Marie-Dominique Chenu (Soisy-sur-Seine,7 februari1895 -11 februari1990) was eenFranskatholiektheoloog enhistoricus die aan de oorsprong stond van deNouvelle Théologie. Hij nam als adviseur deel aan hetTweede Vaticaans Concilie (1962-1965).
Chenu trad in 1913 in bij de orde van deDominicanen. Van 1914 tot 1920 studeerde hijtheologie te Rome. Van 1920 tot 1942 was hij hoogleraar middeleeuwse theologie en inleiding in de theologie aan het dominicaanse studiehuis Le Saulchoir. OokYves Congar doceerde hier. In 1937 publiceerde hij de studieUne école de théologie: Le Saulchoir, waarin hij behalve de opzet van het studieprogramma van Le Saulchoir ook zijn visie op Kerk en theologie presenteerde, in feite het eerste werk van deNouvelle Théologie. In 1942 werd dit boek vanwege de aanklacht vanketterij (neo-modernisme) op deIndex geplaatst doorPaus Pius XII. Van 1931 tot 1936 was Chenu ook directeur van hetInstitut d'études médiévales te Ottawa. In 1947 werd hij professor aan deSorbonne, waar hijmiddeleeuwse geschiedenis doceerde. Vanaf 1953 doceerde hij ook aan hetInstitut Catholique de Paris.
In de jaren vlak na de Tweede Wereldoorlog ondersteunde Chenu de initiatieven voor een beweging vanpriester-arbeiders. In 1942 was het rapportFrance, pays de mission (Frankrijk, missieland) verschenen over de geloofssituatie onder Parijse arbeiders. De beweging van priester-arbeiders probeerde een nieuwe vorm van pastoraat onder arbeiders te realiseren. De beweging werd begin jaren vijftig een halt toegeroepen nadat verschillende onder hen lid waren geworden van (linkse)vakbonden enpolitieke partijen. Een artikel ter theologische fundering van de priester-arbeiders leidde in 1954 opnieuw tot een kerkelijke veroordeling. Chenu wist arbeid op een nieuwe wijze tot een theologisch thema te maken.
Alsmediëvist stond Chenu een wijze van theologiseren voor waarbij men bijvoorbeeld niet enkel de theologie van hetthomisme als bron van de kerkelijke leer bestudeert, maar die vooral in een historische context leert begrijpen. "Het verstaan van de tekenen van de tijd" (Matteüs 16,3) is zijn motto: Kerk en wereld, Kerk en geschiedenis horen bij elkaar en beïnvloeden elkaar. Zo nam hij een eerder evolutionair concept van geloofsleer aan. Tot zijn beroemdste historische studies behorenLa théologie au douzième siècle enLa théologie comme science au treizième siècle, beide uit 1957, en verschillende boeken overThomas van Aquino, elk in meerdere talen vertaald.
Chenu kon als adviseur van de bisschoppen vanMadagaskar deelnemen aan hetTweede Vaticaans Concilie (1962-1965), waar hij met andere jonge theologen, zoals zijn oud-studentEdward Schillebeeckx, grote invloed uitoefende op de totstandkoming van de constituties van ditconcilie, het meest opGaudium et Spes. In de jaren na dit concilie confronteerde Chenu zijn theologische visies met hetmarxisme en debevrijdingstheologie. Dialoog en kritische reflectie zijn verdere kenmerken van zijn theologie. Tot op hoge leeftijd bleef Chenu actief. Hij bleef het gesprek aangaan met jonge, vooral progressieve, theologen. De weerslag van zijn theologisch denken is neergelegd in een groot aantal boeken en artikelen die raken aan vele aspecten van kerk, geloof en theologie.