Massacommunicatie ofopenbare communicatie is een vorm vancommunicatie waarbij grote groepen mensen worden bereikt. Dit impliceert dat de zender of communicator gebruikmaakt van kanalen die een massale duplicatie mogelijk maken.
Massacommunicatie ontstaat als iemand bepaaldeinformatie belangrijk genoeg vindt voor de helegemeenschap, terwijl er ook binnen de gemeenschap zelf voor het onderwerp voldoende belangstelling aanwezig is.[1] De doorbraak van deboekdrukkunst maakte massacommunicatie voor het eerst mogelijk.
Massacommunicatie is het onderzoeksobject van het sociaal-wetenschappelijke vakgebied van decommunicatiewetenschap.
Decommunicatiemiddelen die worden toegepast in massacommunicatie noemt menmassamedia. Dit zijn communicatiemiddelen die het voor een zender mogelijk maken eenboodschap uit te zenden naar een omvangrijk publiek (demassa). Bekende voorbeelden die bestaan sinds de19e en20e eeuw zijn:televisie- enradiostations,websites,kranten enroddelbladen.
Eenmediapersoonlijkheid is iemand die veel in massamedia voorkomt.
De uitvinding van deboekdrukkunst in devijftiende eeuw maakte voor het eerst massale verspreiding van geschreven informatie mogelijk. Deze modernisering van de maatschappij liet haar sporen in politiek, economie en samenleving na.
Aan het begin van de negentiende eeuw richtten uitgevers van kranten zich op de elite die kon lezen en zich kranten kon veroorloven. Als gevolg van een hoge belasting in de vorm van dedagbladzegel waren kranten zeer kostbaar. Steeds meer krantenbedrijven probeerden onder de belasting uit te komen door kranten te drukken die kleiner waren dan waarvoor het zegel gold, de zogenaamde "duo-decimo"- of "lilliputter"-kranten (Adriaan van Bevervoorde) en despectatoriale geschriften van onder andereJustus van Effen.
In 1869 werd hetzegelrecht, onder druk van een publieke bewustwording, afgeschaft waardoor kranten zich nu op de massa konden richten.[2] In die jaren verschenen dan ook verschillende kranten gericht op de massa, zoals "De Standaard" vanAbraham Kuyper enRecht voor Allen vanFerdinand Domela Nieuwenhuis.
Gedurende de 19e eeuw uitte depers ook steeds grotere ontevredenheid met de bestaande beperkingen aan depersvrijheid. Degrondwet van 1814 was dusdanig vaag, dat de toenmalige koningWillem I mogelijkheden had tot persbreidel encensuur waar hij dat nodig achtte. In 1840 trad Willem I af. Zijn troonopvolgerWillem II werd in 1848 liberaal om te voorkomen dat hij afgezet zou worden. Onder druk van een soort massale bewustwording in Nederland werd een wetswijziging doorgevoerd overpersvrijheid. Deze wetswijziging dient nog steeds als basis voor artikel 7 van de huidige Nederlandse Grondwet: "Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet." Door deze wijziging kreeg de pers een toenemende mate van vrijheid.
In de 20ste eeuw kwamen massamedia beschikbaar om boodschappen over te brengen via geluidsdragers en bewegend beeld. Eerst viaFilm enradio, later ook viatelevisie. Deze media zijn zeer geschikt voor het verspreiden vanpropaganda, bijvoorbeeld om een bepaaldeideologie in het bewustzijn van de massa te prenten.
Ook via het lied kunnen boodschappen aan de massa worden overgebracht. In de 1960 en 70er jaren werd hetprotestlied populair. De modernerap kan ook een poging zijn om een boodschap te communiceren naar een bepaalde massa.
Vanaf eind 20ste eeuw kwam hetinternet in opmars, waarbij desociale media een dominante rol gingen spelen. Met de komst van internet werden de massamediainteractief, waarbij de ontvanger van de informatie hierover direct kan communiceren met de bron. Wanneer ook deze interactie door de bron wordt doorgegeven, wordt de massa tegelijkertijd ook zelf deel van bron.

Ook bij massacommunicatie is het klassieke zender-ontvanger model (zie illustratie) van toepassing. Immers, er is altijd sprake van iemand die een boodschap wil overbrengen op een of meer ontvangers. Daarbij zal de zender rekening moeten houden met eventuele ruis die optreedt tijdens de overdracht van de boodschap en ligt de verantwoordelijkheid voor de (gewenste) reactie vooral bij de ontvangers.