Movatterモバイル変換


[0]ホーム

URL:


Naar inhoud springen
Wikipediade vrije encyclopedie
Zoeken

Markgraafschap Meißen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanafMarkgraafschap Meissen)
Markgrafschaft Meißen
Staat binnen hetHeilige Roomse Rijk
955 – 1423Keurvorstendom Saksen (1423-1485) 
Wapen van Markgraafschap Meißen
Algemene gegevens
HoofdstadMeißen
TalenDuits
Regering
RegeringsvormMarkgraafschap
StaatshoofdMarkgraaf

Hetmarkgraafschap Meißen was een historisch grondgebied ten tijde van hetHeilige Roomse Rijk. Het gebied viel grotendeels samen met de huidige deelstaatSaksen. Het was naastLandsberg een van de twee stamlanden van het Saksische vorstenhuisWettin.

Heersers

[bewerken |brontekst bewerken]

Brokstuk van de Saksische Oostmark

[bewerken |brontekst bewerken]

Volgens verouderde geschiedschrijving zoumarkgraaf Gero tot 946 een uitgestrekt gebied leiden in het oosten van het huidige Duitsland, in opdracht van koningOtto I. Latere geschiedschrijvers stelden dit ter discussie.[1] In 946 werd dit gebied in een aantal markgraafschappen verdeeld. Mogelijk ontstond toen reeds de markMeißen, maar pas in 1046 werd de mark Meissen, gelegen aan de rivier deElbe, vermeld na de dood van markgraafEkkehard II. Van 1046 tot 1067 regeerden er markgraven uit hethuis Weimar-Orlamünde en van 1067 tot 1088 markgraven uit het huis derBrunonen.

Nadat markgraafEkkebert II in 1088 was afgezet, werdHendrik I van Eilenburg markgraaf. Hendrik behoorde tot hethuis Wettin, dat tot 1918 in het bezit van het markgraafschap zou blijven. Hendrik was sinds 1081 markgraaf van deOostmark, die latermarkgraafschap Neder-Lausitz genoemd zou worden.

Na de kinderloze dood van markgraafAlbrecht de Trotse in 1195, verenigdekeizer Hendrik VI het markgraafschap met het rijksbezit om Altenburg. Na de dood van de keizer in 1197 keerde de broer van de laatste markgraaf,Diederik van Meißen, terug van een militaire expeditie onder leiding van deRooms-Katholieke kerk, laterkruistocht genoemd, en nam gebruik en bestuur van het land weer over. Markgraaf Diederik organiseerde het lokale bestuur in voogdijen, waardoor de burggraven veel van hun macht verloren. In 1210 werd de markgraaf beleend met de markLausitz en na het uitsterven van de zijlinie in Groitzsch werden de graafschappenLandsberg,Eilenburg enRochlitz-Groitzsch verworven.

Verenigd met Thüringen

[bewerken |brontekst bewerken]

Na de dood van Diederik in 1221 werd zijn driejarige zoonHendrik markgraaf van Meißen en van de Oostmark. Regent werd zijn oom landgraafLodewijk IV van Thüringen. In 1230 werd de markgraaf meerderjarig en nam hij de regering in handen. Onder zijn bewind bereikte het gebied een omvang die nog niet eerder was opgetreden door de verwerving in 1247 van hetlandgraafschap Thüringen en hetPaltsgraafschap Saksen. Daarbij erfde hij niet het gehele landgraafschap Thüringen: een deel werd afgestaan aanHendrik III van Brabant, waardoor hetlandgraafschap Hessen ontstond. De markgraven waren nu in het bezit van vier rijksvorstendommen: markgraafschap Meißen, Oostmark, landgraafschap Thüringen en paltsgraafschap Saksen.

Het huwelijk van de latere markgraafAlbrecht in 1254 met Margaretha, de dochter vankeizer Frederik II leverde het pandbezit op van het Pleißenland met Altenburg, Zwickau en Chemnitz. Omdat dit pand nooit werd ingelost, betekende dit het einde van de rijkslandenPleißenland,Vogtland enEgerland.

Door delingen werd het gebied in de daarop volgende jaren sterk verzwakt. In 1301 werd deNeder-Lausitz verkocht aan hetaartsbisdom Maagdenburg, waarna deze mark met hetkoninkrijk Bohemen werd verenigd. Na een militaire overwinning in 1307 bij Lucka kwam er een eind aan de neergang van het markgraafschap. In 1310 werd markgraafFrederik I doorkeizer Hendrik VII beloond met het markgraafschap Meißen en het landgraafschap Thüringen en sindsdien deden de keizers geen pogingen meer om de gebieden zelf in handen te krijgen. Na de Vogtlandse Oorlog van 1354 tot 1359 moesten de voogden vanWeida,Gera enPlauen zich aan de markgraaf onderwerpen.

Meissen wordt Saksisch keurvorstendom

[bewerken |brontekst bewerken]

Na het uitsterven van dehertogen vanSaksen-Wittenberg in 1423 droeg koningSigismund als beloning voor steun in deHussitische Oorlogen het hertogdom Saksen-Wittenberg, het paltsgraafschap Saksen, hetgraafschap Brehna en hetburggraafschap Maagdenburg over aan markgraaf Frederik IV. Met het hertogdom is dekeurvorstelijke waardigheid en het rijksvicariaat in een deel van Duitsland verbonden. De markgraaf noemde zich voortaan keurvorstFrederik I van Saksen van hethuis Wettin. In 1482 waren na het uitsterven van de zijtak in Thüringen alle gebieden van hethuis Wettin weer herenigd.

Twee vorstendommen Saksen

[bewerken |brontekst bewerken]

DeDeling van Leipzig in 1485 zou de Saksische landen voorgoed verdelen:

  • Ernst van Saksen kreeg het keurvorstendom met het hertogdom Saksen-Wittenberg en het zuidelijk deel van Thüringen
  • Albrecht kreeg het grootste deel van het markgraafschap Meißen en het noordelijk deel van Thüringen. Dit laatste vorstenhuis wordt de Albertijnse linie genoemd van het Huis Wettin.

Na de nederlaag van de keurvorst in deSchmalkaldische Oorlog in 1547 tegenkeizer Karel V veranderde de verdeling van Saksen ingrijpend. Het keurvorstendom en het hertogdom Saksen-Wittenberg kwamen aan delinie van Albrecht, zodat het oude markgraafschap definitief onderdeel werd van het keurvorstendom Saksen, dat later uitgroeide tot hetkoninkrijk Saksen.

Nijverheid, wetenschap, cultuur

[bewerken |brontekst bewerken]

Tussen 1162 en 1170 liet markgraafOtto II van Meißen aan het riviertje de Münzbach grote stukken land ontbossen en stichtte er landbouwnederzettingen voor hetRooms-Katholiekeklooster Altzella. Toen daar zilvererts werd gevonden, lokte Otto mensen naar het markgraafschap door nieuwe bewonersfeodale vrijheidsrechten te geven, als burger en als mijnwerker. Iedereen kon tegen betaling een vergunning krijgen om zilver te delven, de bergbouwvrijheid. Het zilver dat werd gevonden en bewerkt, mocht alleen worden verkocht aan een bank van de graaf. Hier kwamen erg veel mensen op af en in hun kielzog handelaren, handwerkers als timmerlui, smeden en bakkers, leraren en boeren. Het kleine Christiansdorf ontwikkelde zich in 20 jaar tot een stad op de vrije berg, de stadFreiberg.

Er ontwikkelde zich gewoonterecht voor de stad en voor de mijnwerkbouw, hetius Fribergensis, dat voor het eerst wordt genoemd in 1233 en in 1307 op schrift werd gesteld. Deze vroege plaatselijke wetgeving werd van groot belang voor de hele regio van hetErtsgebergte.

Ook aand de plaatsLeipzig werdenstadrechten verleend en hetmarktrecht, omstreeks 1265, waarna het zich tot een belangrijk handelscentrum ontwikkelde.

Zo haalden de heren van Meißen en later de Keurvorsten van Saksen, heel wat inkomsten uit de mijnbouw en van de steden, de burgers leefden er in relatieve welvaart.

Zie ook

[bewerken |brontekst bewerken]
Bronnen, noten en/of referenties
Overgenomen van "https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Markgraafschap_Meißen&oldid=69052283"
Categorieën:

[8]ページ先頭

©2009-2025 Movatter.jp