Marlon Brando werd geboren in Omaha als zoon van Marlon Brando Sr., een vertegenwoordiger, en Dorothy Pennebaker, een aan alcohol verslaafde amateuractrice met haar eigentoneelvereniging. Ze hielp onder andere een jongeHenry Fonda bij zijn beginnende acteercarrière. Het paar had drie kinderen. Marlons oudste zus, Jocelyn Brando, was een toneelactrice. Hij was van gemengde afkomst:Brits,Iers,Duits enNederlands. De relatie met zijn ouders was uitermate moeilijk. Zijn vader was vaak op de baan voor zijn werk, waarbij hij vaak bars en bordelen bezocht. Allebei zijn ouders hadden een drankverslaving, maar hoezeer hij zijn vader haatte, zoveel hield hij van zijn moeder.
Marlon Brando werd van diverse scholen gestuurd, waaronder de militaire academie Shattuck inMinnesota, waar zijn vader ook naar school was gegaan. Hij nam een baan aan alsgreppelgraver, waarna hij vertrok naarNew York waar hij een jaar langmethod acting aan de Dramatic Workshop vanThe New School studeerde, bijStella Adler. Brando was tevens een van de eerste leden vanThe Actors Studio, een doorElia Kazan enLee Strasberg opgerichte organisatie voor acteurs, regisseurs en toneelschrijvers om de technieken van method acting te onderwijzen en te verbeteren. Brando werd hier onderwezen door Strasberg.
In 1944 maakte Brando zijnBroadwaydebuut als Nels inI Remember Mama. De jaren daarop speelde hij aldaar in verscheidene stukken, waaronderTruckline Café,Candida enBen HechtsA Flag is Born, metPaul Muni in de hoofdrol. Voor zijn rol inTruckline Café werd hij door critici uitgeroepen tot de veelbelovendste acteur van Broadway. Zijn grote doorbraak kwam in 1947 inA Streetcar Named Desire vanTennessee Williams, waarin hij de rol van Stanley Kowalski speelde. Onder leiding van Kazan bracht Brando de rol op een natuurlijke, nonchalante manier, maar met een onderliggende intensiteit en seksualiteit die nog niet eerder gezien was. Het betekende de doorbraak van method acting. De weg opende de deur naar Hollywood, maar Brando weigerde in eerste instantie.
In 1950 maakte Brando zijnfilmdebuut als een verbitterde verlamdeoorlogsveteraan inThe Men vanStanley Kramer. Voor deze rol bracht hij een maand door in de boeg van een veteranenziekenhuis, waar hij ervaringen opdeed met derehabilitatie van mensen met eendwarslaesie. Het jaar daarop speelde hij in de filmversie vanA Streetcar Named Desire, opnieuw onder regie van Kazan. De film was een groot succes en won deOscar voor beste film. Het leverde Brando tevens zijn eerste Oscarnominatie op. Hierna speelde hij de Mexicaanse revolutionairEmiliano Zapata in KazansViva Zapata! (1952), enMarcus Antonius in de filmversie vanShakespearesJulius Caesar (1953). Tussendoor liep hij weg van de set van de Franse filmLe rouge et le noir na onenigheid met de regisseurClaude Autant-Lara. In 1953 speelde hij tevens de leider van een motorbende inThe Wild One, een iconische rol die van hem een voorbeeld zou maken voor een generatie jongeren en waarin voor het eerst motorrijden werd gekoppeld aan leren jassen en een rebelse levensstijl. Naar dit voorbeeld kekenElvis Presley enJames Dean enorm op, die Brando als hun grote voorbeeld beschouwden.
Gedurende de jaren vijftig kwam hij dankzij deze rollen bekend te staan als een groot, rebels talent, die weinig ophad met het glamourleven en openlijk kritiek uitte op Hollywood, de filmindustrie en het sterrendom. Hij werd vier opeenvolgende jaren genomineerd voor deOscar voor beste acteur, voorA Streetcar Named Desire (1951),Viva Zapata! (1952),Julius Caesar (1953) en voor zijn rol van aan lager wal geraakte bokser Terry Malloy inOn the Waterfront (1954). Enkel zijn rol inOn the Waterfront werd bekroond met een Academy Award. Voor de rol in deze film won hij tevens eenNew York Film Critics Award en een prijs op hetFilmfestival van Cannes.
Het duurde echter een poos voor hij weer een hit zou hebben. In de jaren zestig verscheen hij in een reeks van onsuccesvolle films, vaak van mindere kwaliteit. Dit kwam doordat Brando moeite had goede rollen te vinden en hij weigerde samen te werken met een groot aantal regisseurs. Hij begon het decennium met dewesternOne-Eyed Jacks uit 1961, dat hij zelf zou produceren. NadatStanley Kubrick zich terugtrok uit het project nam Brando tevens de regie op zich. Het zou de enige film worden die Brando zou regisseren. De film was een bescheiden succes in de bioscopen maar maakte door de hoge kosten weinig winst.
Het volgende project verliep nog rampzaliger. Brando weigerde de hoofdrol inLawrence of Arabia om te kunnen spelen in deremake vanMutiny on the Bounty (1962). De productie van deze film liep echter flink uit. RegisseurCarol Reed werd ontslagen en vervangen doorLewis Milestone. Brando gedroeg zich onmogelijk op de set: hij negeerde de regisseur volledig, eiste herhaaldelijk veranderingen in het script en nam de regie in eigen handen. De film zou uiteindelijk bijna $20 miljoen kosten, waarvan $1,2 miljoen voor Brando, destijds een recordsalaris voor een mannelijke acteur (Elizabeth Taylor was even daarvoor als eerste actrice de miljoengrens doorbroken voor haar rol inCleopatra). HoewelMutiny on the Bounty een van de bestbezochte films van het jaar werd, wist hij door de hoge kosten geen winst te maken en werd hij beschouwd als een flop. Brando kreeg hierdoor het stempel "Box Office Poison" (vergif voor de kassa) opgedrukt en wist de rest van het decennium geen succesvolle films meer te maken.
In 1972 beleefde hij een comeback met twee zeer diverse rollen. Geheel tegen de wensen vanParamount in gaf regisseurFrancis Ford Coppola hem de rol vanDon Vito Corleone, het hoofd van eenmaffiafamilie, inThe Godfather. Paramount kreeg ongelijk: de film groeide uit tot de bestbezochte film van het jaar en gold zelfs voor een korte tijd als de bestbezochte film aller tijden. Tegenwoordig wordt de film beschouwd als een van de beste Amerikaanse films aller tijden. Brando won tevens zijn tweede Oscar voor de film. Brando weigerde zijn Oscar voorThe Godfather echter, en stuurde in plaats daarvan de onbekende Mexicaans-Indiaanse actriceSacheen Littlefeather naar de uitreiking als protest tegen de manier waaropHollywood de Indianen afspiegelde in films. Datzelfde jaar was hij te zien inLast Tango in Paris vanBernardo Bertolucci. De controversiële film, waarin hij een Amerikaanse weduwnaar speelde die een seksuele relatie aangaat met een jonge Française, kreeg goede recensies en werd eveneens een van de grotere kassuccessen van het jaar. Ook voor deze rol werd hij genomineerd voor de Oscar voor beste acteur.
Na dit succesjaar ging Brando er drie jaar tussenuit, om pas in 1976 terug te keren inThe Missouri Breaks, metJack Nicholson in de andere hoofdrol. In 1979 speelde hij de rol van kolonel Walter Kurtz inApocalypse Now. Hij was erg dik geworden en wilde daarom alleen in het schemerduister worden gefilmd. Hij zou nog veel zwaarder worden, tot hij een gewicht van ongeveer 150 kg zou bereiken. Brando was tegen die tijd het acteren gaan haten, liep van de set weg als iets hem niet beviel, en weigerde voor sommige films zijn rol te leren of het script zelfs maar in te zien. Hij kwam er zelfs openlijk voor uit het liefst zo veel mogelijk geld binnen te halen voor zo min mogelijk werk, als de $3,7 miljoen die hij kreeg voor dertien dagen werk op de set vanSuperman.
Begin jaren tachtig trok Brando zich terug op zijn privé-eilandTetiaroa, ten noorden vanTahiti. In 1989 keerde hij weer terug naar het witte doek met de anti-apartheidsfilmA Dry White Season, waarvoor hij weer een Oscarnominatie kreeg, ditmaal voorbeste mannelijke bijrol. Het jaar daarop parodieerde hij zijn eigen rol inThe Godfather in de komedieThe Freshman, en in 1995 metJohnny Depp enFaye Dunaway inDon Juan DeMarco. De meeste van de films waar hij in de jaren negentig in speelde waren echter van mindere kwaliteit. Het dieptepunt wasThe Island of Dr. Moreau, waarvoor hij eenGolden Raspberry Award voor slechtste mannelijke bijrol kreeg.
In 2001 zou hij eencameo hebben inScary Movie 2, maar moest vanwege gezondheidsproblemen uit de film stappen. De laatste film waarin hij te zien was wasThe Score uit 2001, met naast hemRobert De Niro enEdward Norton in de hoofdrollen. Vlak voor zijn dood had hij nog een stem ingesproken voor de animatiefilmBig Bug Man. Deze film is tot op heden niet verschenen.
Brando was driemaal gehuwd, alle drie de keren met een actrice; van 1957 tot 1959 metAnna Kashfi, van 1960 tot 1962 metMovita Castaneda en van 1962 tot 1972 met de TahitiaanseTarita Teriipaia. De laatste ontmoette hij tijdens de opnames vanMutiny on the Bounty, waarin zij (als Maimiti) het liefje van Brando (als Fletcher Christian) moest spelen. Hij had zestien kinderen, van wie driegeadopteerd en dertien biologische kinderen. Zijn jongste drie kinderen waren verwekt bij zijn huishoudster, Maria Christina Ruiz. Vermoedelijk had hij tevens nog tientallen kinderen van wie zijn vaderschap nooit publiekelijk bekend is gemaakt.
Christian, zijn oudste zoon, schoot in mei 1990 Dag Drollet, de vriend van zijn zwangere halfzusCheyenne, dood. Hij werd veroordeeld tot tien jaar cel. Cheyenne pleegde vijf jaar laterzelfmoord. Zij was toen 25 jaar oud.
Brando was ook te zien in de videoclip van Michael JacksonsYou Rock My World uit 2001.
Als hobby was Brando ook actief als radiozendamateur met de roepletters KE6PZH en FO5GJ.
Zijn beste vriend was acteurWally Cox, met wie hij tijdens zijn studententijd in New York een kamer deelde. Toen Cox onverwachts op 48-jarige leeftijd stierf, nam Brando zijn as over van zijn weduwe, met de belofte om het uit te strooien in zee. In plaats daarvan hield hij de as dertig jaar lang verborgen in zijn kast. Uiteindelijk is zijn as samen met Brando's as verstrooid inDeath Valley.
Marlon Brando tijdens de Civil Rights March in Washington, 28 augustus 1963
Brando was tevens bekend om zijnpolitiek activisme. Hij sprak regelmatig zijn steun uit voorminderheden in de Verenigde Staten, en maakte zich sterk voor hun rechten. Sinds begin jaren zestig kwam hij op voor de rechten vanIndianen, wat uiteindelijk uitmondde in het weigeren van de Oscar in 1972 vanwege de manier waarop Hollywood Indianen toonde in films. Hij was tevens een aanhanger vanMartin Luther King, die hij financieel ondersteunde. In1963 nam hij deel aan deCivil Rights March on Washington, D.C.
In 1994 verscheen zijnautobiografie,Songs My Mother Taught Me.
Brando leed al geruime tijd aanlongfibrose toen hij op 1 juli 2004 in hetUCLA Medical Center te Los Angeles overleed aan longproblemen. Hij leed tevens aanzwaarlijvigheid,hartfalen endiabetes, en recentelijk wasleverkanker bij hem geconstateerd. Brando was tachtig jaar oud. Hij werdgecremeerd en zijn as is op twee plaatsen uitgestrooid, een deel op Tahiti en een deel, samen met de as van Wally Cox, in Death Valley.
Hij liet dertien kinderen na (twee stierven voor hem) en meer dan dertig kleinkinderen. Een van zijn kleinzonen is Versace-modelTuki Brando, de zoon van Cheyenne. Een van zijn kleindochters isCourtney Love, de weduwe vanKurt Cobain.
Brando had twaalf erkende biologische kinderen, van wie acht met zijn vrouwen en vier met onbekende vrouwen. Hij had drie geadopteerde kinderen. Daarnaast zijn er talloze kinderen die hij nooit publiekelijk bekend heeft gemaakt. Onder hen bevindt zich Linda Carroll, een dochter die hij kreeg met schrijfsterPaula Fox. Linda is de moeder van actrice en zangeresCourtney Love.[2]
Tijdens deTweede Wereldoorlog meldde Brando zich vrijwillig aan bij het Amerikaanse leger maar werd afgewezen door een knieblessure die hij had opgelopen tijdens een Americanfootballwedstrijd op de militaire academie Shattuck. Brando werd wel opgeroepen in 1950 voorKoreaanse Oorlog; hij slaagde voor de lichamelijke test maar bij de psychologische test werd hij afgekeurd.
Hij was de eerste mannelijke acteur die meer dan 1 miljoen dollar salaris kreeg. Dat was voor zijn rol in de filmMutiny on the Bounty.
Slipknot citeerde een dakloze man in hun nummer Eyeless met de zin "You can't see california without Marlon Brando's eyes." De man was waarschijnlijk instabiel en gevaarlijk.
De filmSuperman Returns gebruikte digitale effecten en onvertoonde scènes om Brando opnieuw Jor-El te laten spelen hoewel hij al overleden was.