De huidige staatsrechtelijke inrichting vanwesterse democratieën is mede gebaseerd op ideeën van hem, en op die vanJohn Locke. Belangrijk hierbij is zijn concept van descheiding der machten. Dit kwam voort uit zijn kritiek op hetfeodale Franse landsbestuur in die tijd, waar de heerschappij veelal in handen van één machthebber lag, en dan vooral op de excessen van hetabsolutisme, wat hij aanduidde alsdespotisme. Zijn ideeën over recht, staat en politiek waren een inspiratiebron voor revoluties zoals deCorsicaanse onafhankelijkheidsoorlog (1755), deAmerikaanse onafhankelijkheid (1776), deFranse Revolutie (1789) en deBelgische Revolutie (1790 en 1830), enzovoorts.
Montesquieu behoorde tot een familie vanparlementariërs. Volgens zijn geboorteakte hadden zijn ouders een bedelaar alspeetoom voor hem uitgekozen.
Hij volgde van 1700-1705 onderwijs aan hetCollège de Juilly (Île-de-France). Daarna studeerde hijrechten te Bordeaux tot 1708, waarna hij naar Parijs vertrok om meer kennis te krijgen van het recht zoals het toegepast werd in de praktijk. In 1713 keerde hij terug naar Bordeaux, omdat zijn vader overleden was, en hij zich met diens erfenis moest bezighouden. Een jaar laterverwierf hij een zetel als raadsheer in het Parlement van Bordeaux.[6]
Op 30 april 1715 trouwde hij met Jeanne de Lartigue, eenprotestantse uit een rijke familie van wie hij een grote bruidsschat kreeg. In 1716 kreeg hij een grote erfenis van zijn oom: hij werdprésident à mortier van het Parlement van Bordeaux en erfde debaronie Montesquieu, die hij vanaf toen in zijn naam droeg. In dezelfde tijd begon hij zich sterk te interesseren voor politiek en wetenschap, met name na de dood van koningLodewijk XIV in 1715, waardoor tijdens deRégence het politieke klimaat in Frankrijk drastisch veranderde. Hij schreef enkele wetenschappelijke verhandelingen voor deAcademie van Bordeaux.
Montesquieu was van mening dat de grootsheid van Frankrijk te danken was aan deadel, die als autonome macht de wetten beschermde en opkwam voor de burgers. De regeerperiode vanLodewijk XI (1461-1483) zou hier een einde aan hebben gemaakt. Onder hem zoudenhandelaren aan invloed gewonnen hebben ten koste van de adel en de lokale gemeenschappen, metdespotisme als gevolg.Versailles werd daarbij het door Montesquieu gehate machtscentrum. Dit standpunt werd doorNeumann aangeduid als dethèse nobiliaire en stond in die tijd tegenover dethèse royale, welke laatste onder meer werd verdedigd doorDubos met zijnHistoire critique de l'établissement de la monarchie française dans les Gaules. Daarin zag hij Frankrijk gebaat bij een sterk koningschap met de opkomendebourgeoisie, zonder de tussenliggende laag van adel die alleen maar koninklijke macht naar zich hadden toegetrokken in momenten van zwakte.
Vanaf 1728 was Montesquieu lid van deAcadémie française, nadat hij zijn parlementaire functie had opgegeven om zijn schulden te kunnen afbetalen. In hetzelfde jaar begon hij aan een lange reis door een groot deel van Europa, waarbij hijOostenrijk,Hongarije,Italië,Duitsland,Nederland enEngeland bezocht. In 1730 werd hij in Londen lid van devrijmetselarij. Na zijn terugkeer in Frankrijk in 1731 trok hij zich terug in het kasteel vanLa Brède inAquitanië, waar hij zich vanaf toen geheel toelegde op het schrijverschap.
In 1721 publiceerde Montesquieu inAmsterdam anoniem de invloedrijkesatirischebriefromanPerzische brieven (Lettres persanes), waarin tweePerzen Europa bezoeken en met hun kritische beschouwingen de spiegel aan hun gastheren voorhouden, de Europeanen. Dit werk is ook nu nog zeer leesbaar. Met dit brievenboek werd Montesquieu beroemd.
Perzische brieven is voornamelijk bekend geworden door de kritiek die Montesquieu uit op verschillende aspecten van de Franse maatschappij en de spot die hij met de Fransen drijft. In het begin ziet de lezer vooral de naïviteit van de Perzen tegenover de Franse normen en waarden uit die tijd, echter wordt al snel duidelijk dat de tekstsatirisch is geschreven en de lezer juist een spiegel voorhoudt. Een van de belangrijkste zaken die Montesquieu aan de kaak stelt in deze briefroman is demonarchie. Hij noemt dit systeem een "fataal wapen", omdat de drie machten (wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht) samengevoegd zijn onder één persoon, de koning.
In 1734 publiceerde hij - opnieuw anoniem en in Amsterdam - deConsidérations sur les causes de la grandeur des Romains et de leur décadence, dat oorspronkelijk bedoeld was als hoofdstuk binnenDe L'Esprit des Lois.
In 1748 publiceerde hij inGenève zijn bekendste en meest invloedrijke werk,Over de geest van de wetten (De l'Esprit des Lois). Dit was een grote studie vanrepublieken,monarchieën endespotieën. Montesquieu keerde zich onder meer tegen deslavernij en zocht naar manieren om de vrijheid te vergroten entirannie te voorkomen.
In het hoofdstuk "Over de Engelse staatsinrichting" kwam Montesquieu tot de conclusie dat dit mogelijk was door het scheiden van de machten. In deze leer van detrias politica gaat het om het drietal van dewetgevende macht, deuitvoerende macht en derechtsprekende macht. Een sterkebovenklasse was volgens hem noodzakelijk om machtsmisbruik te voorkomen. De drie machten moesten elkaar controleren en voorkomen dat één macht de bovenhand kreeg. Zij dienden om de vrijheid en gelijkheid van de burger te behouden. De dertienParlementen van Frankrijk waren volgens Montesquieu de manier om koninklijkdespotisme tegen te gaan. Hij zag een sleutelrol weggelegd voor de aristocratie, waartoe hij behoorde, en poogde de legitimiteit van het leenheerlijk stelsel aan te tonen.
Als antwoord op de kritiek die er in de daaropvolgende jaren opDe l'Esprit des Lois werd geuit schreef Montesquieu in1751 een verdediging hiervan, deDéfense de l'Esprit des Lois. In1754 – een jaar voor zijn dood – publiceerde hij zijn laatste geschrift van enig belang,Arsace et Isménie, een werk dat enige overeenkomst vertoont met deTélémaque vanFénelon.[7]
Montesquieu droeg ook bij aan de ontwikkeling van hetstrafrecht. MetCesare Beccaria is hij van belang voor het vigerend strafrecht inNederland. Hij verzette zich tegen de toen bestaandefolterpraktijken. In zijn optiek dienden de straffen in verhouding te staan tot de misdrijven (proportionaliteitsbeginsel). Hierbij gaf hij de voorkeur aan geldstraffen bovenlijfstraffen. Hij was ook een van de eersten die de preventiegedachte op de voorgrond plaatsten. Hij onderscheidde `wereldlijke' misdaden en `misdaden jegens God'. Deze laatste dienden niet door het wereldlijk strafrecht te worden bestraft.
↑Dat wil zeggen, hij kocht hier een functie,charge, en wel die vanconseiller. De functies in dit parlement konden worden verkregen door deze te erven, of door ze te kopen, de zogenaamdevénalité des charges.
↑P.G. Castex, P. Surer, G. Becker,Histoire de la littérature française, Librairie Hachette, 1974: 395-406