In hetperiodiek systeem bevinden al deze elementen zich links van de semi-metalen, ofmetalloïden. De metalloïden liggen op een diagonale lijn, vanboor (B) totastaat (At).
Alleen edelmetalen als goud en zilver komen door hun lagechemische reactiviteit in zuiveregedegen vorm in de natuur voor. De meeste andere metalen moeten uit hunmineraal gewonnen worden, bijvoorbeeld ijzer uitijzerhoudende mineralen en koper uitkoperhoudende mineralen; het werk van demetallurgie. Metalen uit de reeksen van de alkalimetalen (zoalsnatrium) en aardalkalimetalen (magnesium) zijn zeer reactief. Deze metalen vormen 1+ en 2+ positief geladenionen die de elektronen uit huns-schillen kwijt zijn. Zouten van deze metalen zijn over het algemeen goedoplosbaar in water, vooral de zouten van alkalimetalen. De ionen vancesium-137 en-135 en vanstrontium-90, die als bijproduct gevormd worden bij hetradioactief verval tijdens de opwekking vankernenergie, verspreiden zich daarom gemakkelijk in het milieu als ze vrijkomen.
Metalen die niet reageren met zuurstof en water en geencorrosie vertonen, noemt demetaalkundeedel.Onedele metalen vertonen corrosie.Zeer onedele metalen als natrium enkalium reageren zelfs heftig met water. In de materiaalkunde (metaalkunde) spelen ze dan ook geen rol.
Een verschijnsel dat bij metalen op kan treden:metaalhaartjes, dit zijn zeer kleine haarvormige uitgroeiingen,monokristallen van bepaalde metalen, zoalstin,zink encadmium.
Eenlegering is een mengsel van metalen. Een legering kan ook wel niet-metalen bevatten. Legeringen worden geproduceerd om aan metalen de gewenste eigenschappen, zoalshardheid ensmeedbaarheid te verschaffen. In debronstijd (± 2000 - 1000 voor Chr.) wist men reeds hoe men van koper een legering kon maken die gemakkelijker te bewerken was door ertin aan toe te voegen. Deze legering heetbrons.
Met uitzondering van edelmetalen worden metalen in de natuur zelden in zuivere vorm gevonden. Zuiver aangetroffen metaal wordt ook welgedegen metaal genoemd. Metalen worden meestalgedolven in de vorm vanertsen, die in demetallurgie worden omgezet in de zuivere metaalvorm. Voorbeelden hiervan zijn de winning van gietijzer uit ijzererts door middel vanhoogovens of de elektrochemische omzetting vanbauxiet inaluminium.
In de metaalhandel wordt onderscheid gemaakt tussen de ferrometalen en non-ferrometalen. IJzer en alle legeringen op basis van ijzer, waarvanstaal de bekendste is, worden ferrometalen genoemd, de overige metalen, zoals aluminium, goud en koper, zijn de non-ferrometalen.
Hoewel veel metalen magnetisch gedrag vertonen, worden er maar een paar soorten direct aangetrokken door een magneet. Dit verschijnsel heetferromagnetisme ("ferro" van ijzer). Het bekendste ferromagnetische metaal isijzer, maar ook metalen alskobalt ennikkel vertonen deze eigenschap.
Metalen hebben zeer veel toepassingen. Onderstaande lijst dient enkel om een indruk te geven van de veelzijdigheid van metalen. Zo worden zij toegepast in:
De metalen die vooraan in groep 1 van hetperiodiek systeem staan zijn zeer onedel: ze reageren zeer gemakkelijk, worden vlotgeoxideerd en komen daardoor ook alleen maar alschemische verbinding in de natuur voor. Natrium en kalium reageren zeer heftig met water onder vorming vanwaterstofgas enwarmte (vaak metbrand tot gevolg), en moeten in hunelementaire toestand bewaard worden onderpetroleum ofminerale olie. De metalen uit groep 1 worden dealkalimetalen genoemd.
De metalen uit groep 2 van het periodiek systeem zijn minderreactief: ze reageren veel minder uitgesproken met water, maar komen ook niet in elementaire vorm voor in de natuur. Voorbeelden zijn:magnesium,calcium,barium enstrontium, waarvan calcium het minst edel uit die reeks is. Deze groep metalen worden aangeduid als deaardalkalimetalen. Ook aluminium is onedel en reageert gemakkelijk met zowel sterke als zwakkezuren enbasen. IJzer is relatief onedel: inzuurstof- enwaterrijke omgevingen wordt ijzer geoxideerd tot overeenkomstigeijzeroxide. Dit verschijnsel staat bekend alsroest.
Metalen kunnen ook halfedel zijn, ze komen soms in de vrije natuur als element voor, maar kunnen ook nog redelijk makkelijk in ionaire toestand over gaan. Enkele voorbeelden van halfedele metalen zijn:koper,lood,nikkel,cadmium,kobalt enzink. Om deze metalen te doen overgaan in oplossing is een sterke (zure) oxidator (zoalszwavelzuur) nodig.
Zeer edele metalen komen meestal in de natuur alselement voor, ze zijn relatief zeldzaam en vormen minder snel een zout. Om edele metalen te doen overgaan in een zout is een zeer sterkeoxidator nodig, zoalsnitrosylchloride inkoningswater. Voorbeelden zijn:zilver,goud enplatina. In deze reeks is zilver het minst en goud het meest edel.
Het edele dan wel onedele karakter van een metaal kan opelektrochemische wijze in verband worden gebracht met diensstandaardelektrodepotentiaal: metalen met een sterk negatieve standaardelektrodepotentiaal, zoals lithium en kalium, worden zeer vlot geoxideerd, terwijl metalen met een positieve standaardelektrodepotentiaal, zoals goud en zilver, veel moeizamer geoxideerd worden.