdstroming en volgens het CBS beschouwde in 2021, 55,4 % zich als niet behorend tot een godsdienstige groepering. 19,8 % van de Nederlanders zou zich tot deRooms-Katholieke Kerk rekenen en naar schatting 14,4 % isprotestants. 5,2 % ismoslim en 5,1 % geeft aan tot een andere levensbeschouwelijke groepering te behoren.[3] 16 procent van de volwassen bevolking bezocht in 2015 minstens een keer per maand een kerk, moskee of andere religieuze bijeenkomst.[28]
Parallel aan de ontkerkelijking is er een toename van een ongebonden spirituele groep die zingeving zoekt in bewegingen alsnew age envrijmetselarij.[29]
De landenAruba,Curaçao enSint Maarten in de Cariben behoren eveneens tot het Koninkrijk. Het zijn gelijkwaardige onderdelen van het grondgebied. De staatkundige positie van de landen binnen het Koninkrijk is echter verschillend. Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn autonoom. Nederland wordt geregeerd volgens de bepalingen van deGrondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden, waarin ook de instellingen van het Koninkrijk als geheel hun regeling vinden, voor zover hetStatuut voor het Koninkrijk der Nederlanden geen aanvullende regels geeft voorKoninkrijksaangelegenheden die ook de andere landen betreffen. Nederland is opgedeeld in twaalf provincies, De eilanden in het Caribisch gebied zijn bijzondere gemeenten die elk afzonderlijk direct onder de verantwoordelijkheid van de landelijke overheid vallen.
Overheid
HetBinnenhof in Den Haag is het centrum van de Nederlandse politiek.
Dewetgevende macht deelt de regering met hetparlement, deStaten-Generaal, dat bestaat uittwee kamers. Beide kamers moeten instemmen met wetgeving en kunnen ministers tot verantwoording roepen. DeTweede Kamer is hetlagerhuis en heeft 150 zetels die aan de hand van rechtstreeksealgemene landelijke verkiezingen op basis vanevenredige vertegenwoordiging voor vier jaar worden verdeeld. Hethogerhuis van het parlement is deEerste Kamer, waarvan de 75 leden voor vier jaar door de leden van Provinciale Staten en van hetKiescollege voor de Eerste Kamer worden gekozen, die op hun beurt wel rechtstreeks worden gekozen; in tegenstelling tot de Tweede Kamer mag ze geen wetten indienen of wijzigen, maar enkel door de Tweede Kamer goedgekeurde wetten goed- of afkeuren.
Vanwege hetmeerpartijenstelsel en het grote aantal Nederlandse partijen is het sinds de negentiende eeuw nooit één partij gelukt een volledige meerderheid in het parlement te behalen. Bij deTweede Kamerverkiezingen in 2023 zijn er vijftien partijen gekozen.
Ruwweg kan gezegd worden dat het politieke systeem traditioneel werd gedomineerd door drie blokken: dechristendemocraten, met het CDA en in zekere mate de ChristenUnie als vertegenwoordigers, desociaaldemocraten, met de PvdA als grootste partij en deliberaal-democraten, met de VVD als grootste partij. Sinds de jaren 1970 is het systeem meer versnipperd geraakt: partijen als het CDA verloren zetels en nieuwe partijen, zoals D66 en GroenLinks in de jaren 1990 en de SP in de jaren 2000, boekten succes bij de verkiezingen.
Aan het begin van de 21e eeuw zijn er vooral ontwikkelingen geweest op het rechtse gebied. In 2002 werd doorPim Fortuyn deLijst Pim Fortuyn opgericht. Deze partij behaalde, zonder de kort voor de verkiezingendoodgeschoten Fortuyn, dat jaar als nieuwkomer 26 zetels. Ze viel echter snel weer uiteen en verdween bij deverkiezingen van 2006 helemaal uit de Tweede Kamer. Datzelfde jaar werd ook dePartij voor de Vrijheid (PVV) opgericht, die in de jaren daarna metGeert Wilders een duidelijk stempel op de politiek zou drukken.
Overzicht van de 12 Nederlandse provincies, met provinciehoofdsteden en steden met meer dan 120.000 inwoners. De overzeesebijzondere gemeenten zijn ook aangegeven
Deprovincies zijn actief op gebieden alsruimtelijke ordening,infrastructuur, economie, cultuur, natuur en milieu. Ook houden ze toezicht op de gemeenten en de waterschappen. Het dagelijks bestuur van elke provincie wordt gevormd doorGedeputeerde Staten, dat wordt gecontroleerd door deProvinciale Staten. De Provinciale Staten worden periodiek door de kiesgerechtigden onder het volk gekozen en moeten daarna een college van Gedeputeerde Staten vormen. Ook de leden van deEerste Kamer worden door de leden van de Provinciale Staten en van het Kiescollege voor de Eerste Kamer gekozen. De voorzitter van het College van Gedeputeerde Staten en van Provinciale Staten van een provincie is decommissaris van de Koning. Binnen een provincie zijn de gemeenten ingedeeld.
Nederlandse Waterschappen per 1 januari 2019Nederlandse gemeenten per 1 januari 2019
Degemeenten vormen in Nederland de derde bestuurslaag. Het hoogste bestuursorgaan binnen de gemeenten is degemeenteraad, die om de vier jaar wordtgekozen. Het dagelijkse bestuur is hetcollege van burgemeester en wethouders, dat gevormd wordt door dewethouders, die benoemd worden door de raad en door deburgemeester, die op zijn beurt benoemd wordt doorde Kroon. De taken van het gemeentebestuur behelzen onder andere stadsontwikkeling, verkeer, onderwijs, welzijn en sociale zaken. De gemeenten krijgen het grootste deel van hun geld van de Rijksoverheid, de rest komt uit zaken alsonroerendezaakbelasting,parkeergeld enleges. Binnen de gemeente zijn de deelgemeenten ingedeeld. De deelgemeenten vormen de vierde bestuurslaag. Het hoogste bestuursorgaan binnen de deelgemeenten is dedeelgemeenteraad, die gevormd wordt door portefeuillehouders, die worden benoemd door de deelraad en door de voorzitter, die op zijn beurt gekozen wordt door de deelraad.
Dewaterschappen staan los van de indeling in provincies en gemeenten en regelen dewaterhuishouding binnen een bepaald gebied. Het bestuur van een waterschap wordt gekozen door de grondeigenaren en inwoners. Het buiten houden van het water is van oudsher eenalgemeen belang, waarbij polderbewoners genoodzaakt waren samen te werken. Uit die noodzakelijke samenwerking zijn de waterschappen ontstaan.
Onderwijs is verplicht vanaf de eerste dag van de maand nadat een kind vijf jaar is geworden tot het einde van het schooljaar waarin het kind zestien jaar is geworden. De meeste kinderen gaan echter al vanaf hun vierde naar het basisonderwijs. In het schooljaar waarin een kind zeventien jaar wordt, is het gedeeltelijk leerplichtig en moet dan nog minstens twee dagen per week naar school. Als de school een praktijkovereenkomst met een bedrijf heeft gesloten, dan is één dag school per week verplicht.
Voor een vergelijking tussen de onderwijsstructuren in Nederland en Vlaanderen, zieOnderwijsstructuur (Vlaanderen en Nederland), waar de overeenkomstige fasen van het onderwijs zo veel mogelijk naast elkaar worden geplaatst.
Milieubeheer
Vanwege de hoge bevolkingsdichtheid, de sterke industrialisatie en de intensieve landbouw heeft Nederland te maken met verschillendemilieuproblemen.
DeHinderwet van 1875 was lange tijd de enige wet op het gebied van milieubeheer. In de jaren 1960 werd het publiek zich bewust van de milieuproblemen en sindsdien ontwikkelde Nederland een milieubeleid. Dit richtte zich aanvankelijk op sanering, maar vanaf de jaren 1980 begon men zich ook te richten op preventie en beheer. Zo'n 70% van de regelgeving op dit gebied vindt plaats op Europees niveau. Het beleid heeft ervoor gezorgd dat ondanks de economische groei op een aantal gebieden de vervuiling is afgenomen en de milieukwaliteit is verbeterd.
Het huidige beleid is omschreven in deToekomstagenda milieu waarin de overheid ervoor kiest zich te concentreren op de thema's klimaatverandering, luchtkwaliteit en aantasting van biodiversiteit en natuur.[33] Deze agenda bouwt voort op het laatsteNationaal Milieubeleidsplan.[34]
Cultuur
Nationale symbolen
Nationale symbolen bestaan op verschillende niveaus. Zo wordt bijvoorbeeld vaak het portret van hetstaatshoofd aangebracht op munten en postzegels. Vooral bij regerende vorstenhuizen is dit het geval. Nederland vormt daarop geen uitzondering. Geijkte officiële symbolen zijn met name de volgende:
Devlag van Nederland bestaat uit drie horizontale banen van gelijke hoogte in de kleuren rood, wit en blauw. De vlag dateert uit 1579, toen de onafhankelijkheid van Nederland werd uitgeroepen en werd officieel goedgekeurd in 1796 en bevestigd als nationaal embleem in 1937. Het wit en blauw zijn de livreikleuren van het Franse vorstendomOrange, waar hetHuis Nassau, het latere Nederlandse koningshuis, mee verbonden raakte (zieRené van Chalon). Het rood was oorspronkelijk oranje, naar de naam van het vorstendom, maar werd in de loop van de zeventiende eeuw vervangen doorvermiljoenrood, dat tijdens zeeslagen makkelijker te herkennen was. Op feestdagen die te maken hebben met het koningshuis of tijdens diplomatieke reizen naar het buitenland wordt ook wel een oranje wimpel boven de vlag gehangen.
HetWilhelmus is het volkslied sinds 10 mei 1932. Daarvoor was vanaf 1817 (met uitzondering van een gat van 1832 tot 1833)Wien Neêrlands bloed het volkslied. De tekst van het Wilhelmus is omstreeks 1570 aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog geschreven op een bestaande melodie. De huidige variant van die melodie dateert uit het begin van de 17e eeuw. Zij wordt echter in de moderne vorm aanmerkelijk trager en plechtiger ten gehore gebracht dan in vroeger tijden.[35]
Informeel geldt de kleuroranje in het algemeen als een symbool voor Nederland. Dit komt, behalve in de kleur van de kleding der vertegenwoordigende sportteams, ook tot uitdrukking in de wijze waaropsupporters zich in en aan het buitenland tonen.
Bij al deze symbolen speelt expliciet of impliciet hetkoningshuis een rol. De vorst en het koninklijk huis vervullen zelf echter ook een belangrijke symbolische functie voor Nederland, zowel institutioneel alsin personam. Dit is te meer het geval omdat hetHuis van Oranje al meer dan vier eeuwen zijn geschiedenis deelt met het volk van Nederland.Willem de Zwijger was deprins van Oranje die Nederland vanaf 1568 naar de zelfstandigheid leidde.
Nederland telt acht officiële feesten (verdeeld over tien feestdagen),[36] waarvan er twee alsnationale feestdag worden aangeduid. De eerste isKoningsdag, een dag van eenheid en saamhorigheid die gevierd wordt op27 april, de geboortedag van de huidige koning,koning Willem-Alexander. De andere nationale feestdag isBevrijdingsdag: op5 mei wordt de capitulatie van het Duitse leger in Nederland tijdens deTweede Wereldoorlog gevierd. Bevrijdingsdag is elk jaar een nationale feestdag; of het als vrije dag geldt, is echter afhankelijk van decao of de werkgever.
Nederland is sterk beïnvloed door hetchristelijke geloof en daarom staat er ook een groot aantal christelijke feesten op de feestdagenkalender:Kerstmis (eerste en tweede kerstdag),Goede Vrijdag,Pasen (eerste en tweede paasdag),Hemelvaart enPinksteren. Op deze dagen, behalve Goede Vrijdag, hebben de meeste Nederlanders vrij. OokNieuwjaarsdag staat op de lijst van algemeen erkende feestdagen.
Voorts zijn er nog enkele tradities en feestdagen die, hoewel niet officieel, wel op grote schaal gevierd worden. Zo worden tijdens deNationale Dodenherdenking op4 mei, één dag voor Bevrijdingsdag, alle oorlogsslachtoffers sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog herdacht.
Sint-Maarten is een christelijk feest, maar het wordt vooral in het noorden van het land gevierd. Het eveneens van oorsprong christelijkecarnaval wordt, voorafgaand aanaswoensdag, juist het uitbundigst gevierd in het zuiden van het land.Driekoningen wordt ieder jaar – ook voornamelijk in het zuiden – op 6 januari gevierd.
Hoewel de schilderkunst uit de periode erna minder bekend is, is het werk van de negentiende-eeuwsepostimpressionistische Noord-Brabantse schilderVincent van Gogh wel wereldberoemd geworden, zij het pas na zijn dood.
Uit de eerste helft van de twintigste eeuw dateert deabstracte kunst vanPiet Mondriaan, die betrokken was bij de kunstbewegingDe Stijl.Zijn tijdgenootJan Sluijters wordt beschouwd als pionier van het Nederlandse modernisme.
Het natuurlijk erfgoed van Nederland bestaat voor een groot deel uit het vlakke natte landschap met onder meer rivieren,polders enmolens. Daarnaast zijn er nog natuurgerelateerde gebieden zoals deKeukenhof, deVeluwe, deWaddeneilanden en deBiesbosch. De natuur in Nederland is sterk door de mens beïnvloed, voornamelijk vanwege het waterbeheer. De bekendste voorbeelden hiervan zijn deIJsselmeerpolders en deDeltawerken. Demolens van Kinderdijk zijn sinds 1997Werelderfgoed.
De traditionele Nederlandse keuken is voornamelijk beïnvloed door het agrarische leven in vroegere tijden. De hoofdmaaltijd wordt in Nederland 's avonds gegeten en een typisch Nederlandse maaltijd bestaat uit een combinatie van aardappels, groente en vlees. Ookstoof- enstamppotten enmaaltijdsoepen zijn kenmerkend voor de Nederlandse keuken. Bij het ontbijt en in de middag wordt vaakbrood gegeten, met boter en allerlei soorten zoet en hartigbroodbeleg, variërend vanvleeswaren enkaas tothagelslag,chocoladepasta enpindakaas; ookontbijtgranen alsmuesli encornflakes worden, met melk of yoghurt, als ontbijt genuttigd.
Bij het ontbijt en de middagmaaltijd wordt vaak koffie of thee gedronken. In de koudere maanden is (warme)chocolademelk ook een populaire drank.Bier is veruit de meest gedronkenalcoholische drank: in 2008 werd gemiddeld 78,5 liter per Nederlander gedronken. Van de totale Nederlandse bierproductie in dat jaar, ruim 2,7 miljard liter, werd meer dan 1,6 miljard liter geëxporteerd, waarmee Nederland dat jaar de grootste bierexporteur ter wereld was.[38] DeNederlandse biercultuur ontwikkelde zich de voorbije jaren sterk: een groeiend aantal brouwerijen brouwde bieren in steeds meer verschillende stijlen.
De belangrijkste Nederlandse dagbladen zijnDe Telegraaf,Algemeen Dagblad,de Volkskrant,NRC enTrouw. Historisch gezien is ookHet Parool, dat in de Tweede Wereldoorlog als verzetskrant werd opgericht, een belangrijke krant.Het Parool is zich met name gaan richten op de stad en regio Amsterdam. Buiten de Randstad worden regionale kranten alsDe Limburger,De Gelderlander en hetDagblad van het Noorden nog altijd veel gelezen. Een groot deel van de landelijke en regionale kranten is eigendom van een klein aantal mediabedrijven, 90 procent is dankzij zulke overnames in Belgische handen.[39] Uitzonderingen bestaan: zo bedienen de kleine protestantse krantenReformatorisch Dagblad en hetNederlands Dagblad onafhankelijk een landelijk publiek.EW,HP/De Tijd,Vrij Nederland enDe Groene Amsterdammer zijn vier opiniebladen.
DeNederlandse televisie heeft zowelpublieke alscommerciële zenders. Deze laatste werden toegelaten vanaf 1988, later dan in omringende landen. De publieke omroep bestaat uitNPO 1,2 en3 en voor Nederlanders in het buitenlandBVN en wordt gekenmerkt door deverzuilde structuur. De belangrijkste bedrijven die commerciële televisie verzorgen zijnRTL Nederland enTalpa TV (de opvolger van SBS broadcasting), die samen in totaal zeven zenders beheren. Enkele andere commerciële zenders zijnNickelodeon,Comedy Central enKindernet.
In Nederland heerst een grote mate vanpersvrijheid, zonder controle vooraf op publicaties in de geschreven pers of op radio, tv en internet. In 2019 stond Nederland op een vierde plek op de persvrijheidindex vanVerslaggevers Zonder Grenzen.[40] De begrenzing bij de Nederlandse wetgeving is dat wie zich schuldig maakt aan belediging, discriminatie, aanzetten tot haat e.d. de kans loopt zich achteraf te moeten verantwoorden. DeMediawet zorgt voormediapluriformiteit binnen het publieke omroepenbestel. Ook kan het bevoegd gezagleeftijdsgrenzen stellen voor de toegang tot bepaalde media.
Sport
Schaatsen is een van de populairste sporten in Nederland.
Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw werden sportclubs en -bonden gevormd. Een belangrijk figuur in de Nederlandse sportgeschiedenis isPim Mulier, die aan het eind van de 19e eeuw meerdere tot dan toe niet tot nauwelijks bekende sporten in Nederland introduceerde en professionaliseerde. Hij was ook de initiator van deElfstedentocht, een circa 200 km lange schaatstocht overnatuurijs langs deFriese elf steden. In1900 was het debuut vanNederland op de Olympische Spelen een feit: sindsdien werden meer dan 300 medailles behaald, waaronder 100 gouden. Daarmee staat Nederland zeventiende op demedaillespiegel van de Olympische Spelen aller tijden.
Nederland is een welvarend land met eenopen economie, die sterk leunt op de buitenlandse handel, met name metDuitsland. Deeconomie wordt getypeerd door stabiele verhoudingen, een matigeinflatie, een terughoudend financieel beleid en door zijn belangrijke rol als Europese transportader. Over de gehele linie bekeken hoort Nederland tot de 20 grootste economieën van de wereld, na de grootmachten als de Verenigde Staten, China, Duitsland, Japan en het Verenigd Koninkrijk. Duitsland (24,5%),België (11,1%),Verenigd Koninkrijk (9,3%),Frankrijk (8,4%) enItalië (4,2%) zijn de belangrijkste exportpartners van Nederland. Duitsland (14,7%), China (14,5%), België (8,2%), Verenigde Staten (8,1%) en Verenigd Koninkrijk (5,1%) zijn de belangrijkste importpartners.[41]
Na deVerenigde Staten is Nederland, ondanks zijn geringeoppervlakte, in absolute omvang het tweede exportland op het gebied vanland- entuinbouwproducten ter wereld (2015).[42] In de intensieve,gemechaniseerde land- en tuinbouw werkt weliswaar slechts 4% van de Nederlandseberoepsbevolking, maar er worden door de sector enorme hoeveelhedenvoedsel voor devoedingsmiddelenindustrie en de export geproduceerd. Deglastuinbouw is van grote omvang en vertegenwoordigt bijna de helft van de totale Europese capaciteit. Ook debloembollenteelt met de bekendebollenvelden (onder anderetulpenbollen) is van aanzienlijk belang. Nederland is op dit gebied de voornaamste producent voor de Europese- en Noord-Amerikaanse markt.
Als hoogontwikkelde economie heeft Nederland net als andere geïndustrialiseerde landen een hoogenergieverbruik: 75 miljoenton olie-equivalent (Mtoe) in 2016.[45] In 90% hiervan wordt voorzien metfossiele brandstoffen, vooralaardolie,aardgas ensteenkool. Afgezien van aardgas worden deze voornamelijk geïmporteerd. Een groot deel van de aardolie wordt naraffinage weer geëxporteerd. Ook het aardgas uit eigen bodem wordt voor een groot deel uitgevoerd. Per saldo importeerde Nederland in 2016 42 Mtoe meer dan het exporteerde en produceerde 46 Mtoe zelf.[bron?]
Van de energie ging ongeveer 17 Mtoe verloren bij conversie, vooral bij elektriciteitsopwekking uit fossiele brandstof. 13 Mtoe werd gebruikt voor niet-energetische producten zoals smeermiddelen, asfalt en petrochemicaliën. Voor eindgebruikers resteerde 45 Mtoe waarvan 9 Mtoe = 105 TWh elektriciteit.
Met aardgas en in mindere mate steenkool wordt het grootste deel (80%) van de benodigde elektriciteit opgewekt. Een beperkte bijdrage hierin wordt geleverd doorduurzame energie 11%[46] enkernenergie 3% en 4% importeerde deNederlandse elektriciteitsmarkt via detrans-Europese energienetwerken meer dan het exporteerde. In de periode 2012-2016 daalde het eindgebruik met 4% maar het elektriciteitsgebruik bleef ongeveer gelijk. De met zon en wind opgewekte elektriciteit steeg 88% en leverde 9% van alle elektriciteit aan eindgebruikers in 2016. De uitstoot van kooldioxide was 157 megaton, dat is 9 ton per persoon.[47] Het wereldgemiddelde was 4,4 ton per persoon. Om in 2020 30% minderbroeikasgassen uit te stoten, richt het beleid zich hier op energiebesparing en duurzame energie.
Onder de belangrijkste bezienswaardigheden zijn de historische steden, vooralAmsterdam, deDeltawerken en het polderlandschap.
De Nederlandse steden gelden als belangrijke toeristische bestemming. Vooral de hoofdstad Amsterdam is populair onder buitenlandse toeristen, mede dankzij decoffeeshops en het prostitutiegebiedde Wallen. Ook degrachtengordel met een groot aantal historische bouwwerken en belangrijke musea geldt als een belangrijke bezienswaardigheid. Met 4,9 miljoen toeristen (2007) is Amsterdam de op vier na meest bezochte toeristenbestemming in Europa en de op zes na grootstecongresstad ter wereld.[48]
Van groot belang voor de Nederlandse economie is detransportsector. Dehaven van Rotterdam is de grootste van Europa en een van de grootste ter wereld. Andere belangrijke havengebieden zijnAmsterdam,Eemshaven en deZeeuwse havens. Het achterland van deze havens wordt ondersteund door rivieren, en uitgebreid net van kanalen en andere waterwegen. Debinnenvaart en dezeevaart spelen daarom een belangrijke rol in de Nederlandse economie. De rivierenRijn,Maas enSchelde die vanuit de buurlanden binnenstromen en in deNoordzee uitmonden, maken Nederland al eeuwenlang een knooppunt voor de Europese binnenvaart.
Mede als gevolg van de hoge bevolkingsdichtheid bezit Nederland een zeer dichteinfrastructuur. Het autowegen- en spoorwegnet worden zwaar belast door de groeiende verkeersdruk. Er is een uitgebreid wegennet vanautosnelwegen enautowegen met een totale lengte van circa 116.500 kilometer. Vrijwel alle wegen zijntolvrij, met uitzondering van een aantaloeververbindingen.
Hetspoorwegnet heeft een totale lengte van 2808 kilometer en is een van de drukst bereden spoornetwerken van Europa. De belangrijkste vervoerder van passagiers is deNS. Andere vervoerders met treinverbindingen in Nederland zijn:Arriva,Connexxion,Syntus enBreng. Het stads- en streekvervoer per bus wordt grotendeels uitgevoerd door deze vervoerbedrijven. In enkele steden rijden lokale vervoerders en in een groot deel van het Noorden exploiteertQbuzz de busverbindingen.Arriva is te vinden in het zuiden, maar ook in het West- en Noord-Nederland.Connexxion met name in het Westen enSyntus in het Oosten. DeArnhemse trolleybus is het enige nog bestaandetrolleybusnetwerk in deBenelux en een van de grootste in West-Europa.[49]
Door de korte afstanden binnen de steden, het vlakke landschap en de lage kosten heeft defiets een groot aandeel in het personenverkeer. Studentensteden als Groningen, Nijmegen en Amsterdam kennen een fietsgebruik van 40% of meer, maar ook andere steden en gemeenten kennen een hoog fietsgebruik.[50] Bejaarde fietsers zijn, anders dan in veel andere landen, heel gewoon.
↑De Amerikaanse dollar is sinds januari 2011wettig betaalmiddel[dode link] op Bonaire, Saba en Sint Eustatius en verving daar de Antilliaanse gulden
↑ Onder het koninkrijk vallen ook drie zelfstandige (autonome) landen in hetCaraïbisch gebied:Aruba,Curaçao enSint Maarten. Deze landen hebben een eigen regering en wetgeving. Nederland vertegenwoordigt het koninkrijk naar buiten toe.
Dit artikel is in twee delente beluisteren (deel 1,deel 2)(help ofmeer info). Na het opnemen kan het artikel gewijzigd zijn, waardoor de tekst van de opname wellicht verouderd is. (Bekijk deoorspronkelijke versie van dit artikel toen de audio-opname gemaakt was).