Metz (Franse uitspraak: [mɛs]?,mes) is een stad in het noordoosten vanFrankrijk, de hoofdstad van de voormalige regioLotharingen en van het departementMoselle (57). De stad ligt langs de oever van deMoezel. De gemeente telde 121.695 inwoners op 1 januari 2022.[1]
De stad werd vernoemd naar de Gallische stam derMediomatrices. Ze bouwden hunoppidum aan de samenvloeiing van Moezel enSeilles, op de 183 meter hoge heuvel van Sainte-Croix. Na deRomeinse verovering werd Metz, onder de naam vanDivodorum Mediomatricorum, een van de voornaamste steden vanGallië, met 40.000 inwoners, meer danParijs, en rijk door zijn uitvoer van wijn. De stad kreeg met 1100 meter het langsteaquaduct van het Romeinse Rijk.
Mogelijk was het al in de 3e eeuw eenbisschopszetel. In de provincieBelgica Prima moest het enkelTrier laten voorgaan. De stad werd op 7 april 451 doorAttila geplunderd.
Aan het begin van demiddeleeuwen, in de Frankische tijd, was de naam van de stad Mettis of Metis.[2] Onder deMerovingen was het een hoofdstad van het koninkrijkAustrasië.Arnulf van Metz was er begin 7e eeuw bisschop, en na hem was de dynastie van deArnulfingen er gevestigd. Voor deKarolingen was dit van groot belang: in deSint-Arnoldusabdij werdenKarel de Grotes vrouwHildegard en hun zoonLodewijk de Vrome begraven. Binnen en buiten de stadsmuren van Metz waren er niet minder dan 36 processiekerken, allemaal gebouwd in die periode, waaronder acht benedictijnerkloosters.
In concurrentie met de koninklijke graven verzamelden de bisschoppen van Metz heel wat wereldlijke macht. Ze duiddenpaltsgraven aan en werden uiteindelijk zelf eerst graaf-bisschoppen en danprins-bisschoppen van Metz. Binnen deTrois-Évêchés was het prinsbisdom voornamer danToul enVerdun. In de late middeleeuwen ontworstelde Metz zich aan het gezag van de prins-bisschoppen. Na een eerste tentatieve stap in 1180 werd het tegen 1210 eenvrije rijksstad.[3] In die periode verdriedubbelde de oppervlakte binnen de stadsmuren. De ruim 30.000 inwoners werden oligarchisch bestuurd door zesparaiges. Ze namen de maat van bisschopJan I van Aspremont, die in 1225 het graafschap Metz bij zijn domein had gevoegd. Hij verloor deGuerre des Amis (1231-1234). De stad, toen een van de grootste van het Rijk, bereikte zijn krachtigste bloei onder bisschopJacob van Lotharingen, die alle kerken in recordtijd liet ver- of herbouwen in een homogenegotische stijl.[4] Het startschot was de reconstructie van dekathedraal in 1243.
In 1552 bezette de Franse koningHendrik II dedrie bisschopsstedenMetz,Toul enVerdun.[5] Daarmee gaf hij uitvoering aan hetpact dat hij had gesloten met drie protestantse rijksvorsten die zich verzetten tegenkeizer Karel V. Die reageerde meteen beleg, maar kon de stad niet heroveren. De feitelijke machtswissel betekende niet dat hervormingsgezinden voortaan vrij spel hadden in Metz; integendeel besliste het stadsbestuur in 1525 tot vervolging vanlutherse drukkers en boekhandelaars.[6]
Onder het Franse bestuur van gouverneurs en intendanten verloor de stadsrepubliek aan autonomie, tot ze in 1634 helemaal ten einde kwam.[7] Het jaar voordien had Metz eenparlement gekregen. De inlijving ten nadele van het Heilig Roomse Rijk werdin 1648 definitief erkend. Metz veranderde dan ingarnizoensstad met eencitadel.
In deFrans-Duitse Oorlog van 1870 had Metz een strategische rol. De Franse opperbevelhebberBazaine trok erheen met het Rijnleger, maar raakte ingesloten. Vanuit de vesting Metz zag hij hoe de ontzettingsmachtbij Sedan in de pan werd gehakt. Hij hield het nog vol tot 27 oktober en gaf zich dan met 120.000 manschappen over, wat hem later op een veroordeling wegens verraad kwam te staan. DeVrede van Frankfurt hechtte Metz aan bij hetDuitse keizerrijk. Het was van 1871 tot 1919 hoofdstad van het Duitse districtLotharingen. Na de annexatie bleef de stad groeien, vooral ook omdat veel Duitse immigranten zich er vestigden. Enkele decennia zou de stad een Duitstalige meerderheid hebben. Opvallend zijn de enorme gebouwen in neoromaanse of neogotische stijl die in de Duitse periode werden gebouwd. Ook werd in 1901-1906 eenRing aangelegd op een deel van de gesloopte stadswallen. Sinds deEerste Wereldoorlog hoort Metz weer bij Frankrijk, met uitzondering van de inlijving bijnazi-Duitsland tijdens deTweede Wereldoorlog.
Het Duitse leger bezette Metz een tweede keer op 17 juni 1940, drie dagen nadat het totopen stad was verklaard. In weerwil van decapitulatievoorwaarden die enkele dagen later werden overeengekomen, beschouwden de nazi's de Lorreinen als Duitsers. Op 25 juli werd de grens van 1871 hersteld en op 30 november werd de annexatie van hetdepartement Moselle bij hetDerde Rijk officieel. DeMessins kwamen terecht in derijksgouw Westmark onderJosef Bürckel. Velen dienden alsmalgré-nous in het leger. Wie blijk gaf van onvrede werd uitgezet, terwijl in de andere richting de immigratie vanDeutschstämmigen werd gestimuleerd. Een Amerikaans offensief onderPatton maakte een einde aan de Duitse bezetting. DeSlag om Metz vergde veel van de bevrijders, maar na een drietal maanden strijd konden ze op 22 november 1944 de stad intrekken. De opruiming van de laatste forten duurde nog tot 13 december.
Het historische centrum, dat de wereldoorlogen goed had doorstaan, werd in de decennia daarna zwaar herbouwd.[8] De bombardementen hadden een woningnood gecreëerd die met drastische middelen werd aangepakt. In 1947 trad de 33-jarige burgemeester Raymond Mondon aan, die tot 1970 het gezicht van de stad zou bepalen. Zijn modernistische ingrepen en in mindere mate die van zijn opvolger Jean-Marie Rausch tastten vooral in dejaren '60 en'70 het stadsweefsel aan.[9] Economisch kwam de stad er wel weer bovenop. Er kwam een vliegveld, de Moezel werd gekanaliseerd, autosnelwegen enTGV-verbindingen werden aangelegd. In 1983 ging de Technopôle Metz 2000 van start, een wijk rond diensten, telecommunicatie en onderwijs. De blik werd ook gericht op samenwerking over de grenzen metLuxemburg en hetSaarland. In 2010 opende hetCentre Pompidou-Metz, een museum voormoderne kunst dat afhangt van hetCentre Georges Pompidou.
Sinds 5 oktober 2013 rijdt demettis, twee hoogwaardige buslijnen A en B gereden doordubbelgelede bussen met een een totale afstand van 17,8 kilometer in de gemeentenWoippy en Metz. De bussen hebben hun eigen rijstroken en op de kruispunten hebben ze voorrang met signalering als bij tramwissels. Beide lijnen hebben een gemeenschappelijke traject van 5,4 km lang met tien gemeenschappelijke haltes in de binnenstad.
De gotischekathedraal van Metz werd gebouwd tussen 1243 en 1552. Ze is vooral beroemd voor de hoge gewelven en de grote hoeveelheid gotischeglas-in-loodramen.
DeSaint-Pierre-aux-Nonnains kerk is de oudste nog bestaande kerk van Frankrijk. Ze werd gebouwd tussen 370 en 400.
De romaans-gotischeSaint-Maximin kerk (12e-18e eeuw) heeft vierentwintig ramen metgebrandschilderd glas ontworpen doorJean Cocteau. Het gaat om het laatste meesterwerk van Cocteau: zijn patronen dateren uit 1962, maar werden postuum aangebracht aan het einde van de jaren zestig.
DeSint-Arnoldusabdij is een voormalige benedictijnerabdij (6e eeuw-geplunderd in 1794). In de 19e eeuw werd een militaire school opgericht in de overblijfselen.
FC Metz is de professionele voetbal club van Metz en speelt in hetStade Saint-Symphorien. De club speelt meestal inLigue 1, het hoogste Franse niveau.
Metz is 41 keer etappeplaats geweest in de wielerkoersRonde van Frankrijk. Voorlopig de laatste keer was in 2012. De ItaliaanRaffaele Di Paco won maar liefst drie etappes naar Metz (in 1931, 1932 en 1935).
↑De schrijfwijze was in de Middeleeuwen Mès en werd later Metz.
↑Christoph Brachmann, "Tradition and Innovation: Archbishop Chrodegang (742-66) and the Thirteenth-Century Family of Churches at Metz", in:Journal of the Warburg and Courtauld Institutes, 2000, p. 24-58.DOI:10.2307/751521
↑Gaston Zeller,La Réunion de Metz à la France 1552-1648, Paris,Les Belles Lettres, 2 dln., 1926.
↑Bernard Roussel, "Les premières dissidences religieuses du XVIe siècle à Metz (hiver 1523 / été 1525)", in:Les réformes en Lorraine (1520-1620), ed. Louis Chatelier, 1986, p. 11-45
↑Alain Girardot, "La République messine", in: François-Yves Le Moigne (red.),Histoire de Metz, 1986, p. 137-151
↑Christian Guy, "La destruction du Vieux Metz historique suit son cours" in:Archeologia, 1973, p. 71-76
↑Jean-Claude Berrar,Metz défigurée dans les années 60-70, 2011.ISBN 9782876929098