De dynastie en dan met name de derde heerserAsoka, die zich bekeerde tot hetboeddhisme leeft nog steeds voort in het bewustzijn van het Indiase volk. Het nationale embleem van India, de vier leeuwen, op een ronde steen met onder andere een olifant en een paard, is afkomstig van een zuil van Asoka.
In onderstaande tabel is een overzicht van de Mauryadynastie opgenomen. De opgegeven jaartallen zijn globaal. In diverse bronnen worden verschillende jaartallen opgegeven.
Asoka veroverde meer gebieden en omarmde hetboeddhisme vanuit de Vedische traditie. Onder de heerschappij van Asoka was het rijk het grootst van omvang.
Over Dasaratha is weinig bekend. Hij volgde Asoka op, omdat zijn halfbroer Kunala blind was geworden. Dasaratha werd niet opgevolgd door zijn eigen zoon, maar door Samprati, de zoon van Kunala.
Brihadratha was de laatste heerser. Hij werd vermoord in 185. De macht werd overgenomen door zijn generaal,Pusyamitra Sunga, de grondvester van de Sungadynastie.
Legenda bij deze tijdbalken: op de horizontale as staat de tijd in stappen van 10 jaar. Van boven naar beneden de oudste en de jongste heerser. Hieruit blijkt duidelijk dat de eerste heersers veel langer aan het bewind waren dan de latere.
Het ontstaan van het Mauryarijk viel samen met het overlijden vanAlexander de Grote in323 v.Chr.. Na zijn overlijden viel zijn rijk uiteen, waardoor nieuwe koninkrijken konden ontstaan. In India greepChandragupta Maurya, de grondvester van de Mauryadynastie deze kans aan.
Eerder, in 326 v.Chr., had Alexander de Grote het noordwesten van het Indiase subcontinent veroverd. Hij sloot een alliantie met koningAmbhi vanTaxila. Met diens hulp slaagde Alexander erin koningPoros vanPauravas te onderwerpen. Pauravas was een staat in het oostelijk deel van het huidigePunjab. Porus werd verslagen bij deSlag bij de Hydaspes. Hydaspes is de Griekse naam van de rivierJhelum, die in Pakistan ligt.
Alexander vestigde na deze slag vazalstaten. Hij liet deze leiden door de voormalige koningenAmbhi en Porus, en stichtte verscheidene vestingsplaatsen. Een Griek genaamd Philippus leidde een Macedonisch bezettingsleger. Toen deze vermoord werd, werd hij vervangen door Eudamus.
Alexander wilde verder trekken naar het Oosten, maar zijn troepen weigerden dit. Daarom keerde Alexander terug naarBabylon en schakelde hij zijn troepen ten westen van deIndus weer in. Toen Alexander kort daarna, in323 v.Chr., in Babylon overleed, viel zijn rijk uiteen, waardoor nieuwe koninkrijken konden ontstaan. Een mogelijkheid die in India werd aangegrepen doorChandragupta Maurya.
Chandragupta Maurya werd geholpen door zijnbrahmaanse adviseurKautilya, ook bekend als Chanakya en Vishnugupta. Zij grepen samen rond 321 v.Chr. de macht in het rijkMagadha in het zuiden vanBihar. Volgens de verhalen was Chandragupta eenbuitenechtelijk kind dat door een prins was verwekt bij een vrouw uit een lagerekaste. Snel breidde Chandragupta zijn rijk uit. De bekendste overwinning was in 305 v.Chr. toen hijSeleucus Nicator versloeg, de generaal van Alexander die het oostelijke deel van het rijk tot het zijne had gemaakt. Hierdoor werd zijn rijk uitgebreid tot over deIndus en zelfs tot in het huidigeAfghanistan. Seleucus kreeg hiervoor in ruil 500krijgsolifanten, en de twee heersers sloten een alliantie.
Bindusara was een zoon van Chandragupta. Hij zette de op expansie gerichte strategie van zijn vader voort, en breidde het rijk vooral in zuidelijke richting uit, naar hetHoogland van Dekan en verder.
Asoka was de derde heerser van het Mauryarijk. Zijn regering begon net zoals die van Chandragupta en Bindusara met veroveringen. Acht jaar na het begin van zijn koningschap veroverde hij na een bloedige strijdKalinga, grofweg de huidige staatOdisha. Met deze verovering bereikte het Mauryarijk zijn maximale omvang.
Asoka, terugkijkend op deze campagne, had spijt van het bloedvergieten, en uitte deze spijt inrotsedicten die hij over heel India liet oprichten. Hij voerde geen verdere oorlogen meer, maar legde zich toe op hetboeddhisme en de invoering van een ethische code, gebaseerd op het boeddhisme, dedhamma. Deze code was gebaseerd op kernwaarden zoals tolerantie, geweldloosheid, respect voor meerderen en compassie voor minderen. Asoka investeerde in de oprichting van vrij toegankelijkeziekenhuizen,veterinaire klinieken, badgelegenheden, bronnen en rustplaatsen voor reizigers. Hij verspreidde het boeddhisme niet alleen onder zijn eigen volk, maar zond ook missionarissen naar het buitenland, onder meer naarSri Lanka en het huidigeSyrië.
Vanwege zijn persoonlijke schuldbetuiging en aanhang van geweldloosheid is Asoka een uniek personage in de wereldgeschiedenis. Hij wordt vanwege zijn overtuiging ook tegenwoordig nog gezien als een van de grootste heersers die India ooit gehad heeft. Zijn embleem, een zuil met vier leeuwen, is het officiële symbool van de tegenwoordigerepubliek India.
Na de dood van Asoka bleek de dhamma onvoldoende wortel te hebben geschoten om als bindmiddel voor de samenleving te dienen. Spoedig scheidden diverse provincies zich af van het rijk, en kwamen andere rijken op in het gebied dat onder Asoka door de Mauryadynastie werd geregeerd. Circa 185 v.Chr., slechts zo'n 50 jaar na Asoka's dood, werd de laatste heerserBrihadratha gedood door zijn legerleider, die deSungadynastie stichtte. Tijdens deze dynastie werden boeddhisten vervolgd en werd het hindoeïsme weer de overheersende religie.
DeArthashastra is een beschrijving van het staatsbestel, volgens overlevering geschreven doorKautilya, de belangrijkste adviseur van Chandragupta. In de vorm zoals hij is overgeleverd, stamt het werk uit de eerste eeuwen van onze jaartelling, maar diverse delen stammen vermoedelijk inderdaad uit de Mauryatijd. Wel is het de vraag in hoeverre het boek de werkelijkheid in de Mauryaperiode beschrijft, en in hoeverre het boek slechts het ideaalbeeld van Kautilya of latere bewerkers weerspiegelt. Het is een beschrijving hoe een vorst zijn macht kan behouden en uitbreiden, hoe hij zijn rijkdom kan vergroten en zijn rijk dient te besturen.
Megasthenes was ambassadeur vanSeleucus I bij Chandragupta. Hij beschreef de gebieden die hij bezocht had in zijn boek met als titelIndica. DeIndica zelf is niet bewaard gebleven, maar we kennen er toch grote delen van omdat Megasthenes veel werd geciteerd door latere schrijvers.
Asoka was de eerste Zuid-Aziatische koning die inscripties naliet, in steen gebeitelde teksten die publiek getoond werden. Deze inscripties worden wel deedicten van Asoka genoemd. Door deze inscripties weten wij meer over Asoka dan over zijn voorgangers.Joseph Tiefenthaler was de eerste westerling die resten van de Mauryadynastie aantrof. Hij beschreef rond 1750 deMeerutpilaar inDelhi.
In 1837 ontcijferdeJames Prinsep het schrift waarin deze inscripties geschreven waren. Omdat Asoka zich echter slechts bij titel identificeerde in deze inscripties, duurde het nog geruime tijd voordat ze met zekerheid aan hem konden worden toegeschreven.
Een andere bron is het reisverslag van de Chinese monnikFa Xian, die op bedevaart naar India ging en daarvan een reisverslag naliet. Hij beschreef onder andere het paleis in de hoofdstad. Fa Xian bezocht India echter veel later (399 - 414 na Chr.), dus hij kan alleen de oude monumenten hebben gezien, en de verhalen hebben gehoord.
Het Mauryarijk vond zijn oorsprong in het gebied van het koninkrijkMagadha, dat lag in het oostelijk deel van deIndus-Gangesvlakte. De hoofdstad van het rijk wasPatliputra, bij de huidige stadPatna.
Na de vestiging van het rijk in 322 v.Chr. door Chandragupta Maurya, werd het grondgebied snel uitgebreid naar het westen. Daarbij profiteerde Chandragupta van de terugtrekking van de Griekse en Perzische legers na het overlijden vanAlexander de Grote. Rond 320 was het gehele noordwestelijke deel van het huidige India veroverd.
De maximale omvang bereikte het rijk tijdens de regering van Asoka. Het reikte vanaf de natuurlijke grens van deHimalaya in het noorden tot vrijwel de zuidelijkste punt van het subcontinent. Een klein gedeelte daarvan, in de omgeving vanKalingia bleef onontdekt bebost gebied.
Na de dood van Asoka kwam het rijk snel in verval, en gingen diverse gebieden verloren. Slechts zo'n 50 jaar later was het geheel verdwenen. De laatste Mauryaheerser werd tijdens een militaire parade vermoord door zijn eigenbrahmaanse generaal.
Het Magadharijk
Omvang van het rijk onder Chandragupta rond 320
Omvang van het rijk onder Chandragupta rond 305
Omvang van het rijk bij de dood van Bindusara rond 270
Het grootste deel van de bevolking leefde nog op het platteland, maar de steden ontwikkelden zich in de Mauryatijd. De meeste steden ontstonden als productiecentra, als vestigingsplaats van een van degilden. Buiten het oorspronkelijke kerngebied in de Gangesdelta lagen de steden vaak in groepjes.
Volgens de beschrijvingen in de Arthashastra moest een versterkte stad omringd worden door een aarden wal, die gemaakt was van modder. De aarde moest worden aangestampt door olifanten of stieren. Bij voorkeur had een stad meerdere omwallingen, met grachten daartussen. Liefst moesten de grachten in verbinding staan met een rivier. De wallen werden beplant met doornstruiken en giftige planten. De wallen waren bekroond met eenborstwering ofparapets, en waren voorzien van torens op regelmatige afstanden. De hoofdstadPatliputra zou omringd zijn geweest door drie wallen en zou 64 poorten hebben gehad, die op vaste tijden geopend en gesloten werden.
De straten binnen een stad waren breed, en ongeplaveid, afgezien van een afwateringsgoot in het midden van de straat.
Het bestuurssysteem van de Mauryadynastie was centralistisch. Alle macht lag bij de koning. De koning werd ondersteund door een uitgebreide en goedbetaalde bureaucratie, evenals door een netwerk vanspionnen. Deze agenten moesten de mening van de bevolking peilen, om zo onder meer pogingen tot opstand vroegtijdig te onderkennen. Ook het leger was zeer uitgebreid. Schattingen stellen het leger van Chandragupta op 9000olifanten, 30.000 mancavalerie en 600.000 maninfanterie. Waarschijnlijk zijn deze aantallen overdreven, maar dat het leger zeer groot was, lijkt wel zeker.
Het rijk werd bestuurlijk verdeeld in vier provincies. Uit de edicten van Asoka zijn de namen van de hoofdsteden van deze provincies bekend:
De belangrijkste inkomstenbron van de staat was degrondbelasting. Deze was gesteld op een zesde deel van de landbouwinkomsten. Ook vanuit andere economische activiteiten werd belasting betaald. Zo verkreeg de staat tevens inkomsten uitmijnen, uit monopolies opzout enolie. Daarnaast moesten deshudra's, dat wil zeggen de leden van de laagste kaste, dwangarbeid verrichten.
De interne handel op het subcontinent bloeide in de Mauryatijd. Handelaren profiteerden van de interne eenheid die het grote rijk met zich meebracht, en van een uitbreiding van deinfrastructuur, vooral in de vorm van wegen. De belangrijkste hiervan, de grote koninklijke hoofdweg, strekte zich uit van de noordwestgrens via de hoofdstadPatliputra tot aan de monding van deGanges. Langs deze weg vond men richtingaanwijzers en bomen ter beschutting; waar nodig waren erveren aangelegd. Tijdens de Mauryaperiode werden de maten en gewichten geharmoniseerd, en nam het gebruik vangeld als betaalmiddel toe.
Er werd ook internationale handel gevoerd, met Griekse staten maar ook met Zuidoost-Azië. Het rijk exporteerde zijde en ander textiel, kruiden en levensmiddelen.
De overheidscontrole op de economie was strikt. Het oprichten of verplaatsen van gilden was slechts na overheidstoestemming toegestaan, en voor sommige producten werd de prijs centraal vastgelegd. Uit deArthashastra spreekt een tweeslachtige houding ten opzichte van de handel: aan de ene kant had de regering de welvaart en financiën nodig die hieruit voortvloeiden, aan de andere kant was zij huiverig voor het onafhankelijke machtscentrum dat hieruit kon ontstaan.
Een inscriptie van Asoka op een pilaar. In dit geval is een stuk van de pilaar afgezaagd. De pilaren bestonden oorspronkelijk uit een stuk steen
Elk aspect van het leven in India tijdens de Mauryadynastie werd beheerst doordharma, de "deugdelijke plicht" van de mensen, of de "natuurlijke wetmatigheid". Asoka was derhalve een Dharmamaharadja en de lieveling van de goden.
Er werd geen onderscheid gemaakt tussen wetgeving, religie en ethiek, en het begrip dharma had dan ook betrekking op al deze aspecten van het leven. Het was de taak van de koning om het voor zijn onderdanen mogelijk te maken om volgens dharma te leven.
Dharma is een begrip uit zowel hethindoeïsme, als hetboeddhisme enjaïnisme. Oorspronkelijk moest het dharma bereikt worden door het zwaard. In de vredelievender periode van Asoka bleef het zwaard daarbij achterwege. De vredelievende interpretatie van dharma door Asoka is bekend uit zijninscripties (ook wel edicten genoemd).
De kunst van de Mauryadynastie is op dit moment nog zichtbaar in de nagelatenpilaren met daaropkapitelen, losstaande beelden, in de architectuur van een van de paleizen, destoepa's,vihāra's en in graniet uitgehakte grotten.
Kapiteel met een zittende leeuw op een pilaar inVaishali
Er zijn uit de tijd van Asoka enige tientallen pilaren bekend. De Chinese monnikFa Xian zag er 6, enYang Chwang trof er 15 aan. In de laatste 200 jaar zijn er nog 7 pilaren ontdekt.
De pilaren bestaan uit glad gepolijstzandsteen en zijn allemaal afkomstig uitChunar. De pilaren zijn 10 tot 15 meter hoog, licht conisch van vorm, en zijn gemaakt uit één stuk. Tegenwoordig zijn de pilaren vaak omgevallen of gebroken. De pilaren werden ingegraven in de bodem en werden aan de onderzijde omringd met platte steen of baksteen. Hiermee werden de pilaren overeind gehouden. Het ondergrondse deel was niet gepolijst. De pilaren markeren vaak belangrijke plaatsen die verband houden met het boeddhisme.
Sommige pilaren hebben inscripties, de zogeheten Edicten van Asoka. In de meeste gevallen zijn dat zes edicten; in één geval, in Delhi, staan op de pilaar 7 edicten. De inscripties zijn soms gedateerd, bijvoorbeeld uit het 12e of uit het 20e regeringsjaar van Asoka. Ondanks deze inscripties denkt men dat sommige pilaren stammen uit een periode voor de regering van Asoka. Omdat de pilaren plotseling opkwamen in de geschiedenis, denkt men dat er invloeden vanuit het buitenland een rol speelden, vanuit Iran of vanuit hethellenistische Griekenland.
De kapitelen die op de pilaren staan, bestaan ook uit één stuk steen. Onderaan bestaan de kapitelen uit een omgekeerde, belvormige, lotus, daarop ligt eenabacus die rondom vaak is versierd met bloemmotieven, dieren of vogels. Bovenop staat een groter beeld als bekroning. De overblijvende kapitelen hebben een dier als bekroning, namelijk een leeuw, paard, olifant of stier. De beroemdste hiervan is het kapiteel met drie leeuwen. Afbeeldingen hiervan worden nog steeds gebruikt, bijvoorbeeld op munten.
Er is weinig architectuur overgebleven uit de tijd van de Mauryadynastie, omdat de meeste gebouwen van hout waren. In het paleis in Patliputra zijn opgravingen gedaan. Daarnaast zijn nog enkele kunstmatig gemaakte grotten uit de tijd van de Maurya's overgebleven.
Van het paleis van de Maurya's in Patliputra is weinig meer overgebleven dan de verbrande resten onder het slib vanKumhrar. De opgravingen in Kumhrar laten zien dat het paleis een grote zaal bevatte met ten minste 80 zuilen van 10 meter hoog. De opgravingen lijken erop te duiden dat de zaal drie verdiepingen heeft gehad. Het is niet bekend welke van de eerste drie heersers van de Mauryadynastie dit paleis heeft laten bouwen. De invloed van de Perzen is er echter wel in zichtbaar. De eerste opgravingen zijn gedaan in 1912 -1915, door D.B. Spooner.
De lange traditie van Indiase monniken bestond ook al in de tijd van de Mauryadynastie. De monniken woonden voor de Mauryaperiode vooral in houten onderkomens in de bossen. De heersers waren vanouds hun patronen. Zo lieten ook Asoka en Dasaratha in een periode van 50 jaargrotwoningen in graniet uithakken voor dezeheremieten. Deze grotten hebben een vorm die doet denken aan de eerdere houten onderkomens.
Er zijn op drie locaties grotten overgebleven, die door inscripties of andere aanwijzingen aan de Mauryaheersers worden toegeschreven. In het huidige districtJehanabad bevinden zich de vier grotten in de heuvel vanBarabar, deels met inscripties van Asoka. Hier is onder andere de rijk gedecoreerde grot van Lomas Rishi (Barabar) te vinden, met een gebeeldhouwde ingang. De bovenste van de twee bogen van de ingang is versierd met roosterwerk, de onderste met kunstig gebeeldhouwde olifanten, die eer betuigen.
In de nabijgelegen heuvel vanNagarjuni bevinden zich drie grotten, elk met inscripties vanDasaratha. Tot slot is er één grot inSītāmarhī, uitgehakt in een granieten rots.
De grotten bestaan meestal uit twee vertrekken met gepolijste muren. De eerste kamer na de ingang was bedoeld voor eerbetoon. Het tweede vertrek is meestal kleiner en rond. Daarin stond waarschijnlijk een kleinestoepa. De grotten zijn momenteel helemaal leeg.
Eenstoepa was oorspronkelijk een grafheuvel boven de as van een overledene. De heuvel werd later uitgevoerd in steen en over de relieken van Boeddha gebouwd. Volgens een legende die is overgeleverd doorFa Xian heeft Asoka zeer veel stoepa's gebouwd, namelijk 84000. Dit getal komt overeen met het aantal atomen waaruit de menselijke botten volgens de Indiase gedachten uit die tijd bestaan.
Er zijn echter slechts twee stoepa's waarvan men aanwijzingen heeft dat deze stammen uit de tijd van de Maurya's:
Sanchi, de beroemdste stoepa in India, en opgenomen in deWerelderfgoedlijst van deUNESCO. Asoka is met de bouw van deze stoepa begonnen;
Bharhut, een stoepa van 20 meter in diameter. De stoepa is gemaakt van platte baksteen, met afmetingen 30,4×30,4×8,8 cm. In 1873 was er niet veel meer van over en de interessante resten zijn overgebracht naar een museum inCalcutta.
De kapitelen op de pilaren worden als keizerlijke kunst beschouwd. Daarnaast is er ook volkskunst bekend uit de tijd van de Mauryadynastie. Gevonden zijn een aantal beelden van staande figuren,Yaksha, natuurgeesten of lagere goden die door het volk werden aanbeden.
Mauryabeeldjes, te zien in hetMusée Guimet, Parijs
De cultuur op het Indische subcontinent is al zeer vroeg beïnvloed door contacten met de westerse wereld. Dit begon al met contacten met hetOude Egypte. Zo is deverloren was-techniek waarschijnlijk afgekeken van de Sumeriërs en de Egyptenaren. De directe voorgangers van de Mauryadynastie, als heersers van het land, waren daarbij de Grieken en de Perzen.
Sommige archeologen menen deze invloeden vooral te zien aan het ontwerp van de pilaren van Asoka en de kapitelen daarvan.
Hoewel het Mauryarijk slechts relatief kort bestaan heeft, heeft het een blijvende invloed gehad op de cultuur van India. Doordat voor het eerst vrijwel het gehele subcontinent in een rijk verenigd was, werd de klassieke Indiase beschaving, die tot dan toe beperkt was tot de Gangesvallei, over een veel groter gebied verspreid. Daarnaast hebben de inspanningen van Asoka een grote verspreiding van het boeddhisme zowel binnen als buiten India bewerkstelligd.
Een van de kapitelen van een pilaar van Asoka is nog steeds het symbool voor India. Afbeeldingen van de vier leeuwen worden bijvoorbeeld gebruikt op munten en postzegels.